Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONTLEDIGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONTLEDIGING

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christus legt het leven af, en daarin is de ontlediging — zo besloten wij.

Het is dus niet de ontlediging van de mens, die ons aan het kruis wordt voorgesteld.

De nieuwe leer wil geen anthropologie — leer van de mens - en zij heeft feitelijk niets anders te zeggen, want ten slotte gaat God volgens haar in de mens, zij het dan een God-mens, op. Zo ziet zij ook aan het kruis slechts ontlediging van de mens. De mens is een leeg vat, een volkomen negatie.

Daarmede wordt reeds tekort gedaan aan de schepping Gods. Juist, omdat het schepsel het leven niet in zich zelf heeft, kan het slechts leven, zolang God het leven geeft. Deze goddelijke daad is nooit negatief, leeg, niets.

Deze verhouding kan niet afwezig zijn, als de Zoon van God ons vlees en bloed aanneemt. Ook dan leeft de mens door Hem krachtens Zijn goddelijke scheppende en onderhoudende macht. Hij doet aan die menselijke natuur, wat Hij doet aan ieder mens, komende in de wereld. (Vgl. Joh. 1 vers 9).

Daarom, als het Woord vlees wordt en in onze duisternis ingaat, leeft Hij niet in duisternis, want Hij is het licht der wereld en Hij leeft ook naar Zijn mensheid niet in duisternis, al deelt Hij in de zwakheid van het vlees en van het schepsel. Ons in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. Hij komt in gelijkheid van 't zondige vlees, stelt zich bloot aan de werkingen van een duistere wereld, wordt verzocht door de vorst der duisternis, maar Hij valt niet in zijn strikken. Hij heeft geen zonde gekend, noch gedaan. Wie uwer overtuigt Mij van zonden ?

Hij is het leven en het leven is het licht der mensen, ook als Hij is vlees geworden, en zo straalde het licht van Hem uit op de wereld.

Het was wel zo, dat de aanschouwers zonder de openbaring des Vaders in Hem de Zoon van de levende God niet konden ontdekken, maar het is ook zó, dat de glans van dat licht aan niemand ontging. Daarom hield het volk Hem voor een profeet, hetwelk toch de ware menselijke bestemming is : profeet Gods te zijn en het licht te doen schijnen.

Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, om van de Waarheid getuigenis te te geven, zo getuigt de Christus voor Pilatus. (Joh. 18 vs. 37).

In Zijn mensheid werd het wave mens-zijn openbaar, omdat Hij het leven is, en het leven het licht der mensheid is.

De duisternis toch is over de mens gekomen, omdat hij het Woord verachtte en het licht schuwde. Het licht ging in de mens onder, omdat hij de duisternis liever had dan het licht. Doch niemand kan van de Christus zeggen, dat Hij de duisternis liever had dan het licht, want Hij kwam om de Wil des Vaders te doen.

Als Hij ons in alles is gelijk geworden, uitgenomen de zonde, kan dat nooit "betekenen, dat Hij ons is gelijk geworden in ons zondig bestaan, in ons zondeleven, zodat Hij tegen de Vader en tegen Zichzelf in opstand zou gekomen zijn, gelijk de gevallen mens.

Maar Hij is ons gelijk geworden in ons schepselmatig bestaan.

Al zullen wij niet vermogen in de verborgenheid van de twee-naturen. Godheid en mensheid, in te dringen, dit kan gezegd worden, dat Hij naar Zijn Godheid het Leven is en het Licht der mensen, zodat Zijn menszijn naar de orde Zijner schepping bij dat licht leeft en uit dat licht leeft. Hij stond naar Zijn mensheid in de rechte verhouding tot God en Zijn Wet.

In de vleeswording is zonder twijfel ook reeds een ontlediging, al kunnen wij die niet bepalen. Het Woord, is vlees geworden. Wat dat voor Hem moet betekenen, kunnen wij nooit benaderen.

Immers aan de menselijke kant ontbreekt ons de kennis van de rechte en waarachtige mens van wege de zonde. Wij weten, dat in Hem de waarachtige en volkomen mens is geopenbaard en kunnen er slechts aan ontdekt worden, welk een wangestalte wij, getoetst aan Zijn Beeld, zijn.

En wat de goddelijke zijde betreft, hoe zouden wij daarvan enige klare voorstelling hebben ? Immers ook de mens in rechtheid verscheen wel in het leven op Zijn machtwoord, maar van die mens kan nooit gezegd worden : Het Woord is vlees geworden, want hij was niet het Woord, maar hij werd geschapen door het Woord. De mens was alleen in het voornemen Gods, maar het Woord was bij God en was God.

