Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Lamech's tijd en onze dagen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genesis 4 vers 19—24. En Lamech nam zich twee vrouwen ; de naam van de eerste was Ada, en de naam van de andere Zilla. En Ada baarde Jabal; deze is geweest een vader dergenen, die tenten bewoonden en vee hadden. En de naam zijns broeders was Jubal; deze was de vader van allen, die harpen en orgelen handelen. En Zilla baarde ook Tübal-Kaïn, een leermeester vam alle werker in koper en ijzer; en de zuster van Tübal-Kaïn was Naëma. En Lamech zeide tot zijn vrouwen: Ada en Zilla ! hoort mijn stem, gij, vrouwen van Lamech ! neemt ter ore mijn rede ! Voorwaar, ik sloeg wel een man dood om mijn wond en een jongeling om mijn buil! Want Kaïn zal zevenvoudig gewroken worden, maar Lamech zeventigmaal zevenmaal. Mattheüs 24 vers 37. En gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van de Zoon des mensen.

Wanneer wij de eerste hoofdstukken van het boek Genesis nauwkeurig lezen en ontleden, dan blijkt dat het menselijk geslacht na het Paradijs in twee lijnen uiteenvalt. Daar is de lijn van Seth, de zoon die Adam en Eva in de plaats voor Kaïn van de Heere ontvingen. Het is het geslacht van Seth, waarvan ons een naamlijst wordt overgeleverd, waaruit we weten dat zijn geslacht een godvrezend geslacht is geweest. Denk slechts aan Henoch en Noach. De andere lijn is die van Kaïn, waarover de H. Schrift ons wel niet veel, maar toch genoeg vertelt om te weten dat hier de goddeloosheid welig tierde. Denk slechts aan Lamech, de hoofdpersoon uit het tekstwoord.

Van Kaïn lezen wij, dat hij een stad bouwde. Daarbij moeten wij niet denken aan een stad in onze dagen. Dat was heel eenvoudig. Zo primitief, als wij ons ternauwernood kunnen voorstellen. Kaïn's geslacht breidt zich uit. Lamech wordt geboren en ook deze huwt en wordt vader.

De H. Schrift tekent ons deze Lamech als een goddeloos man. Toch was zijn gezin een openbaring van veel gaven van Gods algemene genade. Lamech 's kinderen waren knappe kinderen. Op hun rijpere leeftijd zijn de jongens allemaal uitvinders van zaken, waarvan men tevoren geen kennis had en Waardoor het leven in die dagen een zeker gemak en luxe ontving. Dat is ongetwijfeld een genade Gods, als de mens gaven en krachten ontvangt om meer ontwikkeling in het leven te brengen. Maar het is opmerkelijk, dat deze genadegaven zich juist in het goddeloze Kaïnsgeslacht openbaren.

Daar is Jabal. Hij is een herder en zwerft met zijn kudde rond. Hij is, het, die kans ziet om een draagbare en daardoor verplaatsbare woning te construeren. Een tent, die hij mee kan nemen, zodat hij 's avonds niet meer behoeft thuis te komen om te overnachten. Jabal wordt zwerver, hij trekt de wereld in.

Jubal, zijn broer, ontdekt de wereld der muziek, die tot toen nog verborgen was. Hij ziet kans om door snaar- en blaasinstrumenten het rijk der tonen zijn medemensen te openbaren en het lied op de aarde te brengen. De derde is Tubal-Kaïn, die de metalen, verscholen in de erts, daaruit weet vrij te maken en dan de eerste voorwerpen van koper en ijzer vervaardigt. Na de kunst is ook de industrie begonnen. De zuster van deze drie mannen is Naëma, welke naam waarschijnlijk bevalligheid betekent. Zij is in dit gezin degene, die de verpersoonlijking vormt van het zinnelijk vormenschoon der vrouw. Zij behoort tot het geslacht dat straks, dank zij deze gave, hen die de Heere vreesden, weet te verleiden tot een huwelijk, waarin geen plaats is voor de dienst des Heeren en waardoor de godsvrucht schaars wordt en de zondedienst toeneemt. Door haar geslacht gaat het belijdend volk des Heeren een verbinding aan met de wereld, vervlakt het geestelijk leven en wordt de kerk zodanig aan de wereld gelijk, dat het de Heere berouwde dat Hij de mens gemaakt had.

Deze appel was niet ver van de stam gevallen. Was niet Lamech ook iemand, die het vrouwelijk schoon wist te waarderen en het stelde in de dienst der zonde. Hij is de eerste van wie wij lezen, dat hij twee vrouwen nam, wier namen in hun betekenis uitdrukking geven aan hun natuurlijke bevalligheid. Het vrouwelijk element heeft in Kaïn's geslacht ongetwijfeld een grote rol gespeeld, omdat alleen in de opgave van zijn geslacht vrouwen worden genoemd. In de naamlijst van Seth ontbreken ze. Lamech's overtreding der huwelijkswet, door God in het paradijs gesteld doordat Hij Adam één vrouw toebracht, wijst er op, dat hij deze schoonheid en zinnelijke aantrekking wist te waarderen en er niet voor schroomde de zonde te volvoeren in de dienst der lusten en hartstochten. Hier is het begin van een zonde, die straks hele volken bezoedelt en in het leven van menigeen onnoemelijk verdriet brengt.

Toch zien we Lamech in dit zondebedrijf niet ten voeten uit getekend. Dat is veel meer in zijn wraaklied, waarin de hartstocht naar macht en de wellust van de hoogmoed hoogtij viert. Het gaat bij Lamech niet meer om vergelding, maar om wraak. Hier is alle erkenning van God vreemd en wordt evenmin toegestemd, dat het recht gepleegd moet worden naar door de Heere aan, ons gegeven normen. Hier staat het ik op de voorgrond, dat zich niet ontziet de hand te slaan aan de beelddrager Gods, om zelfverheffing en zelfbevrediging te verkrijgen.

