Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ISRAËL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ISRAËL

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Alles goed en best. Laat dan de Heere vrij zijn om de heidenen genade te bewijzen. Maar als dit gaat door de verharding, die over Israël kwam - waar blijven dan Zijn beloften aan Israël ?

Zeker, God is vrij om te doen, wat Hij niet beloofd heeft — maar Hij is toch niet vrij, om niet te doen, wat Hij wèl beloofd heeft ? !

Stil maar, zegt Paulus : God is met Zijn geschiedenis met Israël ook nog niet aan 't eind !

Let er allereerst eens op, hoe de heidenen ingaan in het Koninkrijk Gods : als takken van een wilde olijfboom, die zijn ingeënt op de oude stam van Israël, het volk des Verbonds. Want wat betekent het, als die heidenen geloven ? Dat zij deel krijgen aan de beloften, die God aan Israël schonk ! Die uit het geloof zijn, zijn Abraham's zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.

Zo wordt de gemeente van het Nieuwe Testament gedragen door die van het Oude Verbond. En dat niet alleen : de gemeente Gods, dus ook de gelovigen uit de heidenen, zij zijn gebouwd op het fundament der Apostelen en Profeten. En alle Profeten en alle Apostelen waren Israëlieten. En de uiterste hoeksteen van dat fundament is Jezus Christus. En Jezus was ook een Jood. En zo blijft het bij het woord van onze Heiland:  „De zaligheid is uit de Joden !"

Of, om het met Paulus' woorden (Rom. 11 vs. 26 en 27) te zeggen : „gelijk geschreven is : De Verlosser zal uit Sion komen, en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob ; en dit is hun een Verbond van Mij, als Ik hun zonden zal wegnemen".

En die belofte staat er toch nog altijd ? De Verlosser, die uit Sion komt, die uit het volk der Joden is ontsproten, zal hun goddeloosheden van hen afwenden. De verharding is, wel ten dele over Israël gekomen  — doch ook zó niet voorgoed, maar „totdat de volheid der heidenen zal, ingegaan zijn". Herinnert dit, woord van Paulus in Rom. 11 vs. 25 misschien aan het woord van Jezus in Lukas.21 vs. 24 ?

„Zo zijn zij wel vijanden, wat aangaat het Evangelie, om uwentwil — opdat God u, heidenen, reeds zó spoedig genade zou bewijzen — maar wat aangaat de verkiezing, zijn zij beminden, om der vaderen wil". Want God zal Zijn Verbond met Abraham, Isaak en Jakob blijven gedenken. „Hij gedenkt aan Zijn Verbond tot in eeuwigheid ; aan het Woord, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten" (Psalm 105 vs. 8).

,,Want de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk". (Rom. 11 vs. 29).

De Heere blijft Zijn bedoeling met Israël getrouw. Is voor een deel en voor een tijd de verharding over hen gekomen — niet heel Israël zal verloren gaan, en niet altoos zal de verharding blijven. En zelfs die verharding moet, zolang zij er is, mede dienen in Gods heilsraad, om ons, heidenen, barmhartigheid te bewijzen."

„O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods ! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen!" De diepten Gods, klaar als kristal, doorzichtig als een glazen zee — hoewel wij tot op de bodem van deze „afgrond" niet kunnen zien, kan Gods trouw aan Zijn Verbond ons voeren tot aanbidding.

,,Want wie heeft de zin des Heeren gekend, of wie is Zijn raadsman geweest ? " Dit woord van Paulus in Rom. 11 vs. 34 is een aanhaling uit Jesaja 40 vs. 13. Wanneer wij het verband daar nagaan, dan spreekt dit ons duidelijk van Gods Souvereiniteit en verheven Majesteit; Israël moge zich verheffen boven de heidenen — de heidenen op hun beurt mogen de Joden verachten — daar is Eén, Die boven beide troont, en in Wiens hand hun aller lot is. „Zie, de volkeren (Israël zowel als de heidenvolken !) zijn geacht als een druppel aan een emmer, en als een stofje van de weegschaal. Alle volken zijn als niets voor Hem, en zij worden bij Hem minder geacht dan niet en ijdelheid". (Jesaja 40 vs. 15 en 17).

En nochtans is die Souvereine God er op uit, om aan die opstandige, hoogmoedige volkeren, aan Joden èn heidenen, barmhartigheid te bewijzen ! Dat is de zin der geschiedenis van heel de mensheid !

Want, zegt Paulus in Rom. 11 vs. 30—32, gij heidenen zijt eertijds Gods ongehoorzaam geweest, maar hebt nu barmhartigheid verkregen door de ongehoorzaamheid der Joden. Alzo zijn de Joden nü ongehoorzaam geweest, opdat ook zij door uw barmhartigheid (d. i. door de barmhartigheid, die de Heere aan u bewezen heeft) zouden barmhartigheid verkrijgen, n.l. wanneer zij uit de mond der heidenen het Evangelie zouden horen ! Want God heeft ze allen onder de ongehoorzaamheid besloten (eertijds de heidenen, nu de Joden, doch beiden voor een tijd!), opdat Hij hun allen zoude barmhartig zijn : Joden èn heidenen, heidenen èn Joden !

