Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ziekelijke bevinding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ziekelijke bevinding

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het nieuwe tijdschrift „Kerk en Theologie" (vroeger „ Onder Eigen Vaan"), heeft prof. Van Ruler een bijdrage geleverd over : de bevinding, een onderwerp, dat — het behoeft niet gezegd — onze belangstelling heeft, en een artikel, dat onze belangstelling verdient. Hij noemt het een proeve van theologische benadering.

„In de vernieuwing van het leven der Nederlandse Hervormde Kerk", zo schrijft hij o.a. waarnaar wij uitzien bij de eventuele invoering van de nieuwe kerkorde, is het dringend noodzakelijk, dat wij over een zeer breed front komen tot een positieve waardering en inschakeling, in het geheel van het kerkelijke en theologische leven, van datgene, wat de Gereformeerde Bond c.a. wil. In deze kringen leeft méér dan alleen maar confessionalisme en conservatisme. Het gaat hun niet uitsluitend om het juridische gezag van de bestaande belijdenis en om de handhaving van het oude. De allerbeste elementen van de Reformatie en van de geestelijke traditie van de Nederlandse kerk leven — zij het vaak wanhopig bedolven onder partij-fanatisme, kortzichtigheid, cultuurschuwheid en verwringing van de Waarheid — voort in deze gemeenten en groepen. Ik aarzel niet, te zeggen dat onze kerk, menselijkerwijs gesproken, voor een goed deel drijft op deze elementen en ze in de toekomst om haars levens wil niet zal kunnen missen. Alles in de kerk en alles in de theologie zal een bevindelijke gloed en glans moeten hebben. Wanneer dat niet gebeurt, zullen wij ook de confessionele, apostolische sacramenteel-liturgische en politiek-culturele gezichtspunten, waaronder de kerk tegenwoordig gezet en gezien wordt, niet zuiver kunnen houden".

Deze passage trekt uit verschillend oogpunt de aandacht. Het is vooreerst een aangename ontdekking, dat er mensen zijn, wier oordeel over de Gereformeerde Bond zich niet tevreden stelt met de nogal gebruikelijke dooddoener : confessionalisme en conservatisme.

„Naar Schrift en belijdenis", zo klinkt het niet zelden in onze kringen, en de betekenis daarvan is velen klaarblijkelijk vreemd, voor wie dat slechts een term is. Ja, heet 't soms, men kan dat ook in de gemeente horen uit de mond van mensen, die ternauwernood van de Drie Formulieren weten.

Dat zal wel eens voorkomen, doch hij zou zich vergissen, die zou menen in het algemeen met een traditionele sleur van doen te hebben, welke men zonder schade voor het kerkelijk leven kan negeren.

„Naar Schrift en belijdenis" kan wel aandoen als een afgesleten formule, maar zij is het niet, want het gaat inderdaad om het leven naar Schrift en belijdenis. Dat leven kan niet verouderen, omdat de Heilige Geest het uit de Christus neemt en „toepast", d. i. werkzaam maakt in het hart van de Zijnen. Dat is het leven der kerk. Van dat leven getuigt het geloof, daaruit komt zijn strijd op met de geest der wereld van binnen en van buiten, daaraan ontsproot de belijdenis der kerk. Die discipelen van Christus zijn en door de Heilige Geest geleid, voelen in de belijdenis der vaderen de polsslag van dat leven kloppen en daarom kunnen zij die niet prijs geven en kunnen zij slechts schade zien voor de toekomst van het kerkelijk leven, als zij, die zich als kerk aandient, zich van deze belijdenis zou losmaken en de strengen des Evangelies zou vieren.

Daarin is alzo een gezond conservatisme, dat het oude niet veracht, omdat het oud is, maar tracht te behouden, wijl geen nieuwigheden gezegende vrucht zullen kunnen afwerpen, tenzij uit het leven der kerk geboren en daardoor gedragen. Wie dat als confessionalisme wil verwerpen, geeft wellicht zelf aanleiding tot zulk een eenzijdige schijn, als hij de confessie al te lichtvaardig als verouderd goed waardeert en daardoor reactie moet wekken.

Het is ons inderdaad niet uitsluitend om handhaving van het oude te doen, als wij voor de belijdenis opkomen — ondanks de wanhopige bedolvenheid en wat daaromtrent in boven aangehaald citaat wordt gezegd.

