Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samuël, een zoon der Wet.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samuël, een zoon der Wet.

FEUILLETON

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN VERHAAL UIT HET HEDENDAAGSE PALESTINA

80)

„Nu, zoiets bedoel ik juist ! Maar- het is voor mij alleen te zwaar — zó vol is het. Het is een fijn zaakje ! Met mijn ouwe heer is niets te beginnen, die heeft daar geen verstand genoeg voor, — en er is ook verder onder mijn volkje geen een daarvoor geschikt, die kerels wroeten-al-maar in hun stukje gond. Maar dat zeg ik je : Als je mij uitbrengt, dan hang ik je ingewanden op aan de eerste de beste boom. Dus vooruit met de keet !" — en nu begonnen de stemmen te fluisteren. Toch, omdat het maar losse planken waren, die hen scheidden, verstond Samuel bijna elk woord. „Dus — ik weet, dat bij de K a i m a k a n een massa geld is aangekomen voor uitbetaling van de arbeiders, die werkzaam zijn bij de aanleg der nieuwe wegen. Ik heb zelf gezien, hoe de kist daar werd binnen gebracht, en ik weet precies, waar hij staat. En dan heb ik zo'n paar dingetjes, die ons daarbij kunnen helpen. Die heb ik zelf gemaakt en ze ook al eens geprobeerd. Heb je er trek in ? "

„Dat weet ik nog niet. Het klinkt alles nu wel erg mooi, maar naderhand kon het ineens wel eens erg lelijk worden, en dan kon ik er wel eens niets anders aan hebben, dan dat ik geen strop meer voor mezelf behoefde te kopen'*.

„Jij hondsvot! Dat had ik al gedacht, dat jij nergens bij te gebruiken zou zijn" — knerste Fanuël. De ander scheen nog eens rustig en op zijn gemak er over na te denken. „Neen", kwam er toen eindelijk bij hem uit, „ik neem graag een goede verdienste aan, — maar op die manier, daar heb ik geen zin in. Het is wel een duivelswerk, dat kolensjouwen, maar dan is er misschien aan het strand nog wel iets anders te verdienen. En als er helemaal niets komt opdagen, dan ga ik maar weer eens aan boord, en reis, — weet ik waarheen !"

Plotseling barstte Fanuël in een erg gemaakt lachen uit. „Ezel, stommerik, net die broer van je hier !", en hij gaf een luiklinkende klap op het achterste van zijn grauwtje, zodat het dier van schrik opsprong en steigerde, en de vreemde kerel vloekend op zij ging. „Hij neemt het als ernst op ! Voor zo'n stommerik had ik je toch niet gehouden, heertje, haha, haha ! Maar nu ken ik je tegelijk en merk ik, dat je niets snapt. Maak maar gauw, dat je weer op een schip komt, en dan mag de Satan jou halen en je kolen incluis !"

Boos vloog de ander Fanuël aan. Maar deze stiet hem terug en sprong, nog altijd opgewonden en tegelijk lachend, naar de deur. De ander strompelde langzaam achter hem aan.

Samuel op zijn bed van stro was er bang voor geweest, dat het kloppen van zijn hart hem verraden zou. Hij had zijn knieën opgetrokken en zijn vuist gebald, om tegen de planken te slaan en op te springen, voor het geval de vreemde in het boze plan mocht hebben toegestemd.

Hij zou het hebben aangedurfd om de vreselijke ontheiliging van Gods Naam te verhinderen, waarmede Fanuël van zins was heel de kolonie schande aan te doen. Immers, Sinaï Tulpenbloesem had hem geleerd, om ieder kwaad, dat door Joden geschiedde, vóór alles op te vatten als een zonde tegen Gods heilige Naam. Hij dacht niet aan Fanuëls woede. Maar nu had de vreemde zelf het voorstel teruggewezen, en zo was voor ditmaal het kwaad nog voorbijgetrokken. Samuel begreep best, dat het menens was geweest en toch bewaarde hij het gehoorde levenslang in zijn hart, om Fanuël niet te benadelen.

Na een poosje ging hij naar de slaapruimte van de herberg terug, om niet vergeefs te worden gezocht, wikkelde zich in zijn deken en ging zó liggen, dat de langgerekte gestalte van de koopman en diens pakken en balen hem van Fanuël scheidden. Die twee voerden een snork-duet uit, terwijl Samuel pas laat in slaap viel.

Heel vroeg wekte Lemberger hen, en reeds een uur later trokken zij in de vroege morgen met hun ezels weg. Daar de beide dieren nu zwaar bepakt waren, was er ditmaal geen kwestie van rijden, en Fanuël was erg in zichzelf gekeerd en in gepeins verdiept, zodat hij deze keer de vrede niet verstoorde.

De kleine Mannia Zalig was hun tot Baitjisrael tegemoet gelopen en had daar al een heel poosje met de kinderen gespeeld. Zij vertelde daarvan met rode wangen en stralende ogen aan Samuel, die met zijn ezel een eindje voor was. Hij keek haar verrast aan ; was er aan dat kind hier niet reeds iets veranderd ?

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 december 1947

De Waarheidsvriend | 1 Pagina's

Samuël, een zoon der Wet.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 december 1947

De Waarheidsvriend | 1 Pagina's