Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eindredactie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eindredactie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

van de Kerkorde, voorzover deze in eerste lezing werd vastgesteld ter vergadering van de Generale Synode, gehouden van 8 tot 14 Juli 1948 op „Woudschoten" te Austerlltz.

VI.

Van de organen van bijstand.

Wanneer de zorg voor de dienst der Kerk op de verschillende terreinen des levens dit vereist, worden in de orde der Kerk organen van bijstand van de Generale Synode in het leven geroepen, belast met het geven van voorlichting en met de uitvoering van hetgeen hun op dat arbeidsveld tot taak wordt gesteld.

Indien een provinciale kerkvergadering of classicale vergadering, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een meerdere ambtelijke vergadering, wil overgaan tot de instelling van een orgaan van bijstand, doet zij dit naar de regelen, gesteld in de orde der Kerk, en voor zover daarin niet voorzien, in overleg met de Generale Synode.

VII.

Van de bedieningen.

Met het oog op de dienst der Kerk in de wereld, waarin de ambten tezamen met de gemeente hebben werkzaam te zijn, worden bedieningen ingesteld.

Tot de vervulling van deze bedieningen worden lidmaten geroepen, om naast de ambtsdragers werkzaam te zijn in het apostolaat, de geestelijke vorming van de jeugd, de catechese, het diaconaat, en waar zulks verder nodig blijkt.

De bedieningen worden ingesteld en zij, die daarin werkzaam zijn, worden daartoe geroepen plaatselijk door de kerkeraad en anders door een meerdere vergadering en na overleg met het betrokken orgaan van bijstand van die ambtelijke vergadering en voorts in overleg met het generale orgaan van bijstand, op dat terrein werkzaam ; zij, die in de zendingsarbeid in een bediening werkzaam zijn, worden in naam der Generale Synode door de raad voor de zending benoemd.

Zij, wier opleiding ten behoeve van de vervulling van een bediening is voltooid, leggen de daartoe bestemde belofte af. Zij, die een bediening aanvaarden, worden bevestigd in een kerkdienst, met gebruikmaking van een daartoe bestemd Formulier uit het dienstboek der Kerk.

VIII.

Van het apostolaat der Kerk.

Als Christus-belijdende geloofsgemeenschap gesteld in de wereld, vervult de Kerk haar apostolische opdracht in het bijzonder door haar gesprek met Israël, door het werk der zending, door de verbreiding van het Evangelie onder en de voortdurende arbeid aan de kerstening en de voortgaande reformatie van het volk.

De Kerk richt zich in het gesprek met Israël tot de synagoge en tot allen, die bij het uitverkoren volk behoren, om hun uit de Heilige Schrift te betuigen, dat Jezus de Christus is.

De Kerk richt zich in het werk der zending, in gehoorzaamheid aan het bevel van Christus, met het Evangelie des Koninkrijks tot de volkeren in de niet-gekerstende wereld; daartoe brengt zij, onder uitoefening van de dienst der barmhartigheid in. de geestelijke en lichamelijke noden, hen, die zijn gekomen tot geloof en de Heilige Doop hebben ontvangen, bij de bediening van Woord en Sacramenten tezamen in gemeenten;

zij helpt deze gemeenten bij de inrichting en opbouw van een eigen kerkelijk leven ;

IX.

Van de geestelijke vorming van de jeugd.

Aan de Kerk is opgedragen, mede te werken aan de vorming der jeugd, teneinde deze te brengen tot haar plaats in de gemeente en haar de weg te wijzen in de wereld.

Ook is de Kerk mede verantwoordelijk voor de opvoeding van en het onderwijs aan de jeugd van het gehele volk in gezin en school, opdat ook daarin de door God geboden levensorde gestalte krijge.

X.

Van het belijden der Kerk.

In dankbare gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift als de bron der prediking en enige regel des geloofs doet de gehele Kerk, ook in haar ambtelijke vergaderingen, in gemeenschap met de belijdenis der Vaderen en in het besef van haar verantwoordelijkheid voor het lieden, zich strekkende naar de toekomst van Jezus Christus, belijdenis van de zelfopenbaring van de Drieënige God.

De belijdenis der Vaderen is vervat, zowel in het Apostolicum, de geloofsbelijdenis van Nicea en de geloofsbelijdenis van Athanasius — geestelijk eigendom van de algemene Christelijke Kerk — als in de Heidelbergse Catechismus, die van Geneve, en de Nederlandse Geloofsbelijdenis met de Dordtse leerregels — door de Reformatie geschonken aan de Kerk in de Nederlanden.

In. haar verantwoordelijkheid voor het heden en levende in de uit de Schrift geputte belijdenis der Vaderen, belijdt de Kerk telkens op nieuw in haar prediking, getuigenissen, herderlijke brieven, kerkliederen, gebeden, formulieren, leerboeken en belijdenisgeschriften

Jezus Christus als Hoofd der Kerk en als Heer der wereld. De ambten, vergaderingen, organen en bedieningen, zijn gehouden in al hun spreken en handelen zich te bewegen in deze weg van het belijden der Kerk.

Te dien einde heeft de Kerk, terwille van de rechte vervulling van de opdracht van haar ambtsdragers en gemeenteleden, de roeping naar de regel van het Woord Gods opzicht te oefenen over haar leden, in het bijzonder over de verkondiging, de catechese en de opleiding en vorming van de dienaren des Woords. De Kerk weert wat haar belijden weerspreekt.

Bezwaren inzake dat belijden kunnen door lidmaten — onder beroep op het Woord Gods — worden voorgelegd aan het oordeel der Kerk, die zich daarover uitspreekt.

XI.

Van de predik- en eredienst.

De dienaren des Woords gaan bij de tekstkeuze voor de predikdienst te rade met het kerkelijk jaar; in leerdiensten kan ook gehandeld worden over de belijdenisgeschriften, in het bijzonder over de Heidelbergse Catechismus.

De eredienst wordt geleid door de dienaren des Woords volgens een der, in overleg met de Kerkeraad der Gemeente gekozen, orden uit het dienstboek der Kerk.

In de kerkdiensten zullen door de gemeente geen andere liederen worden gezongen dan die, welke zijn bijeengebracht in het psalmen gezangboek der Kerk.

XII.

Van de feest- en gedenkdagen der Kerk.

De Kerk viert de dag des Heeren. Zij onderhoudt als bijzondere dagen de Kerstdagen, de Goede Vrijdag, de Paasdagen, de Hemelvaartsdag en de Pinksterdagen.

Voorts kome de gemeente samen tot herdenking van de aanvang der Reformatie, op de Oudejaarsavond, de Nieuwjaarsdag en op boete-, bede- en dankdagen.

XIII.

Van het Kerkboek.

Tot het Kerkboek der Nederlandse Hervormde Kerk worden verenigd

het psalm- en gezangboek, het dienstboek, bevattende de orden van dienst, de liturgische formulieren en de gebeden met de ziekentroost, het belijdenis- en leerboek en de kerkorde.

Wijzigingen in het kerkboek, met uitzondering van de kerkorde, worden vastgesteld door de Generale Synode, die deze na haar in eerste lezing te hebben vastgesteld en nadat zij tenminste drie maanden tevoren ter kennis zijn gebracht van de gemeenten en haar leden, aan de classicale vergaderingen ter consideratie voorlegt, waarna de uiteindelijke vaststelling in tweede lezing geschiedt door een voor dit geval verdubbelde Synode.

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Eindredactie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's