Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Komen tot Christus en behouden worden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Komen tot Christus en behouden worden

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al wat mij de Vader geeft zal tot mij komen, en die tot mij komt, zal ik geenszins uitwerpen. Johannes 6 vs. 37.

Zal iemand waarlijk geestelijk leven kennen en behouden worden, dan zal dit alleen door Christus kunnen. Want in Hem is het leven. Hij is de weg tot het leven, niemand kan behouden worden dan door Hem.

Is dit niet reeds genoeg om ons te laten zien de noodzakelijkheid om Hem nodig te hebben ? Maar dit leert ons tegelijk ook, dat de mens in zichzelf het leven mist, het geestelijk leven. Al wat de mens poogt daarvoor in de plaats te stellen, heeft geen betekenis. Ja, waarlijk, het leven is alleen in en door Christus te verkrijgen.

Meent iemand mogelijk dat dit te scherp gesteld is, die herinnere zich maar enkele uitspraken van de Heere Jezus zelf en lette ook maar op het verband, waarin bovenstaande tekst voorkomt.

Dit komt ook uit in het oordeel, dat God zelve over de zondaar heeft uitgesproken : „vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet om dat te doen". „De ziel, die zondigt, zal sterven".

Heeft de mens dan niet gezondigd en is hij niet een overtreder geworden ? Leert het Woord dan niet, „dat er niemand is, die niet zondigt, dat er niemand is, die goed doet, ook niet één" ? Is de mens dan niet in Adam, zijn Stam- en Bondshoofd, gevallen en daarmede van het leven vervreemd geraakt ? Ligt hij daardoor niet midden in de dood en verdoemelijk voor God ? Daarom moet de zondaar, reeds bij zijn komst in de wereld, genoemd worden „verloren zondaar". En hoe is hij dagelijks bezig om de dood vruchten te dragen, hoe langer hoe meer verloren te geraken. Gebeurt daar nu niets anders in dit leven, dan zinkt hij straks weg in de eeuwige dood. Het is zo echt waar: „buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf".

De Heere Jezus heeft toch getuigd : „die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven ; maar die de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem !"

Wat is dit geloven in Hem nu anders dan het komen tot Hem, waarvan onze tekst spreekt ? Zeker, Christus zegt tot de Joden, die Hem horen en niet in Hem geloven : „gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven hebt". Dit is nu waar van allen, die tot Hem niet komen. Het is niet willen, niet geloven. Al wat de mens daaarvoor in de plaats stelt, is geheel onvruchtbaar.

Is dit nu de noodzakelijkheid, wij mogen ook wijzen op de mogelijkheid.

Het kon wezen, dat iemand vroeg met een angstig hart : „hoe kan een zondaar tot Christus komen ?"

Daar is een heerlijke mogelijkheid, ja, méér dan dat. Daar is zelfs een heerlijke zekerheid daartoe. Hing het van de mens zelf af, hetzij goddeloos of in eigen oog vroom, dan kwam er nooit iets van terecht. Het is bij de mens gans onmogelijk. En het is reeds een voorrecht als we dat leren zien en alle eigen pogen mag worden opgegeven.

„Wie kan dàn zalig worden", zeiden de discipelen in een ander verband. En de Heere Jezus antwoordde : „wat de mens onmogelijk is, dat is mogelijk bij God, want bij God zijn alle dingen mogelijk".

Het moet van de Heere uitgaan. Daartoe gaf God allereerst het liefste wat Hij had, — zijn eigen Zoon. Daarom gaf de Zoon zichzelf en baande de weg, ja, werd zelf de Weg, de Waarheid en het Leven. Hij gaf zich in de dood en bracht het leven aan. Deze schenking van het allergrootste Godsgeschenk kon niet zonder vrucht blijven. Hij heeft zijn kracht niet onnuttelijk besteed. Hij heeft zijn bloed niet doelloos vergoten !

O, neen, dat kon niet, want „al wat de Vader Hem geeft, zal tot Hem komen".

Daarin ligt de zekerheid. Door de trekking en bearbeiding van de Heilige Geest, de Geest van de Vader en de Zoon. Hij onderwijst, overreedt, leidt en bestuurt, leidt tot Christus, verbindt aan Hem, ja, lijft de zondaar Christus in, zodat Christus' leven zijn leven wordt. De Vader gaf aan de Zoon, de Zoon neemt hem aan, de Heilige Geest werkt het alles. Daartoe maakt de Heilige Geest levend wie Hij wil, legt levende behoefte in het hart, doet tot Christus vluchten en houdt niet op, totdat Hij de zondaar in Christus ingeplant heeft, ja, tot in het eeuwig, zalig leven.

Die Geest maakt het Woord levend en krachtig in het hart, geeft levende behoefte aan en ervaring van het heil in Christus. Zo wordt het waar gemaakt: „het volk dat U niet kende, zal tot U lopen". Daar gaat Hij alles aan hen volbrengen opdat zij het leven in Hem vinden en wordt het werkelijkheid : „Men zal van Mij zeggen : gewisselijk, in de Heere zijn gerechtigheden en sterkte, tot Hem zal men komen ; maar zij zullen beschaamd worden allen, die tegen Hem ontstoken zijn. Maar in de Heere zullen gerechtvaardigd worden en zich beroemen, het ganse zaad van Israël".

