Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

De Goede Herder

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ezechiël 34 vers 23, 24 En Ik zal een enige Herder over hen verwekken, en hij zal ze weiden, (namelijk) Mijn knecht David; die zal ze weiden en die zal hun tot een Herder zijn.En Ik, de Heere, zal hun tot een God zijn en Mijn Knecht David zal Vorst zijn in het midden van hen; Ik, de Heere, heb het gesproken.

In het 34ste hoofdstuk van de profetiën van Ezechiël - brengt de profeet het gedrag van de leidslieden des volks ter sprake. Als herders duidt hij de geestelijke en wereldijke overheden aan. Naar het hoofd van de groten in kerk en staat wordt de beschuldiging geslingerd, dat zij één der oorzaken zijn van Israels val. Zij, die als herders voor de kudde moesten zorgen, zochten zichzelf. Zij aten het vet der kudde en kleedden zich met de wol. Zij heersten met gestrengheid en verdedigden niet, wie aan hun zorgen waren toevertrouwd. Arme schapen, welke zulke herders hebben, arm Israël onder zulke boze leidslieden! Maar, zegt de profeet, God zal er zelf een eind aan maken. Hij zal ze, die herders! Hij ontzet hen uit het ambt. Nu zal de Heere zelf de Herder voor Israël zijn. Waren hun leidslieden één der oorzaken van hun verstrooiing. Hij zal ze weder verzamelen uit de verschillende landen en Hij zal ze wederbrengen in hun land. Daar op de heilige erve zal de herderswerkzaamheid Gods eerst recht tot uiting komen. De Heere, hun God zal ze wielden, verzorgen met alles, wat ze behoeven. In vers 17 verandert dan het beeld. Niet slechts de herders zijn te bestraffen, maar ook onder de schapen is veel, dat niet goed is. Welnu, de Heere zal ook onder zijn schapen recht doen. Er is geen eenheid te vinden en geen recht. De aanzienlijken, voorgesteld, onder de gelijkenis van het vette kleinvee, maken het de armen, het magere kleinvee, zo moeilijk. Ja, zij maken hun het leven schier onmogelijk. Ik zal tussen die beiden richten, spreekt de Heere. God zal de verdrukten redden. Er gloort hope voor de benauwden van hart. In dat verband staat onze tekst. De redding van de vromen is steeds verbonden met de Messias. Gij toogt uit tot verlossing van uw volk, tot verlossing met uw Gezalfde. God zal voor zijn schapen een herder verwekken. God zelf is herder en Hij zal een herder zenden Christus, de sterke God, zal komen. Deze herder wordt aangeduid als : Mijn knecht David. Hiermede wordt de Davidische afkomst van de Messias bedoeld. Wanneer Hij komen zal, die de Oud-Testamentische gemeente verwachtte, dan komt Hij als een geschenk Gods. Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon, gezonden heeft. Zie, Mijn knecht, die Ik ondersteun, mijn uitverkorene, in welke mijn ziel een welgevallen heeft. God geeft Christus in deze wereld. Zo schenkt God Christus in het hart van de zondaar. Als een gave heb ik Hem ontvangen, ontvangen in het geloof. In het uur des welbehagens legde de Vader zijn Zoon in mijn bevende armen. Christus is de grote Herder. Hij, de eeuwige God, wiens machtwoord mij deed en doet leven. Hij is de enige Herder. In zijn naam alleen zal de gelovige hopen. Er is geen andere naam onder de hemel gegeven. Is Hij u dierbaar?

