Meditatie
Goede, troostrijke woorden
Zacharia 1 vs. 12 en 13. Toen antwoordde de Engel des Heeren en zeide: „Heere der heirscharen! hoe lang zult Gij U niet ontfermen over Jeruzalem en over de steden van Juda, op welke Gij gram geweest zijt, deze zeventig jaren ? En de Heere antwoordde den Engel goede woorden, troostelijke woorden.
Bovenstaand woord is ontleend aan het eerste nachtgezicht van den profeet Zacharia.
In dat nachtgezicht wordt de Israëlietische gemeente, die uit de Ballingschap in het Heilige Land was teruggekeerd, vergeleken, met een mirtenbosch.
Meer was die gemeente niet en meer zal Gods Kerk op aarde ook nimmer zijn. Haar beeld, is inderdaad de nederige mirt. De mirt is immers een bescheiden heester, die niet groeit op de hoogten der bergen, maar in de diepte.
Maar op haar tijd — en dat is Gods tijd — draagt ze een witte bloesempracht en verspreidt ze een lieflijke geur. Vooral voor het Israël Gods, dat na de Ballingschap was wedergekeerd naar het eigen land, was dit beeld van de mirt ten volle van toepassing.
Want immers, het was maar een klein getal, dat onder Zerubbabel, den vorst, en Jozua, den hoogepriester, was teruggekeerd. Wat was dit getal in vergelijking met de heidenen, die hen omringden ? En daarbij, stad en tempel lagen geheel in puin!
Maar ook de gemeente des Heeren van onzen dag is niet meer dan zulk een mirtenbosch.
Ook haar getal is klein, vergeleken met de groote massa der naamchristenen en dergenen, die operrlijk met God en Zijn Woord hebben gebroken.
Het zijn ook niet vele edelen en machtigen, die de knieën voor Christus buigen. Maar toch, zooals de mirte op haar tijd een heerlijke geur verspreidt, zoo moet het ook zijn met de gemeente van Christus. En in den bloeitijd is het ook zoo !
Dan stijgt de reuk der gebeden en der dankzeggingen op uit het mirtebosch der gemeente.
Dan waait de geur des geloofs u tegemoet ! Dan wordt uw oog door haar witte bloesems bekoord!
Toch is dit niet de eenige glorie van Gods gemeente. Neen, de profeet Zacharia zag namelijk in zijn visioen een man, rijdend op een rood paard, staande tusschen de mirten in de diepte. Achter dien man waren roode, bruine en witte paarden. Drie groepen dus; drie legerscharen van Engelen, die door God waren uitgezonden om het land te doorwandelen.
Het land — dat is de wereld. Ze moesten de wereld doortrekken om waar te nemen, wat er in de groote volkerenwereld gebeurde.
Er was voor het kleine Israël alleen heil te verwachten, wanneer de groote wereldmachten in beweging kwamen en elkander vernietigden.
En zie, in het mirtenbosch, — daar is nu het ontmoetingspunt van die hemelsche -heirscharen.
Vraagt ge, waarom daar het brandpunt is ? Alleen omdat daar de Engel des Heeren, de Zone Gods, is.
Hij wil wonen in het midden Zijner gemeente.
Zooals Hij onder Israël woonde in de lichtwolk der heerlijkheid tusschen de cherubim boven 't gouden verzoendeksel, zóó woont Hij nog in het midden van Zijn gemeente in de diepte.
Hij verliest niemand der Zijnen uit het oog. Meer dan dat —onze tekst zegt het zoo beerlijk — de Zone Gods blijft in haar midden ook als de biddende Hoogepriester.
Let maar op hetgeen daar staat in het tekstverband.
Het is geen bemoedigend bericht, dat de Engelen brengen, want de geheele wereld zit en is stil.
De groote wereldmachten bestrijden elkander niet en zullen dus al hun krachten tegen Israël samentrekken.
Zal er dan nooit een einde komen aan het lijden van Gods gemeente ? Zal de tempel dan nooit herbouwd kunnen worden en zal de heilige stad dan altijd een ruïne blijven ?
Zal Gods toorn dan eeuwig rooken ? Hoor, daar stijgt een gebed op! Het is het gebed van den Zone Gods, die daar staat in het mirtenbosch.
