Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gethsémané

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gethsémané

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En in zware strijd zijnde, bad Hij te ernstiger. En zijn zweet werd tot grote druppelen bloeds, die op de aarde afliepen..... Lukas 22 vs. 44.

Christus is aangekomen in de hof Gethsémané, de plaats, waar een onbeschrijfelijke zieleworsteling zal plaats vinden. Het is nacht in de olijvenhof, maar het is ook nacht, stikdonkere nacht in de ziel van de Zaligmaker van zondaren. De slagschaduwen van de dood vallen reeds over Hem heen. Straks zal de hel met alle machten op Hem aanvallen om te trachten Hem van zijn Middelaarswerk terug te houden. Hier in de hof wordt gevochten om de zaligheid van het volk des Heeren. En niemand kan Hem in die krijg terzijde staan, want zelfs de allerheiligste werkt zijn eigen zaligheid nog tegen. Hij laat zijn discipelen dan ook achter, en alleen gaat Hij verder de donkere hof in. En daar werpt Hij zich neder op de aarde, om al zijn smart en benauwdheid uit te schreeuwen voor zijn Vader. Zijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe. Het is de zonde en de vloek Gods over de zonde, die Hem hier op de schouders is gelegd. Hij, die nooit enige zonde gehad of gedaan heeft, is tot zonde gemaakt. En de Zoon des Vaders gevoelt het zo, dat door die zonde God gehoond en getergd is, hoe door die zonde een heilig en rechtvaardig God onteerd is.

O, die zonde toch, mijn lezer. Dat onze ogen toch eens geopend werden voor de verschrikkelijkheid, voor het Godonterende van de zonden. Die zonden, waardoor we naar het rechtvaardig oordeel Gods de eeuwige vloek verdiend hebben. Die zonden, waardoor we onszelf brengen in het eeuwig verderf. Om onze zonden zullen we verloren gaan, wanneer Christus niet geworden is onze schuldovernemende Borg. Om onze zonden zullen we de dood in moeten, evenals Christus om de zonden en de schulden van zijn volk de dood in moest, ja, de ver­ vloekte dood des kruises dragen moest. En alleen wanneer we Hem onze Borg noemen kunnen, zullen we gered, behouden worden. Want dan heeft Hij voor ons de straf der zonde gedragen en de schuld der zonde betaald. En daar in de hof Gethsémané komt nu de toorn en de gerechtigheid des Heeren op Hem aan. Hij heeft zichzelf immers aangeboden als Plaatsvervanger, als Borg voor de zijnen. Maar wie kan de hittigheid des toorns verdragen van Hem, Die de schuldigen geenszins onschuldig houdt? Wanneer de toorn Gods over de zonde dan ook over Christus wordt uitgestort, zien we Hem daar kruipen in de hof. En daarom roept Hij het ook uit : Ik ben een worm, geen man, een smaad van mensen en veracht van het volk. Ja, zijn ziel is bedroefd tot de dood toe. Het lijden van de Borg is hier zielelijden, zielesmart. Hij, de Zoon des Vaders, is van zijn Vader verlaten, omdat Hij de zonde draagt der zijnen en de Heere met de zonde geen gemeenschap hebben kan. Zou dat niet het ergste zijn voor de Christus, dat Hij van de Vader gescheiden is door de zonde? Welk lijden kan met dit lijden vergeleken worden, welke smart zou gelijkgesteld kunnen worden met de zielesmart van de Christus? Wat zal dat geweest zijn voor de Borg en Zaligmaker, toen dat lieflijk en vriendelijk aangezicht des Heeren voor Hem verborgen was ! Dan komt de angst en verschrikking der hel en des doods op Hem aan. En dat alles lijdt Hij als een gewillige Borg, voor een onwillig, onbekeerlijk, zondig en schuldig volk. Maar Hij weet, tot Wien Hij zich in deze grote nood wenden moet. Want we horen Hem daar smeken: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan, doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt. Hij zet zijn eigen wil geheel terzijde voor de wil zijns Vaders. En dan lezen we: „En in zware strijd zijnde, bad Hij te ernstiger. En zijn zweet werd tot grote druppelen bloeds, die op de aarde afliepen".

*

In het lijden van de Man van smarten kunnen we iets zien van de grootheid van onze zonden, van ons bedreven kwaad. In die worsteling daar in de hof Gethsémané kunnen we iets zien ook van de ernst en van de waarheid van de bedreigingen des Heeren. Deze zieleworsteling van de Zaligmaker leert ons dat de Heere de zonde niet ongestraft laten kan. Hij heeft ze gestraft voor de gelovigen uit alle tijden en uit alle landen aan zijn lieve Zoon, Jezus Christus. Welk een waarschuwing gaat er hiervan uit voor de ontzaglijke ernst der zonde. Wanneer we ons niet bekeren tot de Heere onze God, zullen we eens óok zo in zieleangst komen in de hel, in een zieleangst, die nooit meer voorbij zal gaan, maar die eeuwig blijven zal. Wanneer we maar blijven wandelen op onze zondewegen, wanneer we maar blijven wandelen op de onheilige paden der ongerechtigheden, waar de vorst der duisternis ons heenlokt, zullen we eeuwig omkomen op die plaats van buitenste duisternis, waar wening zal zijn en knersing der tanden.