Dat is de „zin", het voornemen, de bedoeling des Heeren.

„Wie heeft de zin des Heeren gekend, o' wie is Zijn raadsman geweest ? "

Wat is dit: is dit een rhetorische vraag, d.w.z. een vraag, waarop geen antwoord wordt verwacht, en ook niet kan worden gegeven ? Of is het een vraag, waarop slechts één antwoord kan worden verwacht, namelijk : „niemand !" ?

Neen, Gode zij dank : er is Eén, Die de zin des Heeren heeft gekend, en Die de liefderijke bedoeling des Vaders, om barmhartigheid aan allen te bewijzen, heeft verstaan. En die één, dat is Gods eigen, eniggeboren en gehefde Zoon. Hij, Die is het eeuwige Woord en de eeuwige Wijsheid Gods, Hij heeft de diepten Gods doorschouwd, tot op de bodem toe. „Niemand heeft ooit God aanschouwd, niemand heeft de zin des Heeren gekend : maar de eniggeboren Zoon, Die in de schoot des Vaders is. Die heeft Hem ons verklaard". (Joh. 1 vs. 18), „Niemand kent de Vader, dan de Zoon — en die het de Zoon zal willen openbaren". (Matth. 11 vs. 27).

Er is Eén, Die de afgrond van Gods liefderijk welbehagen tot op de bodem heeft gepeild. En Hij sprak: „Ik heb lust, o mijn God ! om Uw welbehagen te doen. Zie, Ik kom : in de rol des boeks van Uw goddelijke raadsbesluiten is van Mij geschreven". (Psalm 40 vers 8 en 9).

Er is Eén, die Gods raadsman is geweest. Het is de Zoon, Die ook wordt genoemd : het Woord en de Wijsheid Gods. En Hij heeft de Vader raad gegeven. Deze raad : dat Hij ons menselijk vlees en bloed zou aannemen uit de maagd Maria, uit Davids geslacht, d.i. uit Israël — om langs die weg Jood èn heiden te behouden, en aan beiden barmhartigheid te bewijzen.

Dat is ,,de heidenen een dwaasheid". Dat is voor óns, heidenen, een deel van de dwaasheid van het kruis van Christus : dat de zaligheid uit de Joden is. Uit dat kleine, verachte volk, dat niet uitblinkt in macht, dat geen wijsbegeerte voortbracht, dat niet vooraan staat op het terrein van wetenschap, kunst, cultuur. Gelijk het voor de Joden is een deel van de ergernis van het kruis : dat nu juist een heidense hoofdman bij het kruis Hem, Die gekruisigd en gestorven is, als Gods Zoon belijdt — dat de heidenen komen, vóórdat Israël ingaat. „En zie, daar zijn laatsten, die de eersten zullen zijn, en daar zijn eersten, die de laatsten zullen zijn"„ (Lukas 13 vs. 30).

Doch allen zullen zij moeten gaan die éne Weg tot God. Want daar is onder de hemel geen andere naam gegeven, door welke wij moeten zalig worden, dan de naam van Jezus Christus, de Gekruiste, de Koning der Joden. Want in Hem, en in Hem alléén, is gegeven het antwoord op de vraag van Paulus in Rom. 11 vers 35 : „Of wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem wedervergolden worden ? "

Het antwoord is : Dat heeft Jezus Christus gedaan, de Gekruiste, de Koning Israels, Die alles voor Zijn volk volbracht. Hij heeft Gode de eer gegeven voor hen allen. En het zal Hem wedervergolden worden. De Verlosser is uit Sion gekomen, en heeft de goddeloosheden van Jakob afgewend, en de zonden der heidenen gedragen. Zij allen vinden barmhartigheid aan de voet van het kruis van Hem, Die Gods Wet heeft vervuld, Gods wil volbracht. De ongehoorzaamheid van Jood en heiden beide heeft Hij verzoend door Zijn volmaakte gehoorzaamheid, tot in de dood des kruises. Hij heeft God de Vader eerst gegeven de ere, die Hem toekwam. Nu zal Hem van God de Vader wedervergolden worden de ere, die Hèm toekomt : nu wil God de Vader, dat alle knie voor Hèm zich buige, en alle tong zal belijden, ldat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid Gods des Vaders !

En waar dat niet gebeurt, daar gaan Gods oordelen over de aarde, gelijk wij ervaren. Doch die oordelen, die nu gaan over Jood en heiden beide, zij zijn niet bedoeld om te verderven. De zin des Heeren blijft, zolang dit Evangelie des Koninkrijks gepredikt zal worden : dat Hij hun allen zoude barmhartig zijn !

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 augustus 1948

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

ISRAËL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 augustus 1948

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's