Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

ZO RIJK ALS JOB

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik weet, mijn Verlosser leeft. Job 19 vers 25a,

Zo arm als Job, zegt het bekende spreekwoord. Het lijkt dus een vergissing, als ik Job rijk noem. Zeker, hij was alles kwijt geraakt. Niet alleen zijn geld en zijn goed, maar ook zijn vrouw en zijn vrienden. En toch was Job in deze omstandigheden rijker dan hij ooit geweest was. Want rijk, schatrijk is hij, die Job na kan zeggen: ,,Ik weet, mijn Verlosser leeft !" Rijk in zijn geloof, hoop en liefde.

Hij heeft zijn Verlosser gevonden. De Heere heeft zijn gebed verhoord. Job had een Borg nodig. Stel mij een Borg, zo horen wij hem in hoofdstuk 17 vers 3 in angst en vrees uitroepen. Hij wist n.l. ook, dat hij zonder Borg en Middelaar niet voor de Rechtvaardige en Heilige God kon bestaan. Hij wist, wat er in het paradijs gebeurd was. De misdaad van de eerste mens was hem niet onbekend gebleven. Job verstond, wat het zeggen wilde, in zonden ontvangen en geboren te worden. Hij wist, dat dit de mens aan allerhande ellendigheid, ja, aan de verdoemenis zelf onderwierp. Deze wetenschap maakte het hem zo bang en deed hem roepen om de Verlosser Die de Heere ook in het paradijs had beloofd.

Job noemt de, Christus zijn Verlosser. Wat dit voor hem wil zeggen, begrijpen wij beter, als wij er op letten, dat hij eigenlijk zegt: Ik weet, mijn Goël leeft! Met de naam van Goël wordt in de Heilige Schrift altijd iemand aangeduid, die als nabestaande helpen moest, wanneer een familielid door ongeluk of leed getroffen werd. De Goël moest optreden als bloedwreker of als losser. Zo horen wij de Moabitische Ruth tot Boaz zeggen: Ik ben Ruth, uw dienstmaagd; breid dan uw vleugel uit over uw dienstmaagd, want gij zijt de naaste losser.

Wat had die Job reeds een zuivere kennis van de Heere Jezus Christus. Een kennis, die ons beschaamd moet maken. Is het niet 'treffend, dat hij Hem reeds toen mocht zien als de nabestaande van Zijn volk ? Job zag reeds toen de grote vernedering van zijn Verlosser, Die Zichzelf zou vernietigen door de gestalte van een dienstknecht aan te nemen. Hij zou ons gelijk worden, uitgenomen de zonde. ,,Daarom schaamt Hij Zich niet, hen broeders te noemen", zo zegt de schrijver van de Hebreënbrief.

Zulk een Verlosser hebben wij nodig. Een, Die onze bloedwreker wil zijn. Heeft Satan ons niet in de dood gestort ? Naar lichaam en ziel heeft hij de mens vermoord. Wij hebben een Losser nodig. Wij werden beroofd van die kostelijke gaven, die God de mens eens gaf als Zijn beelddrager. In ware kennis, gerechtigheid en heiligheid, heeft Hij de mens geschapen. Maar wat bleef er van over ?

Wij hebben een Losser, een Goël nodig. Die kan ons alleen verlossen uit die verschrikkelijke slavernij. Wat is de mens anders dan een ellendige slaaf van de duivel ? Willens en wetens heeft hij zich aan de duivel verkocht. Neen, hij staat in dit alles geenszins onschuldig. Hij heeft niet anders gewild.

Het leven van de natuurlijke mens is een leven zonder God, zonder hoop, zonder verwachting. Wat zou er nu van ons worden, als er geen Verlosser, geen Goël was ?

Job roept het echter in onze tekst uit, dat er zulk een Verlosser is. Hij leeft!