Hij zal zijn kudde weiden gelijk een Herder, Hij zal de lammeren in zijn armen vergaderen en in zijn schoot dragen, de zogenden zal Hij zachtkens leiden. Zalig Hem te kennen! Door Hem gered van de dood, van het oordeel, dat het dwaalzieke schaap verdiend had. Door Hem gered, het woord van zijn lippen te horen: Ik ben de goede Herder. De Goede Herder stelt zijn leven voor zijn schapen. Hij, die wij verwachten in de Adventsweken. Hij heeft zijn leven voor mij gesteld. Kunt gij mee instemmen in de lof van de Herder ? Dat kan alleen, als ge uzelf als een afgedwaald schaap leerde kennen, als ge u door Hem gevonden weet. Want gij waart als dwalende schapen, maar gij zijt nu bekeerd tot de Herder en Opziener uwer zielen. Dat de Adventsoverdenking u stelle voor de vraag of gij bekeerd zijt tot de Herder uwer zielen. Anders leven wij wel in de weken van Advent, maar wij kennen Hem niet, die komen zou en gekomen is. Hem, die onze zielen kan zalig maken. Groot is het voorrecht van de schapen, welke weiden mogen onder deze enige Herder. Hij zal staan en hen weiden in de kracht des Heeren, in de hoogheid van de naam des Heeren zijns Gods en zij zullen wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde en deze zal vrede zijn. Kent gij die Leidsman, die Gods volk Israël weiden zal ? Wie onder zijn herderstaf komt, is eeuwig veilig. Hoe de schapen ook worden verdrongen en verdrukt, hoe zij worden vertrapt, toch zijn zij veilig. De herders, die zij hebben, laten hen in de steek zo menigmaal. Gods volk in deze wereld dreigt te verkwijnen, van alle zijden bestreden en gekweld. Maar. . . . de Herder Israels zal niet sluimeren, noch slapen ! Dat is hun veiligheid. Daarop leren zij ook te vertrouwen en het schaap in groot gevaar blaat om de herder : Gij dan, weidt uw volk met uw staf, de kudde uwer erfienis, die alleen woont in het woud, weidt hen in het midden van een vruchtbaar land. Zo kennen ook wij nog adventsverlangen. Zo wordt het de vreemdelingen op de aarde toegeroepen : Volk, dat in de verdrukking leeft, houdt moed! Uw hoop worde gescherpt en wacht op de Heere. Immers wordt deze tekst onderschraagd dtoor het slot : Ik, de Heere, uw trouwe Verbondsgod, heb het gesproken. In onszelf hebben wij geen reden om te hopen op uitkomst en verlichting van de druk, maar in de enige Herder, Christus Jezus, zijn alle beloften Gods, ja en amen, troostend het volk in smart.

0ok nu in onze tijd is de wereld in grote nood. Het egoïsme viert hoogtij en Gods kind heeft het moeilijk op aarde. Meer dan tevoren wellicht leeft het iets in van de overblijfselen van het lijden van Christus, dat in hun sterfelijke lichamen wordt volbracht. Door de barensweeën van Gods oordelen en gerichten heen, welke steeds feller vorm aannemen, naderen wij de geboorte van de nieuwe dag. Straks zullen wij zijn schijnsel begroeten en de enige Herder zal geopenbaard worden. En als de overste Herder verschenen zal zijn, zo zult gij de onverwelkelijke kroon der heerlijkheid behalen. Hij zal dan in volkomenheid zijn aangevangen werkzaamheid voltooien. Hij zal richten tussen kleinvee en kleinvee, het vette kleinvee veroordelend, hoewel zij zich rijk voelen, het magere kleinvee genade bewijzend en eeuwig verheerlijkend, hoewel zij zich arm gevoelen.

Kent gij, mijn lezer, de rechterlijke Herder en kunt gij zijn komst verlangend beiden, wijl gij Hem al de goede Herder leerde kennen, die zijn leven voor zijn schapen, ja, ook voor u stelde?

De kudde van de Herder kent de God des Vredes, die zelf mede Herder is. De Herder was Gods geschenk. Door de Herder zijn wij verzoend met de eigenaar der schapen. De God de vredes heeft de grote Herder der schapen door het bloed des eeuwige Testaments uit de doden weder gebracht, ons tot verzekering, dat zo wij met Hem gestorven zijn, wij ook met Hem zullen leven. Indien onze zonden vergeven zijn in zijn dood, zo zijn wij ook gerechtvaardigd in zijn opstanding.

