Samuël, een zoon der Wet
FEUILLETON
EEN VERHAAL UIT HET HEDENDAAGSE PALESTINA
145)
Wie zou een stuk van zijn grond ter beschikking stellen.
Ook velen van de Baitjisraelieten waren gekomen. Uit hun midden kwam het voorstel om het lijk weer in die oude put neer te laten en deze aan te vullen met zand, stenen en puin.
Lemberger, wiens mening men eerst wilde vragen, vond alles goed. Hij kon ook haast niet denken.
Toen regelde Mandel de begrafenis. Het lijk lag nog op de zak. De voormalige herbergier, de kleermaker Zalig, en Samuel, vatten met hem de punten beet en lieten toen hun last weer in de donkere put zakken. De lussen werden toen losgemaakt.
Toen vroeg hij zijn schoonvader: „Spreek u nu een woord als Rabbijn. Hij is toch de zoon van mijn vader en van mijn moeder !"
Maar Sinaï Tulpenbloesem schudde het hoofd : ,,Er is over hem niets te zeggen !"
,,Maar hij is mijn broeder, Reb Sinaï, en hij is eens ook een onschuldig kind geweest. Erbarm u dan over hem, en spreek een enkel woord van medelijden".
,,De Thora zegt ons niet, dat wij voor moordenaars moeten bidden". Tulpenbloesem wendde zich met duistere gelaatstrekken af, om niet langer dat smekend gezicht te hoeven zien.
,,Reb Sinaï!" Mandel smeekte hem onder tranen.
,,Samuel, spreek jij dan een woord, zodat hij toch niet in zijn graf komt als een slang of een vos of een schurftige hond !"
Bewogen door medelijden en ontzetting trad Samuel naar voren. Pijlsnel doorvloog hij in zijn geest heel het gebedenboek en het hele Tanach als een bergland, en hij zag de door het morgenrood bestraalde toppen van al die troostrijke toezeggingen. Maar voor Fanuël was daar niets onder. Toen breidde hij zijn handen uit en stamelde : ,,Gij, barmhartige en heilige Heiland, wees hem genadig. Gij hebt voor een moordenaar gebeden. Gij, Jeschua, Messias, badt ook voor uw moordenaars. Hoor ons dan ook voor deze, die God heeft geschapen".
Het noemen van die naam ging als een electrische schok door al de omstanders. De stenen, die zij van plan waren in de put te werpen, bleven in hun opgeheven handen. De mensen staarden eerst hem aan, en toen v/eer zijn pleegvader. Het was, alsof zij wilden vragen, of Sinaï zijn pleegzoon nog langer beschermde, of dat hij hem aan zijn lot overliet.
In Sinaï's ogen scheen alle leven uitgeblust. Hij hield zich slechts met moeite overeind. ,,Doet maar wat gij wilt !" zei hij zonder enige klank in zijn stem. ,,Hij is mij vreemd". Toen vloog de onbevoegde grafredenaar reeds een steen naar zijn schouder, — een tweede trof zijn heup. De voormalige herbergier had de aanval ingezet. Meerdere kleinere projectielen vlogen lang hem heen ; doch een scherpe steen trof zijn slaap, zodat hij begon te bloeden.
(Wordt vervolgd).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 1949
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 1949
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's