Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het voorbeeld op de berg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het voorbeeld op de berg

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In stelling XVII van mijn dissertatie heb ik gezegd : „In Hebr. 8 : 5b (vgl. Exodus 25 : 40) wordt met „de afbeelding, die u op de berg getoond is", gedoeld op de komende Christus".

Het komt mij voor, dat een nadere toelichting van deze stelling gewenst is. Want het gaat hier om een principiële kwestie, die sinds de eerste eeuwen van het Christendom telkens de Kerk in beroering heeft gebracht: om de éénheid van Oud en Nieuw Testament.

In Hebr. 8 : 5 wordt gesproken over de Tabernakel. De bouw en de inrichting van de Tabernakel is niet door Mozes zelf verzonnen : hij is ,,door Goddelijke aanspraak vermaand", niet alleen om een Tabernakel te bouwen, maar ook omtrent de wijze, waarop hij deze moest inrichten. Niets werd daarbij overgelaten aan het persoonlijk inzicht van Mozes : de Heere Zelf schreef hem alles tot in onderdelen vóór. „Want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding, die u op de berg getoond is".

Hier wordt in Hebr. 5 aangehaald het woord des Heeren uit Ex. 25 : 40. De Heere heeft aan Mozes bevolen, dat de kinderen Israëls een hefoffer zullen brengen van het kostbaarste, dat zij bezitten : goud en zilver en koper ; hemelsblauw en purper en scharlaken, fijn linnen en geitenhaar ; roodgeverfde ramsvellen, dassenvellen en sittimhout; olie tot de luchter en welriekende specerijen ; sardonixstenen en andere edelgesteenten voor efod en borstlap.

Waartoe moet dit alles dienen ?

Het antwoord volgt onmiddellijk : ,,En zij zullen Mij een heiligdom maken, dat Ik in het midden van hen wone".

En het staat Gods volk niet vrij om het heiligdom des Heeren te bouwen en in te richten naar eigen inzichten. „Naar al wat Ik u tot een voorbeeld van deze Tabernakel en een voorbeeld van al deszelfs gereedschap wijzen zal, even alzo zult gijlieden die maken". En nadat dit „voorbeeld" uitvoerig beschreven is, eindigt dit hoofdstuk in Ex. 25 : 40 met de woorden : ,,Zie dan toe, dat gij het maakt naar hun voorbeeld, hetwelk u op de berg getoond is". En nogmaals in Ex. 26 : 30 : ,,Dan zult gij de Tabernakel oprichten naar zijn wijze, die u op de berg getoond is".

Ook Stefanus in zijn rede voor de Joodse Raad herinnert hieraan in Hand. 7 : 44 : „De Tabernakel der getuigenis was onder onze vaderen in de woestijn, gelijk geordineerd had Hij, Die tot Mozes zeide, dat hij dezelve maken zoude naar de afbeelding, die hij gezien had"'.

De Tabernakel, door Mozes gebouwd, was een linnen Tent. Het was onmogelijk om een vast, stenen heiligdom voor de Heere te bouwen, zolang Israël moest omzwerven door de woestijn.

Doch toen Jozua het volk had gebracht in Kanaan, en Israël na langdurige en zware strijd in de tijd der Richteren eindelijk rust gevonden had onder Koning David, en rust had van al zijn vijanden rondom — toen heeft David ,,begeerd te vinden een woonstede voor de God Jakobs" (Hand. 7:46). David sprak deze begeerte uit voor de Profeet Nathan : ,,Zie toch, ik woon in een cederen huis, en de Ark Gods woont in het midden der gordijnen". Dat laat David niet met rust : dat de Koning Israels woonde in een prachtig paleis van cederhout, en de Koning der koningen in een linnen Tent! En Nathan begrijpt terstond Davids bedoeling en zegt : „Ga henen, doe al wat in uw hart is, want de Heere is met u". :

Weliswaar moet Nathan daarna de boodschap des Heeren overbrengen, dat niet David, maar zijn zoon Salomo dit Huis moet bouwen. Maar Salomo bouwt dan toch straks dit Huis Gods. En hij bouwt dit geheel overeenkomstig de inrichting van de Tabernakel. Dus ook naar ,,het voorbeeld, dat op de berg getoond is" aan Mozes.