Maar misschien zijn er onder ons, die vragen: Maar is er dan nog een weg, om dat eeuwig oordeel te ontgaan? Is er dan nog een weg waardoor ik mijn welverdiende straf kan ontgaan? Want ik ben zo'n zondaar. Ik heb heel mijn leven nog niets anders gedaan dan gezondigd. Hoe zou ik dan deel kunnen krijgen aan dat eeuwige leven, dat de Heere schenkt aan degenen, die Hem liefhebben en beminnen? En dan mag ons antwoord zijn, dat daar in de hof Gethsémané een Borg geleden heeft, grote druppelen bloeds gezweten heeft ter redding en ter Verlossing van een zondig en schuldig volk, die in hun angst en noden, tot Hem gevloden komen. Om dat bloed van Christus is er nog zaligheid mogelijk voor een diep gevallen mensenkind. Om dat bloed van Christus is er nog behoudenis mogelijk voor een zondaar, die in zichzelf verloren gegaan is. Om dat bloed van Christus, gaat de roepstem nog over de aarde uit: Wendt u naar Mij toe en wordt behouden. Want dat bloed van Christus reinigt van alle zonden. Dat bloed van Christus maakt vuile, onreine zondaren, witter dan sneeuw. Dat bloed van Christus is de grond voor de zaligheid voor het volk Gods.

In de hof Gethsémané worstelt Christus. En in zware strijd zijnde, bad Hij des te ernstiger. Daar in die hof wordt Hij volkomen eenswillend met zijn Vader. Niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt. Daar in die hof zal Hij zich straks overgeven aan zijn vijanden, die gekomen zijn om Hem gevangen te nemen. Dan zal Hij gewillig de drinkbeker van het lijden tot de laatste druppel toe leeg drinken. Want de vreugde, die Hem voorgesteld was, een volk te redden van de eeuwige dood, was toch zo groot. En zo is Hij geworden voor zijn volk een Bron van zegeningen. Want nu ligt de zaligheid der zijnen geheel in Hem. Ons behoud ligt niet hierin, dat onze ziel geheel bedroefd is geweest tot de dood, maar dat Zijn ziel bedroefd is geweest. Ons behoud ligt hierin, dat Hij daar als een worm door de hof gekropen is, dat Hij daar druppelen bloeds gezweten heeft, dat Hij daar in angsten des doods beklemd is geweest. Wanneer we ons echter niet bekeren, wanneer we met al onze zonden en met al onze schuld niet de toevlucht nemen tot Hem, zal die worsteling in de hof in de dag der dagen nog tegen ons getuigen. En nu is 't niet voldoende dat Christus geleden heeft, maar Hij moet ook voor óns geleden hebben. Dat bloed moet aan onze zielen toegepast zijn, zodat we weten en vertrouwen mogen, dat onze ziel gereinigd is, zodat we weten en vertrouwen mogen, dat Hij ónze Borg is.

Wanneer we echter weten, dat Christus daar in die hof voor ons geleden heeft, zullen wij kleine mensen zijn. We zullen het wonder niet op kunnen, dat Hij dat voor óns heeft willen doen. Maar dan is er zo'n vermanend woord van de apostel Paulus: Gij zijt duur gekocht, zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en geest, welke Godes zijn. Gij zijt niet met goud of met zilver, maar met het dierbaar bloed van Gods lieve Zoon gekocht. En daarom moet ge uzelf iedere dag opnieuw verootmoedigen voor de Heere. Daarom moet ge ieder ogenblik de ere geven aan uw God, die zo'n doemwaardig schepsel als gij waart, nog heeft willen verlossen, die voor zo'n doemwaardig schepsel, die zieleworsteling in de hof Gethsémané heeft willen strijden, het bloed heeft willen storten. Het is vrije genade alleen, en daarom zult ge ook moeten roemen in die vrije genade Gods, die zondaren, zonder enige verdienste hunnerzijds, nog redt, nog zaligt.

Welzalig zij, die, naar zijn reine leer,
In Hem hun heil, in hoogst geluk beschouwen
Die Zions Vorst erkennen voor hun Heer';
Welzalig zij, die vast op Hem betrouwen.

Ds. A. VROEGINDEWEIJ
Veenendaal.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Gethsémané

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's