Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerk en wij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk en wij

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HEILIG AVONDMAAL

V.

Belijdenis doen is toegang vragen tot het Heilig Avondmaal.

Dat wij daarom met onze belijdenis ernst hebben te maken, zagen wij de vorige keer in onze bespreking. En dit klemt temeer, omdat belijdenis doen tenslotte ook betekent, dat wij nu de volle verantwoordelijkheid van het genadeverbond, zoals dit ons in de Heilige Doop verzegeld is, welbewust en persoonlijk op ons nemen. Onze ouders hebben ons trachten op te voeden in de vreze des Heeren ; de Kerk heeft door haar onderricht getracht ons de Heere te leren kennen en wij hebben tenslotte belijdenis gedaan van ons geloof. Wij aanvaardden dus de belofte des Heeren, in de Doop ons toegezegd, maar ook ,,het andere deel", de verplichting tot gehoorzaamheid in de dienst des Heeren.

En nu volgt dan het Heilig Avondmaal. Ik meen, dat het wel grote zonde is, dat in vele gemeenten de ,,gewoonte" bestaat, dat ieder, die belijdenis aflegde, ook deel neemt aan de viering van het Heilig Avondmaal. Begrijp mij echter goed. Ik zou het toejuichen, wanneer alle belijdende leden ook met verlangen uitzagen naar de viering van dit sacrament in het midden der gemeente. Zo moest het eigenlijk zijn.

Maar . . . . . zo is het niet.

Wat ik zonde acht is dit, dat men die eerste keer na belijdenis aangaat, terwijl men nu al weet, dat dit ook de laatste keer zal zijn.

Men gaat dus louter uit gewoonte en eet en drinkt zich op deze wijze werkelijk een oordeel, niet onderscheidende het Lichaam des Heeren.

Die gewoonte moet er uit; is een slag in Gods Aangezicht en ontheiliging van het sacrament.

Die tekenen van brood, dat gebroken, en wijn, die vergoten wordt, herinneren ons aan het lijden en sterven van de Heere Jezus. Hij gaf opdracht tot het vieren van dit sacrament ter nagedachtenis aan Zijn dood, totdat Hij (weder) komt.

Het aangaan aan de Tafel des Verbonds is dus een geloofsbelijdenis : een persoonlijke daad, waarin wij belijden : „ik geloof de vergeving der zonden".

Hier ligt dus wel zeer de nadruk op het persoonlijke ; op mijn persoonlijke verhouding tot de Heere Jezus Christus.

Dit sacrament is dan ook niet alleen een gedachtenis-maaltijd, zoals Zwingli leerde, maar ook gemeenschap met de hemelse Gastheer aan deze Tafel, Jezus Christus. Wij kennen in de practijk der prediking nog altijd een speciale voorbereiding op de viering van dit sacrament. Vooral het formulier voor de bediening van het Heilig Avondmaal is buitengewoon rijk van inhoud en mooi gesteld. Daar wordt met nadruk gezegd, dat. wij ons zelf moeten beproeven, en hoe.

Maar nu komt die moeilijke vraag : kan ik aangaan. Mag ik dat doen.

Dit sacrament is alleen ingesteld voor Christus' discipelen. Ja, maar mag ik mij daartoe rekenen ?

Het formulier wijst ons eerst op onze zonde. Kennen wij onze zonde als schuld voor God ? Dat hebben wij nooit uit ons zelf, want dit is het werk van Gods Geest, die overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel.

Natuurlijk betreft dit een schuldbewustzijn, dat ons werkelijk voor Gods Aangezicht doet neerknielen, zoals David in Psalm 51 de Heere om genade en vergeving smeekt. Inderdaad, God eist bekering. Omkeren op onze zondige wegen, om te luisteren naar de stem des Heeren. En dat zal ook gebeuren, wanneer wij werkelijk zien, hoe het de zonde is, die ons van God af voert.

Dan krijgen wij een „mishagen" aan de zonde en zullen haar gaan haten en vlieden. Deze zelf beproeving moet echter altijd geschieden bij het kruis van Golgotha. Daar zien wij verwerkelijkt, dat de ziel, die zondigt, sterven zal. Christus, die onze zonden droeg, worstelt daar immers niet slechts met de dood, maar met de vorst der duisternis zelf. Wie zal dit echter doorgronden ! Daar zie ik dus de wet vervuld, maar ook de straf der wet; de vloek der zonde. Ik had daar moeten hangen ; ik had zo moeten worstelen en sterven.

Maar nu vraagt het formulier onder ten tweede, of gij ook deze gewisse belofte Gods gelooft, dat u alle zonden om het lijden en sterven van Christus vergeven zijn. Dit wordt dus gevraagd aan hem, die zijn zonde oprecht betreurt en aan de Heere beleden heeft.

Welnu, gelooft gij die vaste belofte Gods : ,,indien wij onze zonden belijden, de Heere is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonde vergeve"! (1 Joh. 1 vs. 9).

Bij de zelfbeproeving staat dus Christus in het middelpunt met Zijn verzoenend lijden en sterven. Gelooft gij in Christus en dringt Zijn liefde u tot een leven in Zijn dienst ?

Of is er toch nog een ban in uw leven. Wilt gij uw broeder niet vergeven, waarom God ook u niet vergeven kan, naar het Woord des Heeren.

Is er een andere zonde, waar gij aan vasthoudt! Dan moogt ge — zó althans — niet aangaan, maar roept de Heere u tot bekering van deze weg.

Nu kan ik niet dieper op deze dingen ingaan. Bovendien is het formulier zó rijk van inhoud, dat dit niet te verbeteren is. Wel moge ik nog even wijzen op dat heerlijk stukje Evangelie, dat begint met de woorden : „maar dit wordt ons . . . . . niet voorgehouden . . . . . om kleinmoedig te maken . . . . . Daarom al is het, dat wij nog vele gebreken . . . . . in ons bevinden (gebrek aan geloof, boze begeerten), wanneer deze dingen ons van harte leed zijn, zo zullen wij zeker zijn, dat geen zonde . . . . . . , die in ons overgebleven is, kan verhinderen, dat God ons niet in genade zou aannemen".

Welnu, zit ge zo gelovig aan de Tafel des Heeren, dan ziet ge daar voor u gaan de Man van Smarten — in het breken van het brood en vergieten van de wijn — „Waarhjk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen . . . . . .Hij is om onze overtredingen verwond . .  . . ." En zo ontvangt ge zegen, want ge weet het weer : zo stierf de Heere Jezus om mijn schuld te boeten aan het kruis, en daarom geloof ik de vergeving mijner zonden. De Heere is mijn Herder . . . . . Hij verkwikt mijn ziel . . . . . "

Daartoe heeft de Heere ons immers de sacramenten gegeven opdat Hij daardoor ons geloof, door de Heilige Geest gewekt onder de prediking des Woords, zou versterken. Nu is het Heilig Avondmaal een mijlpaal op mijn levensweg, totdat eenmaal de tijd is gekomen, dat de Heere mij opneemt in Zijn heerlijkheid, om met Hem hierboven het Avondmaal te vieren. Wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. Welk een heerlijke genadegave heeft de Heere ons geschonken in dit sacrament en hoe kan dit juist in mijn jonge leven steeds weer een baken zijn, dat mij op het rechte spoor houdt.

Ook hierin mogen wij de Heere weer danken, dat Hij ons een Kerk gegeven heeft, waarbinnen wij dit heerlijk sacrament mogen vieren ter gedachtenis aan de zoendood van Jezus Christus en ter versterking van ons geloof.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 december 1948

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

De Kerk en wij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 december 1948

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's