Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Genees mijn ziel

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genees mijn ziel. Psalm 41 : 5b.

(w.l. = waarde lezer)

Vele zijn de krankheden, en kwalen van het lichaam, w.l. De zonde heeft een zielverwoestende werking, doch ook het lichaam is hevig aangetast. De vruchtgevolgen der zonde zijn bitter. Ook het stoffelijk omhulsel, de lemen hut, het huis onzes tabernakels, is aangetast. De zonde brengt verderf, in de ziel allereerst, daarna in het lichaam en in onze woon- en werkplaats : de aarde.

Er gaat dan ook een klacht op van de aarde vanwege de ziekten en kwalen, de smarten des lichaams, die alle voorlopers zijn van de dood, die ten leste het lichaam volkomen sloopt. Bekende en onbekende ziekten ; die, plotseling optreden, of langzaamaan vergiftigen en de krachten ondermijnen : we weten er allen meer of minder van. De t.b.c. heeft zijn duizenden verslagen en de kanker zijn tienduizenden ! O, wie zal de tranen en de zuchten tellen, geweend en geslaakt om de krankheden des lichaams ?

Maar, wie kent er tranen en wie slaakt er zuchten om de krankheid der ziel, w.l. ? Daar horen we zo weinig van, nietwaar. En toch geldt het woord ook hier : ,,wat klaagt een iegelijk mens ? Een iegelijk levend mens klage allermeest vanwege zijn zonden."

Kent u reeds die klacht, w.l. ? Dan weet u iets van de krankheid der ziel! Gelukkig, wie aan zich zelf is bekend gemaakt. O zeker, het geeft allereerst een gevoel van ongelukkigheid. Wie dat ontdekt dat hij krank is, van het hoofd tot de voetzool toe melaats, heeft geen vreugde, maar smart, doch het is een heilzame smart.

Er is schier geen arts, die de ernstige-patiënt de volkomen waarheid durft zeggen. Geestelijk is het ook vreselijk, de waarheid omtrent uw toestand te horen, om te huiveren. Het geeft een schreeuw ,,o wee mij, verloren: het is met mij buiten hope." Doch zo alleen zullen we behouden kunnen worden. Zo vragen naar de genezing der ziel. O, dat de geestelijke medicijnmeester toch eerlijk moge zijn. Nooit ruw, doch op tere wijze eerlijk en getrouw elkaar behandelen. Elkaar niet bedriegen en wat wijs maken ! Want straks is de kwaal ongeneeslijk. Tussen de wieg en het graf is er nog genezing mogelijk. Doch dan moeten we ook willen erkennen, dat we krank zijn. Van nature menen we, rijk en verrijkt, dat we gezond zijn, zonder enig gebrek. En wie dat menen, „hebben de medicijnmeester niet van node".

David echter weet wel, dat zijn ziel krank is. Op het ziekbed wellicht neergelegen, heeft zijn geest een vergelijking gemaakt tussen de krank­ heid van het lichaam en de zondige, ellendige toestand van zijn ziel. En hij vindt de beeldspraak : ,,ook mijne ziel is krank, bij wijze van spreken".

Gelukkig wie dat erkennen wil. Zoals er vele mensen zijn, die met de hun verborgen kwaal voortlopen, zo zijn van nature onze zielen onbewust van hun kwaal. En die kwaal der ziel is toch zo erg. Dodelijk krank is onze ziel.

Het is een erfelijke ziekte. In het paradijs is ons aller bondshoofd Adam door de oude slang, de draak, gebeten. Daar is hem reeds het gif der zonde ingedruppeld. Van Adam hebben wij het overgeërfd. In zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren. Onrein uit onreinen. Dokter Pelagius heeft dit nooit willen erkennen. Toch is het zo. Een bron van verderf, een fontein van onrein water is ons hart! Van de jeugd af aan.

Ook is de gehele Ziel aangetast. Was één lichaamsdeel slechts krank, dan kon amputatie soms nog helpen. Doch wie de zieke zo behandelt, is geen goede arts. Dit zal niets baten. De ziektestof zit niet in één deel, doch in alle delen. Jesaja had dit reeds begrepen : „het ganse hoofd is krank ; het ganse hart is mat." Daarom is genezing ook zo moeilijk. Er is dan ook maar één geneesmiddel, die deze ziekte kan genezen. Ik ken er tenminste anders geen. Er is geen God behalve Mij, zegt de Heere zelf.

Het verstand is verduisterd. De eens zo helder schijnende lamp is een walmende pit geworden. Er is nog wat „natuurlicht." Een ingeschapen overgebleven algemene Godskennis „vonkjes" genoemd. Doch de zuivere kennis van God en goddelijke zaken is weg. God te kennen in Zijn algenoegzaamheid en eeuwig recht, uzelven in uw vloek- en doemwaardigheid, en Christus in Zijn dierbaarheid is van nature niet aanwezig. Het verstand is ook aangetast.

