Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Woord Gods en de Heilige Schrift

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Woord Gods en de Heilige Schrift

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Ik moet eerlijk bekennen, dat ik mij steeds met intense verwondering heb afgevraagd, hoe het mogelijk is, dat theologen van het formaat van Seeberg, deze ,,vergissingen" der bijbelschrijvers zó hoog aanslaan, dat zij op grond daarvan een bepaalde inspiratieleer menen te kunnen ontzenuwen. Er zijn wel wereldschokkender feiten te noemen, en voor het geloof moeilijker te verwerken, dan de vraag, of er nu 23.000 of 24.000 stierven, of er één of twee bezetenen of blinden waren, één of twee engelen in Jezus' graf, en of een profetie te vinden is bij Jeremia of Zacharia.

Calvijn is in die dingen heel nuchter. In Hand. 7 vers 15 v., wordt gezegd : „En Jakob kwam af in Egypte, en stierf, hijzelf en onze vaderen ; en zij werden overgebracht naar Sichem, en gelegd in het graf, hetwelk Abraham gekocht had voor een som gelds van de zonen van Hemor, de vader van Sichem". Calvijn zegt: ,,Stephanus zegt, dat de Patriarchen na hun dood zijn overgebracht naar het land Kanaan. Maar Mozes vermeldt (in Gen. 50 vs. 13) alleen de beenderen van Jozef. En in Joz. 24 vs. 32 staat, dat de beenderen van Jozef begraven zijn, zonder dat die der anderen vermeld worden. Sommigen antwoorden, dat Mozes eershalve alleen Jozef noemt, omdat deze aangaande zijn beenderen met name bevel gegeven had, wat wij niet lezen, dat door de anderen gebeurd is. Hieronymus zegt weliswaar in de ,,peregrinatio" Pauls, als zij vertelt dat zij door Sichem gereisd is, dat zij daar gezien heeft de graven der 12 Patriarchen, maar elders maakt hij alleen melding van het graf van Jozef. En het kan zijn, dat voor de anderen cenotaphen zijn opgericht. Ik heb niets om voor zéker te verklaren, dan dat óf deze spreekwijze synecdochisch is, óf dat Lukas niet zozeer uit Mozes dan uit een oud gerucht (ex veteri fama) dit heeft verteld, zoals de Joden vele dingen hadden, die hun oudtijds door de vaderen als van hand tot hand overgeleverd waren. Dat hij (Lukas !) er echter daarna aan toevoegt, dat zij gebracht zijn ,,in het graf", dat Abraham gekocht had van de zonen van Hemor, het is duidelijk, dat dit bij de naam van Abraham een vergissing is. Want Abraham heeft een dubbele spelonk voor de begrafenis van zijn vrouw gekocht van Efron de Hethiet (Gen. 23 vs. 9), maar Jozef is elders begraven, n.l. in de akker, die zijn vader Jakob voor honderd geldstukken had gekocht van de zonen van Hemor". (Gen. 33 VS. 19). En Calvijn eindigt zijn commentaar op Hand. 7 vs. 16 doodleuk met de woorden: ,,Quare hic locus corrigendus est". (Daarom moet deze plaats gecorrigeerd worden). Hij zegt er niet bij, hoe dit gecorrigeerd moet worden, doch bedoelt blijkbaar, dat de naam van Abraham vervangen moet worden door die van Jakob, want hij zegt, dat er bij de naam van Abraham een vergissing in het spel is. Jakob heeft dit graf gekocht, en niet Abraham. Maar Abraham heeft óók een graf gekocht, bij Hebron. Is het dan zo verwonderlijk, dat Lukas deze namen even door elkaar haalt, en Jakob bedoelende. Abraham schrijft ? Doet dit iets af aan het Woord Gods, dat door Stefanus' mond en Lukas' geschrift tot ons komt ? En pleit het tegen de inspiratie der Schrift, als een geïnspireerd schrijver zich eens vergist? Wij hebben eenvoudig de menselijke vergissing te erkennen en te corrigeren, zonder ook maar een ogenblik geschokt te worden in ons geloof, dat de H-. Schrift het Woord Gods is.

Daarom behoeven wij het nog niet op te nemen voor elke theorie van een verbale inspiratie. Evenmin ook voor een theorie van mechanische, organische of dynamische inspiratie. In mijn dissertatie heb ik er op gewezen (blz. 323 v.v.), dat men bij Calvijn geen theorie vindt over de inspiratie der Schrift, of over de inspiratie van Profeten en Apostelen door de H. Geest, en over de vraag, hoe de Geest daarbij te werk ging, organisch of mechanisch. Dit is een ongelukkige tegenstelling, erfenis van een latere, intellectualistische periode in de theologie. Waar het Calvijn om gaat, dat is : om de zekerheid, dat het God is, Die in de Schrift tot ons spreekt; dat in de Schriften tot ons komt niet een menselijk getuigenis aangaande Jezus Christus, maar Gods getuigenis, door de mond van mensen, die Hij gebruikt als Zijn organen.

Enkele voorbeelden slechts. Bij Jesaja 40 vers 6 merkt Calvijn op, dat ,,de stem der Profeten ook Gods stem is. Wiens organen zij zijn (want zij spreken niet uit zichzelven)". Wij moeten „leren niet minder eerbiedig aan te nemen, wat de Profeten aanbrengen, dan indien God Zelf uit de hemel donderde : aangezien zij niet spreken dan uit Zijn mond, en als tassenpersonen verhalen, wat Hij heeft ingegeven".

