Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Plaatsbekleding

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want uW Knecht is voor deze jongeling Borg hij mijn vader. Genesis 44 VERS 32

Reeds waren Jacobs zonen naar Egypte geweest om koren te kopen. Het bezoek aan Egypte was alles behalve aangenaam verlopen. Zij maakten daar kennis met een buitenmate hardvochtig man. Allen hadden zij drie dagen in bewaring gezeten. En het slot was, dat zij weer konden vertrekken naar hun vader, met achterlating van Simeon. Tegelijkertijd ontvingen zij opdracht, een volgend keer hun jongste broeder, Benjamin, in hun gezelschap te hebben, ten bewijze, dat zij geen verspieders waren.

Welk een thuiskomst! De oude vader Jacob was ten hoogste ontdaan over de mededeling zijner kinderen.

Wanneer de tijd aanbreekt van een hernieuwde reis naar het land, waar volop koren te verkrijgen is, weten zij na lang spreken hun vader tot toestemming te bewegen, opdat Benjamin als bewijs zal dienen, dat zij geen onwaarheid hebben gesproken. En de harde onderkoning van Egypte schijnt voldaan.

Maar helaas! Jozef gaf last dat zijn zilveren beker in de korenzak van Benjamin moest worden gedaan. En wanneer Jacobs zonen nauwelijks de terugweg hebben aanvaard, worden zij door de overste van Jozefs huis achterhaald en beschuldigd van diefstal. Bij het ingestelde onderzoek wordt de beker in Benjamins zak gevonden. Jacobs zonen staan als aan de grond genageld. Hoe is dat mogelijk?

Zij keren terug. Wanneer zij in het huis van Jozef komen, vallen zij voor zijn aangezicht ter aarde. Jozef veinst toorn.

Dan neemt Juda het woord, want Jozef wil Benjamin als slaaf in Egypte houden. En dat wil Juda, zo mogelijk voorkomen. Hij treedt voor Benjamin in de bres, beschrijft de aangrijpende droefheid zijns vaders, dien het zeer zeker de dood bespoedigen zal, en zegt: „want uw knecht is voor deze jongeling borg bij mijn vader''. Juda wil in de plaats van Benjamin dan slaaf van Jozef zijn.

Want uw knecht is voor deze jongeling borg bij mijn vader.

Welk een schitterend pleidooi houdt Juda hier voor Benjamin en hoe trilt in zijn stem de kinderlijke liefde voor zijn ouden vader Jacob. Het is in Juda's woorden aan te horen, dat Gods genade zich in hem niet onbetuigd heefit gelaten, wat ongetwijfeld door Jozef dan ook wordt opgemerkt.

Een schoon woord, waarin Juda zich aanbiedt als plaatsvervanger voor Benjamin. En Juda laat het niet alleen bij woorden. Hij bewijst met de daad dat hij het meent. Hij biedt zich aan om in de plaats van Benjamin als slaaf Jozef te dienen. Wat hij tegenover zijn vader had uitgesproken, komt hij na. „Ik zal borg voor hem zijn, van mijn hand zult gij hem eisen", zo had Juda gesproken tot vader Jacob.

Juda stelt zich tot een borg.

Juda wil in Benjamins plaats gaan staan.

Ziehier de plaatsbekleding.

Juda is een type van de Christus.

Wat wij hier in Juda aanschouwen, komt in alles overtreffende liefde tot uiting in de Heere Jezus Christus, de Borg en Zaligmaker van zondaren.

Meer dan Juda is Christus.

Want immers, Hij treedt in de plaats van al Zijn schuldig volk. Dat volk, dat banden en dood verdiend heeft, wil Hij bevrijden, door in de plaats van dat volk Zich te laten gevangen nemen, ja zelfs door de dood in te gaan.

O ja, van eeuwigheid heefit Hij Zich bij de Vader borg gesteld voor al degenen, die Hem van de Vader gegeven zijn en die zeer zeker onder hun schuld anders voor eeuwig zouden omkomen.

Hij is de plaatsbekledende Borg, die voor de schuld.van de Zijnen betaalde, zodat zij vrijuit konden gaan.

Dat was Zijn ingaan in ons zondige vlees.

Dat was Zijn ingaan in de armoede der Zijnen.

Dat was Zijn ingaan in de dood.

En daar er geen andere weg was, heeft Hij die weg betreden, zonder enig tegenspreken, opdat Hij zou kunnen voldoen aan Gods recht, om Zich een volk vrij te kopen en los te maken uit de omarming van de eeuwige dood.

Want uw knecht is voor deze jongeling borg bij mijn vader.

Dat woord van Juda, ja die daad van Juda, brengt de vrijmaking van Benjamin, die anders gebonden wordt.

Zo doet ook de hemelse Borg. Wanneer Hij op deze aarde gekomen, dat borgtochtelijke werk vervult, dan is dat, opdat de Zijnen eeuwig vrijuit zullen gaan. Daarvoor wil Hij in Zijn diepe lijden en sterven, gans vrijwillig, de gunst Zijns Vaders missen.

Wordt die Borg u niet dierbaar ?

Als gij tot het besef komt, dat gij duizendmaal Gods toorn verdiend heibt en dat gij voor eeuwig moest omkomen, maar dat deze Borg en Middelaar de last van Gods toorn op Zich nam voor u, ja om u te bevrijden voor eeuwig; wordt u dat niet groot ?

Wanneer gij komt tot de ontdekking van uw breuk met de levende God, opdat gij in Zijn gericht nooit kunt bestaan, maar voor eeuwig moet worden gevonnist, maar gij ziet ook in dat critieke ogenblik, wanneer het er juist op aankomt, dat de Borg ook uw Borg, ja uw plaatsvervangende Borg wordt. Die voor u in de bres treedt in het gericht Gods, wordt het u dan niet overweldigend.

Ja, alles wat aan die Borg is, is gans begeerlijk.

Gij, die zo Hem hebt leren kennen, vertrouwt op die Borg en Middelaar. In Hem spreekt God een zondaar vrij, vrij van alle schuld. Dezulken belijden en beleven met de dichter:

De schuld Uws volks hebt G' uit Uw boek gedaan,

Ook ziet Gij geen van hunne zonden aan.

De Borg is Plaatsvervanger.

Indien Christus daarom uw Borg en Middelaar nog niet is, vreest het oordeel Gods, dat niet dan vreselijk kan zijn. Wil uw schuld erkennen, opdat gij tot die Borg moogt worden uitgedreven. Hij bevrijdt volkomen. Hij gaat in uw plaats staan in het gericht Gods. En dat is uw vrijspraak.

Vlied tot Hem.

In Hem alleen ligt uw behoud.

Zelf kunt gij niets bijdragen. Dat behoeft ook niet. Want Hij is een volkomen Bevrijder. Als gij maar komt als een des doods schuldige, dan wil Hij uw Borg zijn.

Hoe groot is 't heil, dat G' in dit leven, Ver boven beed' en wensen' Reeds wrocht voor 't oog der mensen.

(Delft)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's