Maar zijt ge wel een schaap van die Herder? Wie is er onder u, die de Heere vreest, die naar de stem van zijn knecht hoort ? Hieraan zijn zij te kennen, die de Heere vrezen : Als hij in de duisternis wandelt en gans geen licht ziet, dat Hij betrouwe op de naam des Heeren en steune op zijn God. Hierin ligt een les voor Gods volk, gebracht onder deze voortreffelijke Herder : vertrouw dan ook op de Heere, uw God. Dat vertrouwen wil de tekst bevorderen. Tot driemaal toe wordt de werkzaamheid van de Herder bevestigd . . . . . en Hij zal ze weiden. . . . die zal ze weiden. . . . en die zal hun tot een Herder zijn. Driemaal verzekert God zijn genade over het schuldig Israël. O, ongelovig hart, vind rust bij de Borg! Weten wij er van in ons ongeloof de verzekering des Heeren te horen? Ik zal! Dit is het Woord Gods! Hierop en hierop alleen steunt mijn hart. God heeft het zelf gezegd! Hij zal ze weiden.

Hij — met nadruk. In Hem sta onze hope. Niet op onszelf, of op onze wijsheid of goedheid, zelfs niet op onze ervaring van de Herder, maar op de Herder alleen. Het Kerstfeest nadert en wij maken ons op, dat feest te vieren, maar hebt gij waarlijk voor uw ziel alles leren terzijde stellen voor Christus ? Kent gij Hem in zijn wonderbare ontferming juist over schuldigen en verlorenen ? Deze Knecht Gods is de Rechtvaardige, die velen zal rechtvaardig maken, wijl Hij hun ongerechtigheden zal dragen; Zonder kennis van de ongerechtigheden in ons leven kunnen wij geen ondergrond hebben om het feest van het licht in de nacht te vieren. Ken alleen uw ongerechtigheden ! Wanneer wij zo Schrift met Schrift vergelijken, wordt het ons duidelijk dat tegen deze Herder het menselijk verzet rijst. Hem aanbidden, die onze ongerechtigheden draagt, willen wij niet. Maar des Heeren zaak staat daarom niet hopeloos. Gods kerk leert leven uit de belofte : Zij zullen dienen de Heere hun God en David hun Koning, die Ik verwekken zal. Zij zullen dienen. De Heere zorgt er voor, dat zijn kerk niet uitsterft, dat de Herder nooit zonder schapen zal zijn. De komst van de Herder met Kerstmis bepaalt - ons tevens bij de werving der schapen. Zij zullen komen! Zij zullen dienen! Ook de ongehoorzame zoon, ook die weerbarstige dochter, ook die vijandige man, ook die wellustige vrouw! Zij zullen dienen, zij zullen geweid worden, en zij zullen zich tegen de Herder aanvielen, nadat de tranen van hun innig berouw zullen zijn weggewist door Hem, die barmhartig is en gaarne vergevend.

God staat boven de Herder, dat is de eerste indruk, die wij uit de tekst krijgen. Wanneer wij er dieper in door dringen, dan zien wij echter God in de Herder. God de Vader daalt in Christus af tot een schuldig en verwerpelijk mens. Een iegelijk, die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Niemand komt tot de Vader dan door Mij. Wanneer ik rust gevonden heb in de Herder, dan blijkt het, dat niet alleen God is in de Herder, maar ook dat de Herder in God is. Gij zult — zo spreekt hij — met mij zitten in mijn troon, gelijk ik in de Vader ben en gezeten ben, in zijn troon. Ik zal hun God zijn. Deze belofte wordt dikwerf herhaald in Gods getuigenis. Reeds tot Abraham klonk het Woord van goddelijke verzekering : Ik zal u tot een God zijn. Van Sinai's top golfde het in majesteitelijk spreken over Israels tenten : Ik ben de Heere uw God. Zij hadden het later duizendmaal verzondigd, zich willen losmaken van die God, maar telkens weer spreekt God, om de wille van de Herder: Ik ben uw God! Zo herhaalde God dit woord in de geschiedenis van Israël, zo herhaalt God het in het leven van zijn kind. Al zijn wij ontrouw, Hij blijft getrouw! Ik zal uw God zijn, uw bescherming, gij moogt niet vrezen.

