Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samuël, een zoon der Wet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samuël, een zoon der Wet

FEUILLETON

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN VERHAAL UIT HET HEDENDAAGSE PALESTINA

59)

Tegen het eind van September viel Samuel's dertiende geboortedag, en de daarop volgende Sabbat werd in de hulpsjoel van Baitjisrael, namelijk de grootste kamer van 't nieuwe huis, dat de moechtar Nathans voor zichzelf gebouwd had, gebruikt, om de krachtig ontwikkelde en goed onderlegde jongen de wijding als ,,Zoon der Wet" te doen ontvangen. Tot nu toe was hij vrij geweest van de mogeilijkheid van zondigen. Sinaï Tulpenbloesem had de zonden van zijn pleegzoon als zijn eigene moeten meedragen. Eerst nu nam Samuel zelf de verantwoordelijkheid voor zijn wandel over en mocht voortaan gebedsmantel en gebedsriemen dragen als elk volwassene. Dagenlang had hij zich in het geheim door bidden en vasten voorbereid en tegelijkertijd in schijn kwajongensstreken en kinderlijke dingen uitgespookt, om voor de nuchtere blik van zijn pleegvader niet een dweper te schijnen.

Toen hij nu de ruime zaal binnentrad, was hij bang voor zoveel ogenparen, zoveel verstandige koppen en voor het rumoer van al die stemmen. Tulpenbloesem fluisterde hem toe: „Niet bang zijn", en bracht hem naar zijn plaats. Het psalmenzeggen begon, op die oeroude maar-al doorlopende melodie, die binnen een kwart nog zoveel klankschoonheid met zich meebrengt, ingezet door de voorbidder, en door de vergadering overgenomen. Op de diepklinkende klinkers wiegen zich de krachtige stemnien der mannen. Toen werd Samuel voorgeroepen. Nauwelijks zichzelf meester, ging hij de reien der biddenden door en trad voor het wetboek, dat hier de plaats innam van de rol, die nog geschreven moest worden. Stokkend sprak hij de eerste zegenspreuk uit, de voorbidder vulde aan, waar hij tekort schoot. Daarna mocht hij weer naast zijn pleegvader gaan zitten. Na de tweede zegen zei deze luid : „Geprezen zij Hij, die mij van mijn venantwoordelijkheid voor deze zoon heeft bevrijd !" Maar daar Samuel uitstekend Hebreeuws lezen kon, riep tenslotte de voorbidder hem nog eens als laatsten maphtir naar voren en moest hij het voor die Sabbat bepaalde gedeelte uit de profeten hardop voorlezen. Ten laatste werd ook over hem de zegen uitgesproken.

Suze had met de andere vrouwen op een verhoogde en afzonderlijke plaats gezeten. Samuel wachtte haar bij de ingang op. Terwijl hij daar stond met de sporen van tranen nog op zijn wangen en handdrukken in ontvangst nam, drong plotseling Fanuël Lemberger, van wiens thuiskomst en aanwezigheid hij niets had geweten, met gebaren vol spot hem voorbij. Fanuël had indertijd zelf de zegenwensen in het Duits van een leitje moeten voorlezen, omdat hij niet in staat was geweest, ze in het Hebreeuws uit zijn hoofd te leren. En toch boog hij zich naar Samuel's oor en luisterde : „Dat wordt niks met jou, joggie, huichelaar ! Zeven keer kan iemand als ik, jou in zijn zak steken ! Dat zal je binnenkort zien —".

Ondanks zijn weke gemoedsstemming kreeg Samuel een blos van spijt. "Je zult mij nooit klein krijigen, en ook niemand anders, die ik helpen kan, hoor. Ik ken jou wel, maar jij kent mij nog niet". De spijt riep een donkere fluweel-glans in zijn ogen met de grote wimpers, en toen Fanuël's broertje, Chaim, dat met andere kinderen aan de uitgang gewacht had, bewonderend vroeg : " Wat ga jij nu beginnen ? Een zaak aan huis, of ga je met negotie langs de huizen ? " kreeg hij heel geen antwoord. De potige knaap met de lange, langs zijn lijf slingerende armen, schoof verder, en nu danste Mannia met een rood gezichtje voor Samuel. Zij kon er niet goed bij, maar zij deed een prongetje om haar vrind te zien, en er stonden wel honderd gelukwensen op haar gezichtje te lezen. Haar vader, de kleermaker Zalig, sloeg vriendschappelijk met zijn hand op Samuel's schouder, maar toen moest hij zich tot zijn eigen kinderen wenden, wier hoofdjes zich onder zijn handen drongen, omdat zij door hem gezegend wilden worden. Laatst van allen kwamen zijn pleegouders naar buiten en met hen ging Samuel nu huiswaarts.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

Samuël, een zoon der Wet

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's