De Heere Jezus Christus is de Bloedwreker van Zijn volk. Daartoe, is Hij van de Vader gegeven. Hij heeft de misdaad van de duivel gewroken. Hoe kort is het nog geleden, dat wij op de Paasmorgen weer bepaald werden bij Zijn volkomen overwinning over duivel, dood en hel. Hij heeft de sleutels der hel en des doods. Hij heeft Zijn volk gewroken. De prijs der overwinning was heel hoog. Daarvoor gaf Hij Zijn leven. Op de Paasmorgen toonde Hij zijn volkomen overwinning.

Hij kon zeggen : Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid.

De Heere Jezus is de Losser van Zijn beroofd en geknecht volk.

Zijn verlossing is een volkomen overwinning. Hij schenkt Zijn volk genade, gerechtigheid, geloof, liefde en vrede. „Hij schenkt uit goedheid, zonder peil, ons 't eeuwig, zalig leven". Eens zal pas blijken, hoe groot Zijn verlossing was.

De Heere Jezus is de Goël van Zijn volk. Hij noemt Zijn kerk Zijn Bruid. Hoe zwart, hoe arm zij in eigen oog is, in Zijn oog is zij liefelijk. Straks zal de bruiloft worden gevierd. Dan zal zij altijd bij Hem zijn.

Moeten wij Job arm noemen ? Is deze man te beklagen ? Er is alle reden voor, om hem te benijden ! Dat wil niet zeggen, dat om de weg, waarin de Heere hem leidde, door ons gebeden moet worden. Dat moeten wij maar aan de Heere zelf overlaten. Job heeft in onze tekst een bange zieleworsteling achter de rug. En die zal ook wel niet de laatste zijn geweest. Job heeft ook wel andere woorden gesproken in zijn lijden. Waarvan hij niet zeide : ,,Och, of mijn woorden toch opgeschreven werden ! Och, of zij in een boek werden ingetekend ! Dat zij met een ijzeren griffie en lood voor eeuwig in een rots gehouwen werden".

Daar waren ook zijn vrienden en zijn vrouw mede schuldig aan geweest. Hun woorden waren voor hem een verzwaring van zijn lijden. Het was niet waar, dat hij een grote zonde voor hen verborg. Hij was niet onoprecht goddeloos. Hij wist, dat de Heere het hem alles aandeed. Maar wat de Heere met dit alles voorhad, dat verstond Job niet. En dan bovendien geen Goël ! Hij had het wel heel zwaar gehad. De Heere liet hem heel lang wachten. Maar ook nu weer niet tè lang. Plotseling ging het licht op in de duistere nacht van kommer en verdriet. Hij mocht de Middelaar, de Borg aanschouwen. Hij mocht uitroepen : ,,Ik weet, mijn Verlosser leeft!" Dat kwam hem de Heere zelf te openbaren. Dat kan altijd alleen Zijn werk zijn. 

Hij leeft ! De belijdenis, die na hem zovelen zouden mogen herhalen. Job vergiste zich niet. Hij, de Borg, de Verlosser, leefde ook toen al. Had Hij Zichzelf niet in de Raad des Vredes aangeboden als de Middelaar Gods en der mensen ?

Zijn liefde is een eeuwige zondaarsliefde !

,,Ik weet, mijn Verlosser leeft!" Welk een heerlijke taal des geloofs! Zijt gij óok al zo rijk, mijn lezer ? Weet u, om welk woordje het gaat? De kracht, de troost van dit woord ligt in dat woordje ,,mijn". Dit woordje zal misschien voor u ook wel een Struikelblok betekenen ?

Soms zoudt gij het bijna durven uitspreken, en dan weer schrikt gij van uw eigen gedachten. Hij de mijne en ik de Zijne, het is u te groot. Maar zou Hij Zichzelf aan u niet aanbieden ? Zou Hij Zich aan u onttrekken ?

O, weet, dat Hij de Verlosser uit alle nood en dood is. Wat ik u bidden mag : schrijf Hem nooit de weg voor, waarin Hij zich aan u nader zou moeten openbaren. Hij sprak tot Thomas : „Zalig, die niet gezien en nochtans geloofd hebben".

De Heere make u net zo rijk als Job. Arm in zichzelf en rijk in God.

(Soest)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's