En behalve Mij, als uw God, heb ik u een Vorst gegeven, die regeren zal in rechtmatigheid : Mijn Knecht David : de Herder ! In zijn handen ligt het regiment der wereld. In de doorboorde handen van Christus rust de scepter van alle gebeuren : Door Hem regeren de Koningen en stellen de vorsten der aarde gerechtigheid. Zie Hem: Een vorst en gebieder der volken. Zo kende Israël Hem reeds. Was Hij niet alzo verschenen aan Jozua: Ik ben de Vorst van het heir des Heeren ? Juist door zijn lijden heen, door zijn vernedering heen, wordt Hij de Vorst bij uitnemendheid. Deze heeft Gods rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker om Israël te geven bekering en vergeving van zonden. Nederig werd Hij geboren, in vernedering heeft Hij geleefd, opdat Hij zijn kerk verhogen zou. Ziet, mijn knecht zal verstandig handelen. Hij zal verhoogd worden en verheven, ja, zeer hoog worden. Kent gij Hem als uw vorst ? Is Hij de Koning, die ge vereert en die ge ondubbelzinnig hebt trouw gezworen bij zijn liefde en bij zijn recht!? Ach, zwijgt ge ? Kent ge Hem mischien als de Vorst, die waardig is gediend te worden ? Ja ? Dat is toch nog niet: onderdaan zijn. Vlucht onder zijn banier. Van verre staan is tegen-staan!

Mijn Knecht David. Ik zal u geven de gewisse weldadigheden Davids. Wie in Hem is, krijgt uitgedeeld de weldaden van het verbond, dat God met David maakte. Delen in de weldadigheid Gods in Christus. Rijk in zijn mededogen. En ziende op onszelf stijgt onze verwondering tot aanbidding: Onwaardigen neemt deze Vorst aan en deserteurs worden begenadigd.

Welk een lokkende roepstem gaat van die Herder, van die Vorst uit!

Wie is slecht. Hij kere zich herwaarts. Hoe lang zult ge nog zonder God, zonder Christus voortgaan. Wilt ge dan werkelijk Kerstfeest vieren, zonder dat ge Hem persoonlijk kent als uw Zaligmaker ? Hoor hoe innig teder de Heere klaagt: Allen, die Mij haten, hebben de dood lief ? Hoor het, . . . . en bekeer u !

De Koning in het midden van Zijn onderdanen. Mijn Knecht David zal Vorst zijn in het midden van hen. Hij verlaat de Zijnen nooit Zij verlaten Hem wel eens. Was niet het beeld van het schaap gebruikt ? Het schaap dwaalt nog wel eens weg. Hij blijft trouw en verlaat hen nooit. Als met tranen van berouw op de wangen voelt het ongehoorzame kind zich door Christus opgenomen. De Vorst in het midden der zijnen. De Vorst, die een Herder is. De Herder, die een Lam is! Het Lam, dat in het midden van de troon is, zal ze weiden en zal hen een leidsman zijn aan de levende fonteinen der wateren en God zal alle tranen van hunne ogen afwissen. Toekomst der kerk. De Herder, die het Lam is, dat geslacht werd, zal eeuwig in hun midden zijn en zal ze eeuwig weiden. Dan zal Hij het ook doen zolang zij op aarde zijn. Hij zal in hun midden zijn. Wij leven als schapen van de herder in 't midden van een boze wereld, maar wij leven vol adventsverlangen, als het goed is, want. Hij doet zich kennen aan allen, die Hem liefhebben, zoals Hij zich aan Johannes eenmaal vertoonde. Luister naar de beschrijving van de verheerlijkte Vorst David : En Ik zag in het midden van de zeven kandelaren één, de Zoon des mensen gelijk zijnde, bekleed met een lang wit kleed en aan de borsten omgord met een gouden gordel. Ziet Hem, Hij kornt. Amen

(Reeuwijk)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's