Bij Hand. 1 vs. 16 zegt Calvijn : „Zulke spreekwijzen verwekken grotere eerbied voor de Schriften, wanneer wij er aan herinnerd worden, dat David en al de Profeten alleen door de leiding des Geestes gesproken hebben, zodat niet zijzelve de auteurs zijn der profetieën, maar de Geest, Die hun tong als orgaan heeft gebruikt".

Calvijn gebruikt ook uitdrukkingen, die schijnen te wijzen in de richting van een mechanische inspiratie, b.v. het woord „dicteren". „De Geest zal hun de woorden dicteren". Maar hij omschrijft dit zó, dat de H. Geest ,,de tongen der gelovigen tot de ware belijdenis des geloofs vormt en richt". De H. Geest alleen „is de geschikte Leermeester om recht te bidden, daar Hij niet slechts de woorden ons dicteert, maar ook de innerlijke aandoeningen regeert". Heel de verkiezing van Matthias tot Apostel, een handeling dus, is hun ,,door de Geest gedicteerd". Paulus schrijft aan de Corinthiërs, dat zij ,,een brief van Christus" zijn. „Volhardende in zijn overdrachtelijke spreekwijze, zegt hij, dat de brief door Christus geschreven is : omdat het geloof der Corinthiërs Zijn werk was. Hij zegt, dat die „door zijn dienst bereid" is, alsof hij (Paulus !) geweest is als pen en inkt". Dat klinkt erg mechanisch — doch zonder overgang laat Calvijn volgen : ,,Kortom, hij maakt Christus tot de Auteur, zichzelf echter tot Zijn orgaan". Als hij zegt, dat ,,de Apostelen geweest zijn zekere en authentieke secretarissen van de H. Geest", dan bedoelt hij slechts ,,dat daarom hun geschriften gehouden moeten worden voor uitspraken Gods".

Over het ,,hoe" der inspiratie laat Calvijn zich niet uit. Hij wordt slechts niet moede te leren, ,,dat het God was. Die sprak, door Profeten en Apostelen. Zij spreken ,,uit de mond des Heeren". Daarom is het „Goddelijke wijsheid, een hemelse leer, overal, en die niets aards aan zich heeft". Zij spreken ,,door Goddelijke ingeving". Hun woorden „ademen duidelijk de Goddelijke openbaring". ,,Het is God, Die spreekt".

Zo heeft de Schrift ,,haar eigen waardigheid en majesteit". Maar om het vaste geloof in haar te verwerven, zijn menselijke bewijsvoeringen niet krachtig genoeg, totdat de hemelse Vader, door in haar Zijn Godheid te openbaren, haar eerbiedwaardigheid aan alle tegenspraak ontheft. ,,Daarom zal dan eerst waarlijk de Schrift voldoende zijn tot de zaligmakende kennis Gods, wanneer haar zekerheid door de inwendige overtuiging van de H. Geest gefundeerd zal zijn". Menselijke getuigenissen om haar te bevestigen zullen niet ijdel zijn, indien zij maar volgen op dat voornaamste en hoogste getuigenis des Geestes, als secundaire hulpmiddelen van onze zwakheid. ,,Maar dwaas handelen zij, die willen, dat den ongelovigen bewezen wordt, dat de Schrift is hei Woord Gods : dit kan niet gekend worden, dan door het .geloof". (Inst. I, VIII, 13). En zoals het bij Calvijn is, zo is het ook in de belijdenisgeschriften uit de tijd der Hervorming. Ook in de N.G.B, vinden wij geen theorie omtrent de wijze der inspiratie, doch wel de inspiratie zélve. ,,Wij belijden", zegt art. 3, ,,dat dit Woord Gods niet is gezonden noch voortgebracht door menselijke wil ; maar de heilige mannen Gods hebben gesproken, gedreven zijnde door de H. Geest, gelijk de heilige Petrus zegt".

Doch daarmede is er nog geen H. Schrift. Die ontstaat naderhand. ,,Daarna heeft God, door een zonderlinge zorge, die Hij voor ons en onze zaligheid draagt. Zijn knechten den Profeten en Apostelen geboden, Zijn geopenbaarde Woord bij geschrift te stellen, en Hijzelf heeft met Zijn vinger de twee Tafelen der Wet geschreven".

Is dan alle Woord Gods dat eenmaal gesproken is, ons beschreven ? Wij weten wel beter. Wij kennen niet de inhoud der verloren boeken, waaruit in het O. T. soms wordt geciteerd, zoals ,,het Boek des Oprechten", of ,,het Boek van de oorlogen des Heeren". Wij weten dus ook niet, of en hoeveel ons daarmee verloren ging aan woorden Gods. Maar wij weten wel, dat Johannes met nadruk spreekt van , , vele andere dingen, die Jezus gedaan heeft" en „vele andere tekenen", die Jezus in de tegenwoordigheid Zijner discipelen gedaan heeft, die niet zijn geschreven in dit boek — maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft dat Jezus' is de Christus, de Zone Gods, en opdat gij gelovende het leven hebt in Zijn naam".

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 november 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Het Woord Gods en de Heilige Schrift

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 november 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's