Het geheugen is zo, dat het zondige dingen, straatliederen, beter weet te onthouden dan de preek en de psalmen, die God ons gaf. Het is blijkbaar niet in orde. Het is ziek.

Het geweten is eveneens niet zuiver. Dat kompas is niet te vertrouwen, een uurwerk, dat niet in orde is. Het kan dwalen. Soms is het toegeschroeid. Het is rekbaar, vaak al te ruim. Neen, het geweten is niet te noemen het enige gezonde plekje in de mens. Ook hier is de doorwerking der zonde.

De wil is verdorven. Er zijn er wel, die menen dat die nog wel intact, oftewel gaaf is, doch dit is onjuist. De wil wil altijd het verkeerde :

God niet erkennen op de troon, doch zelf heer én meester zijn. Die wil is dodelijk ziek. Zo af en toe lijkt het wel eens, in de goede voornemens, of die wil zich zal herstellen, doch het zijn maar tijdelijke opflikkeringen. Van nature ongeneeslijk. Zij kan noch wil haar staat en toestand grondig verbeteren.

Het gevoel, of de genegenheden, ook dit is onmatig, ziek. ,,Lust" verwekt bij ons het kwade, de grootsheid des levens, de wellusten des vleses ; lauwheid en verveling, zo niet onlust en afkeer, heerst er in ons als het gaat over God en Zijn dienst. In de kerk wordt meer gegeeuwd dan op de kermis. De krant of een roman heeft vaak meer aantrekkelijkheid voor ons dan de Bijbel. Wat we moesten liefhebben — God en Zijn deugden — haten we en wat we moesten haten — de zonde — hebben we lief. 't Is alles verdraaid, verkeerd, ongeregeld. De smaak is verdorven. Zoals een zieke afkerig is van de spijze, en men met allerlei bijzonder toebereide spijzen en veel verandering tracht nog iets naar binnen te brengen, zo is het met de kranke zielen. De gezonde leer, het krachtige Woord Gods, vol van waarheid en genade, smaakt hen niet. ,,Zachte dingen", slappe kost, 'n liefde-leer, die geen pijn doet, en de breuke op het lichtste geneest, — dat kan soms nog lukken. Een mooie rede, dat gaat er misschien nog in. Een korte dienst, een liturgische dienst met wat naaperij van de Roomse of Angelsaksische kerk, met zitten, opstaan, zingen en zwijgen, enz. enz. — dat moet een poosje de aandacht trekken. Telkens een nieuwigheid. Doch de kwaal wordt niet genezen. Straks volgt het jammerdal, waarin „zij hulp'loos sterven."

Bij krankheid is er de woeling der koorts. O, hoe woelen ook de onrustige zondaren! Nooit genoeg, nooit tevreden. Altijd jachten naar wat anders. Van het ene feest naar het andere. Droombeelden najagen in de koortsgloed der hartstochten, om straks te ervaren dat niets overbleef in de hand dan wroeging en schande. Onrust van binnen ; de goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede ! Ze voelen zich nooit ,,opgewekt", die kranken.

Dorst hebben de zondaren naar goud, genot en eer. Hoe hunkeren onze zielen naar het aardse goed. „Laat mij slorpen, slorpen van dat rode daar".

Krachteloos is een zieke om te lopen, te werken, te dragen. De ziel loopt niet op het pad van Gods geboden, arbeidt niet in 's Heeren wijngaard en weet niet geduldig te dragen de lasten en tegenspoeden des levens.

Mijn waarde Lezer, is dat ook uw beeld ? Zijt gij ook zo ? O, dat ge het mocht leren inzien, vóór het te laat is.

„Als die man wist, hoe gevaarlijk hij was van binnen, hij zou geen stap meer durven zetten" — zo sprak eens een arts. Mijn w.l. als gij wist, hoe ernstig uw toestand is, en hoe groot het gevaar is, dat ge mogelijk spoedig en onverwachts zult neerstorten in de eeuwige afgrond — gij zoudt geen dag rust meer hebben. Ge zoudt nauwelijks durven gaan slapen; ge zoudt roepen ,,Heere, haast U tot mijn hulp ; ik laat U niet los, tenzij dat Gij mij zegent." David roept in zijn ellende : ,,Heere, wil ook mijn ziel genezen." Ja, dan krijgen we de Medicijnmeester nodig.

En, dit is zo heerlijk. Hij behandelt u gratis, om niet. Hij is altijd te raadplegen. Zijn spreekuur is zowel des nachts als des daags. De aanspraakplaats Zijner heiligheid is overal, in huis en op het veld, op het ziekbed, en onder 't werk „Ik raad u, komt tot Mij, en wordt behouden."

O, zoek geen andere heelmeester/ Mozes is ook een door velen begeerde arts. De man der wetgeving kan echter wel de kwaal aanwijzen, doch weet geen medicijnen toe te dienen. Hij zegt u wel, wat er aan schort maar niet, hoe u van de krankheid afkomt. Hij weet wel de diagnostiek te stellen doch past geen therapie toe. Mozes heeft geen apotheek. Door de wet zal geen ziel genezen of gerechtvaardigd worden. Stipte godsdienstigheid noch strenge zedelijkheid brengen de geestelijke gezondheid, vrede en blijdschap aan.

