Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE TUCHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE TUCHT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zagen, dat artikel 32 onzer geloofsbelijdenis de tucht eist. Deze is nodig om de ontering van Gods naam te voorkomen, want door het verdragen van kwade en verderfelijke leden in de kerk, geeft zij aanleiding om gelasterd te worden door buitenstaanders, alsof zij gemeenschap heeft met de ongerechtigheid. Zoals Paulus zegt in Rom. 2 vers 14 : De Naam Gods wordt om uwentwil gelasterd onder de heidenen.

De kerk moet hierdoor voor besmetting bewaard worden, wat gemakkelijk kan geschieden, wanneer men de ergerlijken in leer en wandel, niet uitsluit van de kudde. Paulus zegt dan ook van de valse leraars : Hun woord zal voorteten gelijk de kanker. De geschiedenis onzer kerk ligt daar om dit te bewijzen : vele dwalingen konden bij ons ingang vinden en hoeveel ketterijen werden door de leraars der gemeente straffeloos verkondigd !

Door de tucht dienen de ergerlijke zondaars tot schaamte en boetvaardigheid gebracht te worden, terwijl voorts de rust en eendracht der kerk bewaard moet worden, welke door vermenging met ergerlijke leden wordt verstoord. Galaten 5 vers 12 : Och, of zij ook afgesneden werden, die u onrustig maken !

De kerkelijke tucht gaat niet over mensen, die buiten de kerk zijn, maar uitsluitend over te berispen lidmaten, die tot de gemeenschap der kerk behoren.

Aan de tucht onderworpen dienen te worden zij, die goddeloos en ergerlijk zijn in hun wandel en daarnaast zij, die onrechtzinnig zijn in de leer.

De ban is de laatste stap op een weg van vermaan en waarschuwing ; dit blijkt ook uit de Dordse kerkenorde. Deze was moeilijk te verkrijgen, maar is thans weer verkrijgbaar voor enige dubbeltjes bij de drukker-uitgever J. Bout te Huizen. Dit tussen haakjes voor de belangstellenden hierin. De Dordse Kerkenorde handelt in de artikelen 71 tot 81 over de censuur en kerkelijke vermaning. We kunnen daarin zien, hoe deze Kerkorde de opgelegde taak uitvoert. Daarin staat nu, vrij weergegeven, het volgende :

De christelijke straf is geestelijk en bevrijdt niemand van de burgerlijke rechtspraak en van de straf der overheid. Zo wordt ook naast de burgerlijke straf de censuur vereist, om de zondaar met de kerk en zijn naaste te verzoenen en de ergernis uit de gemeente van Christus weg te nemen.

Wanneer dan iemand tegen de zuiverheid der leer, of de vroomheid des wandels zondigt, voor zover het heimelijk is en geen openbare ergernis gegeven heeft, zal de regel onderhouden worden, welke Christus duidelijk voorschrijft in Matth. 18.

De zondaar moet door een persoon vermaand worden en zo hij hem geen gehoor geeft, dient hij dit te herhalen onder aanwezigheid van enige getuigen. Indien de zondaar berouw heeft, dan behoort deze zaak niet voor de kerkeraad gebracht te worden. Dit heeft dus betrekking op heimelijke zonden.

Zo iemand, om een heimelijke zonde van twee of drie personen in liefde vermaand zijnde, geen gehoor geeft, of anderszins een openbare zonde bedreven heeft, zulks zal de kerkeraad aangegeven worden.

Van al zulke zonden, die vanwege haar natuur, openbaar, of, door verachting der kerkelijke vermaning, in het openbaar gekomen zijn, zal de verzoening (wanneer men zekere tekenen der boetvaardigheid ziet) openbaar geschieden door het oordeel des kerkeraads ; en ten plattenlande, of in mindere steden, waar maar éen predikant is, met advies van twee genabuurde kerken, in zulken vorm en zulke manier, als tot de stichting van iedere kerk geschikt zal geoordeeld worden.

Hieruit blijkt, dat men de voorzichtigheid wenste te betrachten : geen verzoening, wanneer niet meerdere predikanten of kerkeraden de zaak beoordeeld hebben !

Zo wie hardnekkig de vermaning des kerkeraads verwerpt, en evenzo wie een openbare anderszins een grove zonde gedaan heeft, zal van het Avondmaal des Heeren afgehouden worden.

En indien hij, afgehouden zijnde, na verscheidene vermaningen geen teken der boetvaardigheid bewijst, zal men ten laatste tot de uiterste remedie, namelijk de afsnijding komen, volgens de norm, naar den Woorde Gods daartoe gesteld. Doch niemand zal afgesneden worden, dan met voorgaand advies der Classis.

Ook hier blijkt de grote voorzichtigheid, waarmede men te werk ging : Geen afgsnijding zonder beoordeling door en raadpleging van de Classis. Als men tot de afsnijding komt, zal men de hardnekkigheid des zondaars der gemeente openlijk te kennen geven, de zonden verklarende, mitsgaders de naarstigheid, aan hem bewezen, in het bestraffen, het afhouden van het Avondmaal en menigvuldige vermaningen ; en zal de gemeente vermaand worden, hem aan te spreken en voor hem te bidden. Zodanige vermaningen zullen drie in getal geschieden. In de eerste zal de zondaar niet genoemd worden, opdat hij enigszins verschoond worde. In de tweede zal, met advies der Classis, zijn naam uitgedrukt worden. In de derde zal men de gemeente te kennen geven, dat men hem (tenzij dat hij zich bekere) van de gemeenschap der kerken uitsluiten zal, opdat zijn afsnijding, zo hij hardnekkig blijft, met stilzwijgende bewilliging der kerken geschiede. De tijd tussen de vermaningen zal aan het oordeel des kerkeraads staan.

Deze uitsluiting duurt zolang, todat hij voor de gemeente zijn zonden belijdt met blijken van berouw en belofte van beterschap. Deze wederopneming dient te geschieden, nadat dit tevoren de gemeente is aangekondigd met het desbetreffende formulier.

Wanneer wij zien op deze gestelde regelen, dan moeten wij wel zeggen : met welk een zorg omringde de kerk onzer vaderen haar lidmaten, wanneer zij kwamen te vallen. Welk een geduld en vermaan moest ten toon worden gespreid, voor men in uiterste noodzaak tot afsnijding mocht overgaan. Welk een zielzorg werd er geoefend, voor men tot die laatste droevige stap overging. En dan was de weg nog niet afgesneden. Er bleef altijd nog over de weg van bekering en berouw en alzo ook tot wederkering in de gemeente. Als we deze regelen vergelijken met de hedendaagse toestanden, dan moet wel de vraag rijzen : hoeveel schiet de kerk in onze dagen niet tekort! Zeker, we moeten niet te snel oordelen en niet vergeten, dat hier en daar, wie zal dat precies kunnen beoordelen, door predikanten en ouderlingen nog vermaand wordt en getracht de zondaar van de dwaling zijns weegs te bekeren. Maar toch meen ik, dat wij ons aan deze regelen kunnen spiegelen!  Wat zal de nieuwe Kerkorde ons in deze brengen ?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 december 1947

De Waarheidsvriend | 1 Pagina's

KERKELIJKE TUCHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 december 1947

De Waarheidsvriend | 1 Pagina's