Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Het vastmaken van Uwe Roeping en Uwe Verkiezing

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

2 Petrus 1vers 10 Daarom, hroeders, benaarstigt u te meer om uwe roeping en verkiezing vast te maken, want dat doende zult gij nimmermeer struikelen.

Er moet heel wat geleerd worden op de leerschool van Jezus Christus. Bij zelfonderzoek zien wij, dat Paulus het juist had, toen hij als zijn overtuiging uitsprak, dat zolang wij op aarde zijn, het zal blijven een ten dele kennen en een ten dele profeteren.

Het is niet alles goud, wat er blinkt. Niet elke klacht is uiting van een verbroken hart.

Niet elke geloofsopenbaring draagt het keurmerk des Heiligen Geestes. Het scheuren der klederen is lang niet altijd het kenteken van een hart, verscheurd door de droefheid over de zonden, tegen een liefderijk God bedreven.

Soms mag het kind des Heeren vertoeven op de bergtoppen der liefelijke bergen, waar Gods tegenwoordigheid in rijke mate wordt ervaren.

Dan komt het goud der genade heerlijk openbaar in een Job, die de verzekerde woorden uitsprak : „Ik weet, mijn. Verlosser leeft!"

Het edele goud geeft dan een zachte gele glans, en toch kan ook dit geloof het niet verder brengen als 18 karaats. Immers dat wil zeggen, dat driekwart deel goud is en één kwart deel is van een andere substantie. Als alles goud is, dan spreken wij van 24 karaats.

Alzoo is bij eik kind des Heeren, hoe hoog het geloof ook klimt, een menselijk deel. Vlees en geest voeren een verbeten strijd om de heerschappij.

De vrees is niet ongegrond, dat deze strijd in Gods gemeente verflauwt. Het is daarom, dat Petrus met ernst aanspoort zich te oefenen in een leven der godzaligheid, dat wil zeggen „vol van God".

"Benaarstigt u te meer''.

Een goddelijke aansporing.

Petrus ziet een gemeente voor zich met tal van voorrechten beweldadigd. Zij heeft een dierbaar geloof verkregen, waardoor Christus haar eigendom werd. Hierin verkrijgt zij zekerheid van haar rechtvaardigmaking. Dit dienbaar geloof heeft houvast aan de grootste en dierbaarste beloften. Gezegende gemeente, die leeft in de gemeenschap met Christus.

Christus krijgt gestaltenis in de Zijnen.

Dientengevolge is het leven vol van God. Zulk een gemeente wordt niet ledig en onvruchtbaar gelaten in de kennis van onze Heere Jezus Christus. Petrus is er zelf zó vervuld van, dat hij een gemeente tekent vol van de deugden Gods. Hij ziet in haar : geloof, deugd, kennis, matigheid, lijdzaamheid, godzaligheid, broederlijke liefde en liefde jegens allen.

Zulk een heerlijke Kerk moet het ideaal zijn, waarnaar ieder kind des Heeren heeft te streven. Geloven is blijdschap in 's Heeren dienst.

Hoe anders is het in werkelijkheid. Is er een dierbaar geloof ?

Het gaat de Kerk als die zieke, die naast zijn bed een tafel heeft staan, beladen met de heerlijkste vruchten. Doch er ontbreekt de lust tot eten. De Kerk is ziek, dodelijk krank. Zij heeft geen nut van die grootste en dierbare beloften. Door lauwheid en laksheid is het geestelijk leven aan het kwijnen gegaan.

Helaas, dit is de verdorven staat des mensen, die het leven der gelovigen verdonkert.

En dan tekent ons Petrus een blinde, van verre niet ziende.

Zijl zien alleen dichtbij. Er is geen oog voor de rijkdom van Gods genade. Zij léven in hun enge kring. De wereld van hun hart, de wereld van hun alledaagse leven zijn een hinderpaal om Gods genade te zien.

Zij leven in een huis met beslagen vensters en daarom vergeten zij de reiniging hunner vorige zonden. Dit mag zo niet blijven. Zij moeten leren leven uit Gods beloften. Dit kan hen troosten, hun hart opheffen uit de diepten der wereld naar de bergtoppen van Gods heerlijkheid.

Zó kan het niet blijven. Het moet anders worden.

Benaarstigt u met grote ijver in een werkzaam leven. Er is nodig een biddend gebed, een gelovend geloven. Er is nodig Gods Heilige Geest.

Mijn lezer. Kent gij al de genade van de onrust ? In onze oppervlakkige tijd is meer dan ooit nodig zelfkennis. Gij hebt nodig onrust, gevoel van uw schuld. Het gemis drijve u naar het ijverig begeren van Christus te bezitten als uw eigendom, naar de zekerheid van de staat van uw ziel.

„Om uwe roeping en verkiezing vast te maken". 

Onder de roeping Gods verstaan wij de talrijke roepstemmen. Som ze alle maar op, van uw kinderjaren tot nu toe. Hoe vaak hebt gij niet onder de prediking des Woords gezeten. Gij leest uw bijbel in uw huisgezin ?

Hoevele malen sprak dit Woord niet tot u, duizende malen. Denkt aan uw schooljaren, aan uw jeugdjaren. God sprak tot u door uw geweten.

Het zal tegen u getuigen, zo gij u niet bekeert.

Doch de omkering kwam. De roepstemmen lieten u niet ledig en onvruchtbaar.

De Heilige Geest werkte onwederstandelijk. Het Woord Gods werd een reuke des levens ten leven.

Een ziekbed werd een instrument Gods tot uw behoud. Een sterfbed van één der uwen greep u aan. Het ging u als de oude profeet Samuel bij Eli te Silo.