Christus is wel geworden als onzer een, maar Hij is toch een andere, omdat Hij ook in de vleeswording de Zoon van God is en blijft.

Als er staat : God sprak : Er zij licht en er werd licht, kan men niet zeggen, dat het Woord licht werd.

Het Woord werd geen licht, maar door het Woord verkreeg het licht aanzijn en gestalte. Het Woord riep het in het aanzijn, alsof het reeds ware. Het kenmerkend karakter van de scheppende Majesteit des Woords is juist daarin gelegen, dat het geschapene wezenlijk niet God is.

Daarom is het nog niet juist om te zeggen, dat het geschapene een niet-zijn is. Men kan zeggen, dat het schepsel op en voor zichzelf niets is. Dit echter is een zinloos zeggen, omdat van een schepsel op en voor zichzelf geen sprake kan zijn. Het begrip schepsel sluit dit ten enenmale uit. Het geschapene heeft geen grond in zichzelf, maar het heeft zijn zijnsgrond in het scheppende Woord.

Deze levende betrekking wordt door de Schrift betuigd, als zij zegt, dat alle dingen uit Hem en door Hem en tot Hem zijn. Alle dingen bestaan tezamen in Hem. Daarom kan de apostel Paulus betuigen, dat wij in Hem ons bewegen en leven en zijn. Hand. 17 vs. 28).

Toen het Woord vlees werd en ons schepselmatig bestaan aannam, werd deze betrekking niet opgeheven, maar tot een buitengewoon innige, want het Woord werd vlees.

Dat vlees worden drukt het bijzondere en innerlijke uit en dit aannemen van de beperkingen van het schepselmatige, gaat gepaard met het afleggen van Zijn heerlijkheid, met een vrijwillige ontlediging Zijner goddelijke Majesteit. 

Wij spreken hier niet van verhulling Zijner Godheid, zoals sommigen willen, want het gaat niet om een opzettelijke verhulling, maar om de openbaring van Zijn Godheid. Vgl. slechts Joh. 1 vs. 14. Wij hebben Zijn heerlijkheid gezien. 

De vleeswording echter vraagt ontlediging, aflegging van Zijn leven.

Doch ook deze ontlediging staat in het vrije handelen Gods. Hij heeft macht het leven af teleggen en wederom tot Zich te nemen. Zo staat het in Zijn vrije handelen, in hoeverre Hij Zijn goddelijke macht wil afleggen. Daarvan getuigt Hij telkens weer, als Hij zegt : „Mijn ure is nog niet gekomen", als Hij Zijn goddelijke macht openbaart in tekenen en wonderen, als Hij Zich onttrekt aan de mensen, zodat zij geen macht over Hem hebben.

Eén ding.valt ook daarbij op, dat Hij ook bij de openbaring Zijner goddelijke macht, immer in gehoorzaamheid aan de Wil des Vaders handelt.

Zo is er geen sprake van verhulling, maar van openbaring in overeenstemming met de Wil desgenen, die Hem gezonden heeft, en dat met betrekking tot het Middelaarswerk. In alles openbaart Hij Zijn goddelijke vrijmacht, doch alzo, dat Hij doet het werk des Vaders, waartoe Hij in de wereld is gekomen en geboren werd.

Hoewel zowel Zijn goddelijke macht als de gehoorzame onderwerping aan de Wil des Vaders en de schepselmatige beperktheid in Zijn vleeswording openbaar worden. zullen wij nochtans in de innerlijke relatiën van de goddelijke en de menselijke natuur geen inzicht vermogen te erlangen, omdat dit ten enenmale buiten ons vermogen ligt.

Het zou zelfs onjuist en in strijd zijn met de goddelijke heerlijkheid van de Zoon, te zeggen, dat Zijn Godheid werd verhuld door het vlees. Dat is zelfs een al te menselijk oordeel.

Het zou ook in strijd zijn met Zijn vrijmacht te zeggen, dat het vlees Hem zou verhinderen Zijn Godheid te openbaren.

Maar omgekeerd zou het ook niet juist zijn te beweren, dat Zijn mensheid tot schoner glans verheven werd door Zijn goddelijke heerlijkheid. Wij kennen immers buiten Hem de waarachtige mens niet in Zijn schoonheid. Hij vertoonde ons de waarachtige mens, zij het ook in gelijkheid van het zondige vlees. Hij openbaart ons de heerlijkheid en de ellende van de mens. Hij openbaart ons, wie God voor de mens is in Zijn toorn en lieflijke ontferming.