Alle kerkewerk, dat in het leven der kerk niet wortelt, moet dan ook in propaganda en activisme verlopen. Prof. Van Ruler wijst daarop ook en daarin roert hij ongetwijfeld een punt aan, waarmede de bezwaren tegen de gang van zaken dezerzijds geopperd, saamhangen.

„De bevinding echter", zo schrijft hij verder, „wordt per sé ziekelijk, wanneer zij het geheel van de belijdenis als achtergrond, de wereldwijde arbeid van de zending als uitzicht, het verbondsmatige geheel der kerk als verband en de profetie uit het Woord over alle (aardse) dingen van het menszijn als kern en spil zou missen". (blz. 72).

Zonder nauwkeurig op de zin dezer woorden, welke prof. Van Ruler daarin gelezen wil hebben, in te gaan, ontkennen wij niet, dat hij hier een belangrijk punt aanroert. Wij beluisteren daarin een opmerking, welke iets te maken heeft met de boven omschreven wanhopige bedolvenheid.

En er is waarheid in, er is terecht sprake van een „ziekelijke" bevinding, al schuilt daarin toch nog een schemering van leven. Er wordt immers gesproken van „ziekelijk". Dat behoeft nog geen dood te zijn. In ieder geval wijst dit op de ernstige behoefte aan een gezonde therapie met de middelen, welke de kerk gegeven zijn. Aan zulk een therapie ontbreekt dikwijls veel. Dat zal ieder, die op de hoogte is, moeten toegeven. Ook kan niet worden tegengesproken, dat de ziekte gepaard gaat met een verenging van het geloofsleven. Zij mist de gezonde, krachtige wiekslag des geloofs, het werkzaam vertrouwen, het geestelijk vergezicht en vaak ook de vreugde des heils.

Maar — of de bevinding per sé ziekelijk wordt, wanneer zij het nog al gecompliceerde kerkelijke en theologische „kern- en spil"-werk, waarop prof. Van Ruler wijst, zou missen, is nog de vraag.

Het is niet zo eenvoudig uit te maken, hoe het verband hier ligt.

Als de bevinding ziekelijk kan worden X genoemd, moet er in het geloofsleven zelf wat haperen. Er moet iets niet overeenkomen met de wet des Geestes des levens, dus met de geestelijke orde. Wij zouden dit kunnen vergelijken met de lichamelijke ongesteldheid, welke veelal oorzaak kan vinden in gebrekkige of eenzijdige voeding en zelfs ook in overvoeding. En dan — wij dragen de hemelse schat in aarden vaten. Wij zijn zondaren en blijven zondaren, ook al is de kracht der zonde in ons gebroken. Wat kan de zonde veel bederven, ook in ons geestelijk leven !

Zo is er in ons menigerlei oorzaak van gebrek tegenover de menigerlei genade Gods en dat wordt ook openbaar in de „ziekelijke" bevinding. Wij spraken van overvoeding, maar zo treft men ook een overgeestelijkheid aan, die zich verre houdt van de gezonde leer en in het vlees eindigt. Zij kenmerkt zich veelal door een vrijheid van de geboden des Heeren, die met de ernst van het Evangelie niet in overeenstemming is en zich weinig bekommert om onze aardse roeping, welke wij in de vreze des Heeren schuldig zijn te vervullen.

Het geloofsleven wordt iets, dat naast en buiten het leven van alle dag komt te staan. Daarop doelt prof. Van Ruler wellicht ook, als hij spreekt over „de profetie uit het Woord over alle (aardse) dingen van het mens-zijn".

Een andere oorzaak van geestelijke ontsporing, welke daaraan verwant is, ligt in een onschriftuurlijke eenzijdigheid van opvatting. De Heilige Geest moet het doen, zegt men. Of wij hier ook met bevinding van doen hebben ? Het is ook mogelijk, dat wij hier stuiten op de invloed van de overgeestelijkheid, waardoor de kleine zielen worden afgehouden vari de vrede, welke zij mochten smaken, zodat zij altoos tussen hope en vreze in twijfel worden gehouden door degenen, die eikebomen der gerechtigheid worden geacht te zijn. Zij blijven staan in het gevoel hunner onwaardigheid en weigeren zich iets toe te eigenen van de genade van Christus. En hoezeer dezulken gewoonlijk de Heilige Schrift trouw lezen en hun leven sieren door een nauwgezette en dikwijls wettische wandel, missen zij het geloofsvertrouwen, dat de weldaden des Heeren aanneemt.