Gij kwaamt tot de ontdekking, dat God u riep, dag in, dag uit. En nu, achterwaarts gezien, maakt uw roeping vast. Gods roepstemmen waren krachtvol. Gij kunt er niet koud en gevoelloos onder blijven.

Uw levensweg overziende, wordt het u duidelijk dat de Heere u al geroepen heeft toen gij de Heere nog niet kendet.

Het wordt u duidelijk, dat de Heere u geroepen heeft. En dit geeft u weer deze zekerheid), dat gij een verkoren vat zijt om 's Heeren naam te dragen. Wat heeft de Heere over tot redding! van een zondaar ! De bewustheid, van God geroepen te zijn, geeft u voorts zekerheid, dat uw naam geschreven staat in het boek des Levens, naast de Tyriër, de Moor, die in de Godsstad geboren zijn.

Het woord uitverkiezing is voor velen een rotssteen der ergernis. Men valt er over. Zij, die ze hun hemel willen opbouwen door een deugdenleer, vallen over deze steen. Men wil niets weten van vrije genade. God wat helpen en ik wat doen, en wij zijn er. Het geloof wordt dan een kunstmatige geestdrift, waarin meer drift als geest te vinden is.

Voor het kind des Heeren is de uitverkiezing het hart der Kerk.

Paulus zocht God niet, maar net andersom. De weg van Damascus is onvergetelijk voor de apostel. De gouden keten des heils met haar schakels begint boven.

De verkiezing vast maken — is een eigenaardige uitdrukking. De uitverkiezing is alles vastheid, zekerheid, dat niemand Gods kinderen uit Zijn band kan rukken. Het ligt vast in Hem, het is onmogelijk, dat een verkorene verloren gaat.

Voor de gelovige zoekt Petrus nu een weg om de verkiezing vast te maken. Juist in dagen van twijfel, van bestrijding door de aanklager der broederen, heeft het zwakke nodig houvast te krijgen.

Juist bij storm zal het de schipper als muziek in de oren klinken als hij hoort het geruis van de ketting, waarmede het schip aan het anker verbonden is. Zo ligt het schip vast door anker en ankerketting in de woelende golven der zee.

Hoort gij dat geruis? Dan moogt gij weer moed grijpen, een geroepene, een verkorene te zijn. Gij ziet uw naam geschreven in het register voor Gods troon. Niemand zal u uit Gods hand rukken! Gij staat in Gods handpalmen gegraveerd.

Paulus jubelt het uit: „Want die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de eerstgeborene zij onder vele broederen".

En die Hij tevoren verordineerd heeft, die heeft Hij ook geroepen, en die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd, en die Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft Hij ook verheerlijkt.

De heilsketen begint in de hemel en keert weder naar de hemel.

Zo krijgt de gelovige grond onder de voeten, waarop hij staan kan.

Want dat doende, zult gij nimmermeer struikelen.

Het is een overweldigend slot, waarmede Petrus eindigt. Hij ontsluit hemelpoorten voor de wankelende zondaar.

Dit doende, is natuurlijk niet een werk van eigen akker. De boom leeft door de wortel uit de bron en draagt dan vruchten. Alzo leven zij uit een ander leven. Een doen is een leven uit Christus, is een werkzaam leven, een wandelen met God.

De rank leeft uit de wijnstok, trekt zijn sappen op en vormt druiven. Vers 11 zegt: „Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden, de ingang in het eeuwig koninkrijk van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus.

Hoe zalig is het volk, dat het geklank kent! Zij leven dicht bij de hemel. De boom wordt aan zijn vruchten gekend.

Maar het slot is raadselachtig. Hoe kan Petrus nu zeggen, dat Gods kinderen nimmermeer struikelen. Immers Jacobus zegt: Wij struikelen allen in vele, en Psalm 38 klaagt:

Want, o Heer, ik ben aan 't hinken en tot zinken ieder ogenblik gereed.

Wij zijn struikelaars. Dit raadsel is reeds opgelost door het feit, dat er geen afval der Heiligen is. Gij kunt wel struikelen, maar er is altijd weer een opstaan. Wel een zinken, maar niet verdrinken! Straks, in de hemel, zal niemand meer struikelen. Aldaar is geen satan, geen ongeloof, geen enkele zonde. De gedachte is nog rijker. Petrus echter spreekt niet van de hemel, maar van deze kant van het graf.

Gij zegt :  dit is onmogelijk : nimmermeer struikelen.

Niet aldus : Gods bewarende hand is zo sterk, dat gij voor zonden bewaard wordt. En als gij eens valt, dan is het ook: nimmermeer struikelen. Door Zijn genade worden alle zonden bedekt, ja, geheel weggenomen. Immers, waar de zonde termeerder wordt, wordt de genade te overvloediger.

Heerlijk, te weten, dat gij gereinigd zijt van alle zonden. Het zal zó zijn, alsof gij nooit geen zonden gedaan hebt.

Dat nauwe pad wordt dan zo breed, zo makkelijk, daar de Heere dan ruimte heeft gemaakt. Dit is het heerlijk slot, waarin Petrus eindigt.

Mijn lezer : Benaarstigt u. Er zij geen stilstand in uw geloofsleven. Stilstand is achteruitgang. Vooruit moet gij. Strijdt de goede strijd des geloofs!

En leeft gij alleen voor de aarde ? Hebt ge daar uw hart op gezet : vergeet dan niet, dat er één ding nodig is.

Strijde; voor dat éne, die parel van grote waarde.

Benaarstigt u temeer. Dit is de weg, wandelt in dezelve.

Gods Heilige Geest geleide u door de woestijin naar Kanaan. Zó is het einde goed.

God deed Zijn volk met wisse treden. Daar niemmd struikeld' in zijn schreden.

Met zilver en met goud belaan. Blijmoedig uit Egypte gaan.

(Veenendaal)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's