Welke betekenis heeft nu de Tabernakel of Tempel voor Israël ? 

Beide worden gezien als het heiligdom des Heeren, als het Huis Gods, als ,,een woonstede voor de God Jakobs".

Dit wil niet zeggen, dat Mozes, David en Salomo zo naïef geweest zijn om te menen, dat de Heere, de Schepper van hemel en aarde, gebonden zou zijn aan een linnen Tent of aan een stenen Tempel.

In zijn gebed bij de inwijding van de Tempel spreekt Salomo het uit : ,,Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen ? Zie, de hemelen, ja de hemel der hemelen zouden U niet bevatten — hoeveel te min dit Huis, dat ik gebouwd heb !" Ook Stéfanus herinnert daaraan: „Maar de Allerhoogste woont niet in tempelen, met handen gemaakt, gelijk de Profeet (Jes. 66 : 1) zegt: De hemel is Mij een troon, en de aarde een voetbank Mijner voeten : hoedanig Huis zult gij Mij bouwen, zegt de Heere, of welke is de plaats Mijner rust ? "

En toch spreekt de Heere over Tabernakel en Tempel telkens als over ,,Mijn heiligdom", of ,,Mijn Huis".

Want de Tempel was de afschaduwing van het hemelse Heiligdom. En de voorhof was de afschaduwing van deze aarde.

Het was Gods bedoeling bij de Schepping van hemel en aarde, dat deze aarde zou zijn de voorhof, door welke de mens mocht ingaan in het hemelse Heiligdom, als hij heilig leefde naar Gods gebod.

Helaas, ,,als de mens in ere was, zo heeft hij het niet verstaan". Hij heeft moedwillig Gods gebod overtreden, is afvallig geworden van zijn Schepper. En daardoor heeft hij zichzelf de gemeenschap met God onwaardig gemaakt en verloren het recht om het Heiligdom te betreden.

Dit werd het volk gedurig voor ogen gehouden door de inrichting van Tabernakel en Tempel. Daar stond nu in hun midden het heiligdom, het Huis Gods, de woonstede van de God Jakobs maar het volk mocht daar niet binnen treden !

Is ooit een feller prediking denkbaar van des mensen ellende en verlorenheid, dan juist deze : dat God wil wonen onder Zijn volk, doch dat Zijn volk tot Hem niet naderen kan — dat Hij Zich door hen een heiligdom wil doen bouwen, waar zijzelve niet mogen binnengaan ?

En toch heeft de Heere in Zijn genade een weg gevonden om de gemeenschap mogelijk e maken tussen Goden Zijn v­olk. Hij heeft Zich sommigen uit hen verkoren tot Priesters. En moet het volk in de voorhof van verre blijven staan — de Priesters mogen ingaan om te dienen in het heiligdom.

En de Priester gaat niet voor zichzelven: hij vertegenwoordigt zijn volk. Op treffende wijze is dit uitgedrukt door de borstlap, die de Hogepriester moest dragen als hij inging in het heiligdom. In die borstlap waren twaalf edelstenen aangebracht, waarin gegrift waren de namen der twaalf stammen Israels. Ook de Hogepriester kwam niet voor zichzelven : hij vertegenwoordigde zijn volk, hij droeg zijn volk op zijn hart.

Rijk en vol van genade is deze taal der schaduwen. Gods volk staat op deze aarde van verre als in de voorhof, doch mag het hemelse Heiligdom niet binnengaan. Maar de Heere heeft Zich een Hogepriester verkoren uit Zijn volk : Jezus Christus, de Zoon des mensen, één uit ons. En Hij komt niet voor Zichzelven : Hij vertegenwoordigt Zijn volk. Ja, als Hij opvaart ten hemel en het Heiligdom binnengaat, dan draagt Hij Zijn volk op Zijn hart!

Wij willen nu nagaan, hoe heel ,,het voorbeeld op de berg" in alles wijst op de Christus, Die komen zou.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Het voorbeeld op de berg

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's