Er zijn ook artsen, die van buiten willen helen. Als de etterbuilen maar verbonden zijn en weg zijn, als de zweer maar onzichtbaar is, zijn zij tevreden. Doch de ware arts werkt van binnen uit naar buiten. De H. Geest werkt van binnen uit naar buiten, door wedergeboorte des harten. Zonder vernieuwing des harten wordt de buitenkant wat opgeknapt. En de Heere Jezus heeft altijd afgekeurd, als we de drinkbeker aan de buitenkant slechts reinigden. Tenzij gijlieden wedergeboren wordt Dit is alleen voldoende voor oppervlakkige mensen.

Er zijn zachte heelmeesters, die bang zijn harde dingen te zeggen of pijnlijke operaties te verrichten. Doch het spreekwoord spreekt van „stinkende wonden", nietwaar ? Het mes moet er in ! Zonder de operatie des H. Geestes zal de vuile bron van ongerechtigheid het zondige en vleselijke gedichtsel des harten blijven opleveren. Wederstaat de H. Geest niet langer. Laat u eerlijk behandelen. Bedrieg uzelf niet, w.l. Uw ziel is krank, is dodelijk krank, doch niet ongeneeslijk krank. Er is nog één middel. Ga in het ootmoedig smeekgebed tot de enige medicijnmeester, die hier helpen kan: Jezus Christus. Die heeft op Golgotha het medicijn bereid. ,,Genade" heet het. Daardoor alleen is de oprichting uit uw val mogelijk. Daarmee kan God uw ziel bemoedigen, kracht verlenen, u doen huppelen van zielevreugd, de onrust wegnemen en u innerlijk vernieuwen. Zijn vrijspraak van schuld en straf in de rechtvaardigmaking zal uw ziel verkwikken en sterken meer dan de uitgezochtste spijzen. En Zijn kracht zal in de verborgen omgang uw zwakheid verslinden, zodat ge sterk wordt. Nieuwe lust en kracht, geheiligde genegenheden naar de nieuwe mens, zullen ,,betering des levens" en bekering openbaren. Dan zal er genezing volgen: ,,Want het is onmogelijk, dat degenen, die Christus door een waar geloof zijn ingelijfd, riet zouden voortbrengen vruchten der dankbaarheid.

O, volkomen gezond wordt ge hier niet, kind des Heeren. Bij ogenblikken zult ge u zo weleens gevoelen — op die Thaborstonden, doch daarna zult ge weer bemerken, hoe er altijd toch nog „iets" van de oude kwaal is overig gebleven. Dat raakt ge pas kwijt, als ge met de laatste snik, de doodssnik, het lichaam der zonde aflegt. Dan volkomen rein door de volledige afsterving der zonde. Dan volkomen gelukkig, d.i. geheel gezond, zodat ge niets meer gevoelt, dat kwelt, zoals Adam was in de staat der rechtheid (of gezondheid !) in het paradijs. Doch hier beneden is het altoos nog maar gebrekkig. Ge zult ogenblikken hebben, dat de „ziektestof" weer woelt. „Ik wist niet, dat mijn tere ziel zoveel van het aardse overhield. Er zit" nog wat. 't Is nog niet helemaal in orde. Maar de toezegging van de arts zal vervuld worden — Hem moogt ge gerust vertrouwen! — „straks zult ge geheel genezen zijn, heb nog wat geduld". Draag nog een poos uw kruis; straks zijt gij eeuwig thuis !

Ontzie u echter intussen, w.l. Wacht u voor de zonde. O, die zonde maakt uw ziel zo ongelukkig, zo ziek ! Adem vaak in de lucht des Bijbels ; de leer van vrije genade. Ze zal uw ziel sterken.

Altijd nog zijn er die menen wat te zijn, terwijl ze zelf niets zijn. Rechtvaardig in eigen ogen terwijl zij van hun onreinheid niet gewassen zijn.

Dodelijk krank, maar zonder veel pijn, met een blosje op het gelaat. Zijt gij geestelijk zo, w.l. ? 'n Blosje van uitwendige netheid van gedrag en vriendelijke rechtschapenheid en toch voos, toch onherboren, zonder ootmoed en hartveranderende genade. De Farizeërs leken óók zo mooi en gezond. Doch „van binnen vol doodsbeenderen", zonder pijn, d.i. zonder onrust en schuldgevoel, in een valse rust. 't Is de blijdschap van het tijdgeloof. Beste Lezer, laten we u mogen waarschuwen. Erken eerlijk uw krankheid. Ga naar de Medicijnmeester der zielen. En mocht ge in geloof en bekering het middel gebruiken, dat de Heere ook u aanbiedt om niet. Door het geloof drinken de kranke zielen de genade-kracht in. De Heere lere het u en mij. Amen.

(Westbroek)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 1948

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 1948

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's