Hij doet dat in het vrije handelen Zijnen goddelijke Persoon in gehoorzaamheid aan de Vader, en wendt daartoe Zijn goddelijke macht aan in de openbaring van Zijn Messias-zijn, zowel in de wonderen en tekenen als in de aflegging van Zijn leven en de overgave in de dood.

Ons in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. In de gelijkheid van het zondige vlees.

Hoe dat te verstaan ? De zonde is niet zonder invloed gebleven op heel ons bestaan. Reeds merkten wij op, dat wij in de mensheid buiten de Christus zelfs geen voorbeeld vinden, hetwelk ons enige kennis geeft van de goede, de rechte en waarachtige mens. Niemand is goed, tot niet één toe !

Wat wij van de mens weten, is slechts een krom en verdraaid beeld, de verdorven mens.

Geheel onze saamleving, onze ervaring, onze kennis draagt daarvan de ontstellende kenmerken. Daarom ontbreekt het ons niet alleen aan Godskennis, maar ook aan zelfkennis. (Calvijn. Inst. I; 1, 1).

Wie in deze mensenwereld verschijnt, draagt de smet der zonde in zich en ervaart allerwegen de invloed der verdorvenheid, aangezien wij in en uit de mensheid leven.

Uitgenomen de zonde ons in alles gelijk geworden, staat Christus in een verdorven mensheid, onderworpen aan de verderfelijke invloed van een verdorven saamleving. Daarom in de gelijkheid van het zondige vlees. Hij, de Reine, in een verdorven en onreine mensenwereld, met al haar onreine bewegingen. Het leven is een vallei des doods, waarin de Satan met zijn trawanten zijn onheilvol spel speelt. Dat is in gelijkheid van het zondige vlees. Dat is lijden gedurende de ganse tijd Zijns levens op aarde. En temidden van al dit lijden en deze verzoeking blijft Hij Overwinnaar en openbaart Zich in de strijd tegen de machten des doods in Zijn grondeloze ontferming en als de Heiland der wereld.

In de gelijkheid van het zondige vlees woont Hij, de Heilige en Rechtvaardige, onder de mensen als een medelijdend Hogepriester. Daarin is ontlediging Zijner goddelijke heerlijkheid — doch geen ontlediging in absolute zin. Hij is ook daarin de uit vrijmachtige Liefde handelende Middelaar, dat Hij ook de macht Zijner ontlediging en de mate Zijner ontlediging alleen onderwerpt aan de Wil des Vaders.

Daarin is tevens openbaring van Zijn God-zijn, Zijn met de Vader Eén-zijn en Eens-willens-zijn. In dit alles, in de tekenen en wonderen, wordt dan ook Zijn Messias-zijn openbaar, waarvan Hij ook zelf getuigt, b.v. tegen de discipelen van Johannes de Dooper, als zij kwamen vragen : Zijt Gij de Christus, of verwachten wij een andere ? (Lukas 7 vs. 24).

Maar daarom ook is het een vrijwillige overgave, als Hij zich Zijner goddelijke heerlijkheid ontledigt tot in de dood en Zijn leven aflegt.

Ook dat is een goddelijke daad, waartoe geen schepsel bij machte is, omdat geen schepsel het leven in zichzelf heeft.

Een mens kan zelfmoord plegen, maar dat staat geenszins gelijk met zijn leven afleggen. Dat kan het schepsel niet, omdat het zichzelf niet leeft. Daarom is zelfmoord ook een duivelse zonde.

Het is ook niet zo, dat in de kruisdood des Heeren de mens wordt ontledigd van al zijn verbeelding, zoals sommigen leraren. De kruisdood van de Christus is een vrijwillige aflegging van Zijn leven, doch deze vrijwilligheid kan zelfs in de verte niet de gedachte opwekken aan iets, dat op zelfmoord gelijkt.

In de dood des kruises wordt de ontlediging Zijner goddelijke heerlijkheid volkomen.

De mens Jezus — om dat voor een ogenblik zo uit te drukken — legt Zijn leven niet af, maar Christus, de Zone Gods, legt Zijn leven af aan het Kruis. Er is slechts één Persoon, die handelt, n.l. de Zoon.

Maar het is zó, als de Christus Zijn Leven aflegt, gaat het licht des mensen onder, komt de dood over de mens.