Het is een gebed van den Christus Gods. Een gebed van den grooten Voorspraak bij den Vader. Een gebed voor dat nietige mirtenbosch, voor de in zichzelf zoo machtelooze en kleine, nietige gemeente. Hij roept den Vader aan en bidt:
„Heere der heirscharen! hoe lang zult Gij U niet ontfermen over Jeruzalem en over de steden van Juda, op welke Giji gram geweest zijt deze zeventig jaren? "
Hoort gij wel, hoe Hij den Vader aanspreekt als Heere der heirscharen ?
En wat zijn de heirscharen van aardsche vijanden en van duivelsche machten tegenover den grooten God en Zijn geduchte legerscharen van heilige Engelen ?
Maar er is nog iets anders in dit gebed, dat onze aandacht vraagt. Deze Goddelijke Voorspraak spreekt het in Zijn gebed uit, dat de straf volkomen verdiend was. Christus spreekt het uit in dit gebed, dat het Gods heilig recht was om de zonden van dit volk te straffen.
God had aan dat volk geen onrecht gedaan door het zeventig jaar in ballingschap te doen zuchten.
Die erkenning van het heilig recht Gods, die ge hier bij den Engel des Heeren. beluistert, is ook de belijdenis van Gods gemeente. Elk, die deel uitmaakt van deze gemeente, belijdt het immers, dat God geen onrecht zou gedaan hebben, als Hij hem had overgelaten aan het goeddunken van het eigen booze hart en hem voor eeuwig had verstooten.
En dat is niet slechts de belijdenis van den zondaar, die voor het eerst door Gods Geest wordt ontdekt aan zijn zonden, maar dat is ook de belijdenis van een ieder die weer leert zien, hoe hij; na ontvangen genade opnieuw van God is afgedwaald en gewandeld heeft op de kromme paden der zonde.
Als God dan Zijn afgedwaald kind weer laat zien, hoe het eens feest was in zijn leven en de altaren rookten en door de genade van den Heiligen Geest de gebeden als wierook opklommen ten hemel en hoe daar nu de stem des gebeds is verstomd en geen lofzang meer wordt gehoord, omdat de zonde de overhand heeft genomen — dan wordt erkend dat de roede en de ballingschap dubbel verdiend zijn. Maar Gode zij dank, Gods kind mag soms bezig zijn, als hij zou kunnen, de koorden der genade door te snijden, waarmede God uit den hemel zijn ziel heeft omwonden, en alles mag daarbinnen zijn geworden tot een troostelooze ruïne — zoodra hem dat weer tot leed is en tot schuld, mag de rijke troost van onzen tekst hem vertroosten; dat hij nochtans een Voorspraak heeft bij den Vader, namelijk Jezus Christus, den Rechtvaardige. Denk maar aan het eigen woord van Christus tot Simon Petrus en de andere discipelen: „Simon, Simon, zie, de Satan heeft ulieden zeer begeerd te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude".
Zoo stijgt hier ook uit het mirtenbosch de machtige voorbede op van den Christus Gods.
En nu lees ik in onzen tekst: En de Heere antwoordde den Engel goede woorden, troostelijke woorden.
Die woorden waren voor Gods gemeente, voor Jeruzalem, bestemd. In het vervolg kunt ge dan lezen, wat die troostelijke, goede woorden waren.
Daar leest ge, dat de Heere met een jaloersche liefde waakte over de heilige stad en over het teruggekeerde volk, zooals een man ijvert over zijn vrouw.
Daar leest ge, dat de Heere maar een weinig toornig over hen was geweest en temidden van Zijn toorn des ontfermens gedacht.
Daar leest ge, dat de Heere Jeruzalem nog zou verkiezen, ondanks de zonden, die het had bedreven. Is dat geen rijke, troost voor het bekommerde hart ?
Is dat geen rijke troost voor de ziel, die zichzelve moest aanklagen voor God vanwege haar afdwaling en zonde ? Lezer of lezeres, grijp niet naar dien troost, als de zonde u niet waarlijk benauwt, als er geen smart is in uw hart, want waar de Heilige Geest Zijn werk verricht, daar is geen vrede meer met uw verkeerden wandel.
Maar als uw ziel onder schuld gaat gebogen en het grauwe puin en het uitgedoofde altaar u tot leed zijn geworden — dan is daar de voorbede van den Christus Gods : „Hoe lang, o Heere der heirscharen, zult Gij U niet ontfermen over dezen zondaar, op wien Gij gram zijt geweest al dezen tijd? "
En de Heere zal u antwoorden de goede troostelijke woorden van Zijn ontfermende liefde, die in eeuwigheid is over allen, die Hem vreezen.
(Bennekom)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1947
De Waarheidsvriend | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1947
De Waarheidsvriend | 6 Pagina's