*

Nu kan er mogelijk bij iemand een herdenking rijzen, die, van schuld en zonde overtuigd, angstig vraagt : „maar mag ik nu wel komen, al is er bij noodzakelijkheid ook mogelijkheid ? Zo een, als ik ben, zo schuldig, zo onwaardig, mag die daartoe nu maar zo de vrijmoedigheid nemen ? "

Maar dan mogen wij in onze tekst ook zien, dat dit vrijmoedig mag.

Wat zou hiertoe dan in de weg staan ? Dat gij zulk een groot zondaar of zondares zijt ? Hebt gij het dan nog nooit vernomen, dat die Zoon Gods juist gekomen is „om te zoeken en zalig te maken wat verloren is" ? Zijt gij dan nóg groter zondaar of zondares dan die hoeren en tollenaren, die Hij in genade heeft aangenomen en waarvan Hij sprak : „die gezond zijn hebben de Medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn" ? Of misschien ook nog erger dan die zondaar, tevoren een Farizeër uit de Farizeërs, die Saulus van Tarsen, die zichzelf de grootste der zondaren noemde, maar aan wie barmhartigheid is bewezen ? Zijt gij nog erger, luister dan naar zijn getuigenis : „waar de zonde meerder is geworden, is de genade veel meer overvloedig geweest". Of naar dit van Johannes : „het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt ons van alle zonde".

Kan het dan erger, dan dat de zondaar door zijn zonde midden in de dood ligt ? Denkt gij, dat er bij die allen één sprankel van leven in hen zelf was ? Is dan de Rechtvaardige niet voor de onrechtvaardigen gestorven, opdat Hij hen tot God zou brengen? En wederom : „Hij is te zijner tijd voor de goddelózen gestorven".

Juist die bewustheid en innerlijke overtuiging dat gij zo groot zondaar zijt, is de reden dat gij tot Hem moet en moogt komen.

Hoe getuigt Hij dit in ons tekstwoord : „die tot Mij komt, zal ik geenszins uitwerpen". 't Is onbeperkt, ieder die maar waarlijk komt. Neen, 't zal u in het minst niet tegenvallen, wanneer gij slechts komt, zoals gij zijt. Gij behoeft u eerst niet op te knappen of te verbeteren. Hij roept geen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering. Die rijk en verrijkt is, zendt Hij ledig weg. Maar armen, schuldigen, behoeftigen, nooddruftigen wil Hij aannemen. Hij neemt hen liefdevol aan.

Ziet, dat is nu zulk een heerlijk en onverdiend, ja, gans verbeurd voorrecht.

Dit komen tot Hem, dit geloven in Hem, dit zich verlaten op Hem is zo heilzaam. Daar is het leven tot in eeuwigheid aan verbonden. Die dit leven deelachtig worden, zullen het nooit meer verliezen, zoals het de eerste Adam ging.

Die in Hem gelooft, heeft het eeuwige leven, al ware hij ook gestorven. Deze krijgt vrede met God en zal Hem eeuwig verheerlijken, roemen en, prijzen. Er wordt hier in dit leven reeds iets van ervaren. Daardoor leert hij alles van beneden hierbij achterstellen. Uit God geboren, is zulk een in God geborgen. Zo zal hij geleid worden tot de storeloze zaligheid.

*

Nog één bedenking willen wij weerleggen, n.l. Christus zegt: „al wat Mij de Vader geeft zal tot Mij komen".

Wordt hier nu niet geleerd, dat dit het deel zal zijn van alle uitverkorenen ?

Ongetwijfeld ligt dit er hier in. Maar denkt gij dan, dat dit een beletsel is om tot Hem te komen ? Zou dit niet in strijd wezen met het slot van Zijn eigen woord : „en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen" ? Ziet, dit is hier de oplossing. Die zó komen, zijn de gegevenen des Vaders. Anderen komen niet tot Hem. Nooit anderen dan zondaren, schuldenaren, onwaardigen, in zichzelf veroordeelden komen tot Hem,

Meen nooit, dat als iemand geen gegevene des Vaders is, deze ooit Christus zou nodig hebben. Zulken redden het wel buiten Hem, althans naar hun mening.

O, ja, er kwamen en komen velen tot Christus, maar slechts om uiterlijke dingen, niet om Hem als Borg en Zaligmaker nodig te hebben. Mogelijk maar, om van de mensen gezien en geëerd te worden.

Die klagen moeten : „waarheen zal ik mij wenden, 'k ben rondom vol ellenden", die worden tot Christus genodigd, deze moeten en mogen komen. Deze leren het nu ook verstaan van achteren naar voren, dat zij komen omdat zij gegevenen des Vaders zijn. Zij beginnen niet met de uitverkiezing, waarmede zoveel mensen bezig zijn, maar zij eindigen er mede. Zij leren het grote wonder van Gods eeuwige zondaarsliefde verstaan, het souverein welbehagen des Heeren erkennen, dat Hij over verloren zondaren genomen heeft.

Dat toch niemand zich zoeke te verschuilen voor zijn onwil om te komen tot Christus, om in Hem te geloven, achter de waarheid van Gods verkiezing. Want tot zulken zal Hij zeggen : gijlieden hebt niet gewild.

Maar dat alle arme zondaren uit Zijn' uitlokkend woord leren leven en met de Psalmdichter mogen leren verstaan :

„Nooddruftigen zal Hij verschonen,
      Aan, armen uit genâ
Zijn hulpe ter verlossing tonen.
      Hij slaat hun zielen ga".

En die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen !

Eemnes-Buiten.
J. VAN AMSTEL.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Komen tot Christus en behouden worden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's