Dezulken zijn van bevinding niet ontbloot, maar zij hebben naar hun mening niet de bevinding, waarop zij wachten, alsof er een stem uit de hemel zou komen.

De Heilige Schrift, welke voor het geloof als de levende stem Gods is, wordt als zodanig niet aangegrepen, hoewel zij niet zullen ontkennen, dat het zo is.

Daartegenover is er een geloof, dat redeneert uit de Schrift en om met Calvjjn te spreken, als twee druppels water gelijkt op het waarachtige Schriftgeloof, en nochtans de geestelijke kracht niet kent, omdat er geen bevinding is.

Dat is een andere eenzijdigheid, wijl zij het Woord roemt, en schijnt te eerbiedigen, maar alle bevinding in stilte of openbaar voor ongezonde mystiek en menselijke „vroomheid" houdt.

Het getuigt daarom van zo diep geestelijk leven bij Calvijn, dat hij er altijd weer op wijst, dat Woord en Geest tezamen gaan. Wie daarop let, zal ook bij zichzelf vermaand worden, niet te scheiden, wat God samengevoegd heeft. Wa.nt daarin en daarin alleen schuilt de oorzaak ener „ziekelijke" bevinding en wat niet minder ziekelijk is, van een geloof zonder bevinding.

Want het is wel waar, dat alle genadegaven Gods in den Christus zijn, maar het moet ook enigermate in ons zijn. Wat zegt de Schrift, dat ons leven met Christus verborgen is bij God, doch hoe zullen wij er op vertrouwen, als wij er geen deel aan hebben en ons leven daarip niet betrokken weten ?

Met instemming wijst prof. Van Ruler in het genoemde artikel dan ook op de nadruk, door Calvijn op het saamgaan van Woord en Geest gelegd.

Niet zonder oorzaak heeft Calvijn daarop voortdurend de aandacht gevestigd, want er waren in zijn dagen secten en geestdrijvers, die zó geestelijk wilden zijn, dat zij het Woord verachtten, omdat zij alleen maar uit het licht des Geestes wilden getuigen.

Ook de apostel Paulus heeft de profeten tot de orde geroepen, zeggende, dat de geesten der profeten den profeten onderworpen zijn. (1 Cor. 14 vs. 32). Uit dien hoofde verwerpt ook de belijdenis de leer der Wederdopers.

Deze kwaal en overgeestelijkheid zijn uit de aard der zaak nauw verwant en zij, die er aan lijden, teren als parasieten op de gemeente, want zij onderwerpen zich niet aan de profeten. Zij beginnen er zelfs niet aan, want, zeggen zij, men moet eerst licht hebben, alsof God Zijn Woord vergeefs had gegeven en het bevel der prediking aan alle creaturen en de belofte Zijner tegenwoordigheid, waar twee of drie vergaderd zijn in Zijn Naam, zou ijdel wezen.

De aanraking met zulke geesten, of met degenen, die zich daardoor laten beinvloeden en misleiden, brengt er sommige predikanten toe om alle nadruk te leggen op het Woord, op de beloften Gods, die in Christus ja en amen zijn, op het aannemen dezer beloften, op het geloof, dat 't waarlijk zo is.

Zij doen dat in prediking en geschrift, doch niet zonder gevaar tekort te doen aan het werk van de Heilige Geest en aan de pastorale eis der prediking om de kudde des Heeren te weiden.

Op die wijze bevorderen zij juist het tegendeel van wat zij bedoelen. Die in een: valse mystiek willen gesterkt worden onttrekken zich en zoeken een secte naar hun begeerte, maar, die er heen neigen en de leiding in de Schriftuurlijke weg zo nodig hebben, worden aan hun zwakheid overgelaten.

Daarom dient ook zulk een eenzijdigheid vermeden te worden en mag de herderlijke zorg in de prediking niet worden veronachtzaamd ter wille van theologische overwegingen. De gemeente des Heeren leeft niet uit een theologie, maar uit het) geloof, dat naar de Schrift is. Uit dat leven des geloofs komt ook de theologie op, welke de gemeente verstaat, en welke voor de kerkelijke saamleving nuttig en nodig is om haar roeping te vervullen.

S.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 mei 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Ziekelijke bevinding

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 mei 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's