Toch is Lamech's tijd niet een tijd, waarin God Zijn hand van Kaïn's geslacht had teruggetrokken. Ook naar deze zondige schepselen gaat Zijn bemoeienis uit. In deze tijden, waarin de zondedienst toeneemt, zendt de Heere ook Zijn getuigen om op te roepen tot boete en bekering. In Enos' dagen sluiten de vromen zich meer en meer aan om samen God te dienen, o.a. in het aanroepen van Zijn Naam. Henoch, die een tijdgenoot van Lamech is, karakteriseert de H. Schrift als een, die met God wandelt, om alzo uitdrukking te geven aan zijn diepe vroomheid. Toch was deze Henoch niet een stille in den lande, maar heeft scherpelijk het Woord des Heeren gesteld tegenover de bedreven zonden en zo ernstig de zondaren vermaand. En ons mag zeker niet Noach ontgaan, die 120 jaar lang zijn tijdgenoten gewaarschuwd heeft voor de komende gerichten Gods. Dit alles tekent ons, hoe de Heere de dood der goddelozen niet wilde, maar dat van Kaïn's geslacht gold, dat zij niet hebben gewild. In die eeuwen staan Lamech en Henoch tegenover elkaar, beiden de zevende vanaf Adam. In hen is er de strijd tussen het slangenzaad en het vrouwenzaad. De grote strijd om de wereldheerschappij tussen de Schepper en de Boze. En als de Sethieten zich tenslotte gaan vermengen met de Kaïnieten en God ziet dat de boosheid der mensen menigvuldig is op de aarde en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage boos, dan is er wellicht in de tenten van Kaïn verheuging geweest over de overwinning en de toenemende afval. Maar het antwoord Gods blijft niet uit.

En dat antwoord is het gericht. De sluizen des hemels gaan open. De fonteinen worden losgemaakt en Henoch's profetie, hoe fel ook verworpen, wordt werkelijkheid. Het gericht wordt gehouden tegen allen, om te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben en vanwege al de harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen de Heere gesproken hebben. Na meer dan vijftien eeuwen geduld gehad te hebben en gewaarschuwd te hebben, vernietigt de Heere door de zondvloed de van Hem vervreemde mensheid. Wat baat nu de tent, het zwaard, de muziek, het lied of de vrouw? Alles en allen gaan onder in de watervloed, de gerichtsoefening des Heeren. Het oordeel verkondigt, dat de Heere groot is en zeer te vrezen, te rein om het kwade te gedogen.

Maar de dobberende ark is het teken van .de overwinning van Gods Kerk. Bewijs van de trouwe genade voor degenen, die de Heere vrezen. Een symbool met een wijd perspectief, dat reikt tot de jongste dag.

Naar Jezus' woord, begrepen in de tweede tekst, ligt er in de boven omschreven tijd een boodschap voor een latere tijd. De wereld vóór de zondvloed is de grondslag van het beeld, dat de wereld vertoont in de eindtijd. Nu ligt het geenszins in de bedoeling een profetie te doen aangaande de wederkomst. Maar zou het ook teveel zijn, als wij gaan vergelijken tussen toen en nu ? Onze tijd is er een van kennen en kunnen. Maar de snel voortgaande ontwikkeling heeft er niet toe bijgedragen om het leven dichter bij de Heere te brengen. Integendeel. De toenemende ontkerstening in alle lagen van het volk openbaart een God vergeten op beangstigend grote schaal. Alle pogingen om van de aarde een lusthof te maken, openbaren wèl het heimwee naar het paradijs, dat in de harten der mensen leeft, maar tegelijk ook een streven als God te willen zijn. De erkenning van Zijn macht en heerschappij op alle terreinen des levens, is wel ver zoek. En dit geldt niet alleen voor het kleine in het persoonlijk- en gezinsleven, maar ook in het maatschappelijk en politieke leven der volken.

En toch heeft God nog bemoeienis met Zijn schepselen. Want nog is er de Kerk en wordt Zijn Woord gebracht. Het moge zo zijn, dat ook onder ons kerkvolk de Sethieten zich met de Kaïnieten vermengen, de stem, die een oproep is tot bekering en boete, is nog niet verstomd. Dat betekent, dat de genadetijd altijd nog voortduurt. Maar tevens, dat hij die de ontwikkeling en voortgang der zonde ziet en de toenemende afval en vervlakking erkent, dat de wereld op weg is naar het Godsgericht —, de wederkomst van Christus. Er moge een aanvankelijk verblijden zijn in het kamp der ongelovigen, wij willen vasthouden aan Jezus' woord en terugzien op vroeger eeuwen, die het spiegelbeeld zullen zijn van de heerschappij des Heeren. Dat wil zeggen, dat het ogenblik komt, waarop Satan en de zijnen overwonnen en onderworpen zullen worden en ondergaan in het eeuwig oordeel. De ark van Noach zal echter ook overblijven op de jongste dag. De Kerk wordt behouden. Gods genade in Christus, verheerlijkt in hen die Hem vrezen, doet ontkomen aan 's Heeren straffende gerechtigheid.

Een dobberende ark toen en een jubelende Kerk straks, zij beiden zullen prediken in de eeuwigheid, dat God niet met Zich liet spotten. Hoe zalig is dan hij, die het hoort en ook doet, wat de Heere hem doet verkondigen tot zijn eeuwige vrede. Het heil van dezen is alleen zeker.

Oud-Vossemeer (Z.).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's