Christus kon in des mensen dood ingaan, door in de vereniging van Zijn Persoon met de mens. Zijn Leven af te leggen.

Zijn Kruisdood is openbaring van de verborgenheid, dat Zijn Leven het licht der mensen is, hetwelk zij niet derven kunnen dan ten koste van alles. Dat licht derven betekent de dood.

Daarom is deze openbaring in het Kruis een daad van goddelijke genade. De Zoon, die toch de almachtige Schepper is, had niet nodig in deze weg van Zijn leven af te leggen, de mens te leren, dat hij buiten Hem niet leven kan, zelfs niet het leven op deze aarde. Hij zou ook zonder vleeswording en zonder ontlediging Zijner heerlijkheid het Woord des levens kunnen terugnemen.

Dat echter was niet de Wil des Vaders, want het was de Wil des Vaders de Zijnen het Koninkrijk te geven.

Hoe kan het dan zijn, dat de Zoon in de vleeswording des Woords door Zijn leven af te leggen de dood des mensen moest ingaan ?

Dat kon toch niet alleen zijn om de mens te leren, dat het Woord, Gods Zoon, het Leven is en het licht der mensen, zonder hetwelk zij zelfs niet zijn kunnen.

De zin van de Kruisdood ligt echter veeleer in het oordeel Gods over de zonde : Gij zult de dood sterven.

Immers als de Zoon in onze dood ingaat, gaat Hij in ons oordeel in, stelt Hij zich onder ons oordeel, draagt Hij ons oordeel.

Klaar en duidelijk heeft de profeet Jesaja (hfdst. 53) gezien, dat God ons oordeel op de Messias deed aanlopen. Reeds in de geboorte uit de maagd heeft de Christus Zijn bereidheid getoond om de vloek, die op ons lag, op Zich te nemen. In de aflegging van Zijn leven heeft Hij die vloek voor Zijn rekening genomen.

Men kan dus wel zeggen, dat God het oordeel over de zonde, hetwelk Hij had uitgesproken, op de Zoon heeft gelegd en dat de Zoon in de plaats van de gevloekte mens is getreden om de toorn Gods te dragen. Men kan echter niet zeggen, dat God de Zoon verworpen heeft en dat de Zoon zich zelf verworpen heeft. Dat is een waanbeeld van de nieuwe leer, hetwelk door God zelf wordt gelogenstraft, als Hij zegt: Deze is Mijn geliefde Zoon, in welke Ik een welbehagen heb. Dergelijke drogredenen verdraaien het Evangelie.

Het Kruis is een Godsgericht, waarbij de vierschaar Gods wordt gespannen over de zonde, waaraan de mens schuldig is, en waarin het oordeel wordt voltrokken in alle volstrektheid van de goddelijke gerechtigheid.

Daarom moest er een mens staan in het gericht, een mens, uit de mens geboren. Doch wie zou in dit gericht bestaan, waarin God Zijn oordeel voltrekt over de zonde, die in de wereld is ingekomen ?

Zo is het een goddelijk handelen van ondoorgrondelijke ontferming, als Hij de Zoon in dat gericht heeft overgegeven en als de Zoon, die mens wilde zijn en daartoe bereid was om geboren te worden uit een vrouw en Zijn leven af te leggen, opdat het goddelijk oordeel aan Hem voltrokken werd en de weg des levens geopend.

De volle last der zonde kwam op Hem, omdat het gericht niet ging over een register van. menselijke overtredingen, want er was geen aanklacht van persoonlijke overtredingen. Pilatus vond geen schuld in Hem en hij heeft dit voor de wereld moeten betuigen, omdat Hij, die Pilatus macht had gegeven om de aardse vierschaar te spannen, in Zijn heilig Kind Jezus geen schuld vond.

Niet voor enige overtreding kwam Hij in het gericht, maar het gericht ging over de zonde, over de ongerechtigheid, welke, in de wereld gekomen, een oorzaak is geworden van nameloze ellende, wee en verderf.

Ons aller ongerechtigheid, de ongerechtigheid, heeft God op Hem doen aanlopen. Voor de ongerechtigheid, die onder de toorn Gods eeuwige scheiding teweeg moest brengen tussen God en Zijn schepsel, is de Christus ingetreden.

Daarom heeft Hij als een medelijdend Hogepriester zich in de plaats gesteld, waar het goddelijk oordeel viel, en het werk van de Middelaar Gods en der mensen volbracht. Want Die, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. (1 Cor. 5 vs. 21).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

ONTLEDIGING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's