Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Puritein van de Hertenpolder

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Puritein van de Hertenpolder

54

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dan pakt hij z'n fiets en peddelt in gepeinzen naar Ringelberge, het kleine dorp in de polder. Hij laat de werkzame boer achter, die zich eerst zal moeten doodwerken, zal hij mogen geloven in de algenoegzaamheid van Jezus' Borgwerk. Eerst als hij verloren ligt, zal de Heere hem behouden.

XI. IN BANDEN VAN DE DOOD.

Janus is op zijn eentje naar een oude godvrezende vrouw in Ashoven gegaan. Menigmaal heeft hij van haar gehoord. Zij is bekend om haar voortvarendheid en oprechtheid. De volksmond noemt haar kortweg: Matje uit Ashoven. Dan weet iedereen wie er bedoeld wordt.

Een enkele maal heeft Janus haar ontmoet bij van Miereson. Maar er zijn er niet weinig die haar liever zouden mis lopen, want zij is een vrouw die er niet tegen op ziet, wanneer ze meent dat haar vriend de schaatsen te spoedig heeft ondergebonden, hem lood in de schoenen te stoppen. Zij waarschuwt om over één nacht ijs te gaan zwieren. Wanneer haar vriend echter de kolk; en onder de voet en hij een strenge winter achter de rug heeft, allee, dan wil ze wel met hem een ommegang maken.

Van een vermeende godsdienst moet zij niets hebben. De Heere heeft haar eerlijk gemaakt. Zij wenst een eerlijke vriend of vriendin. Dat wil niet zeggen, dat ze de wind of de storm niet wil opvangen, als er zo'n struikje bij haar komt. In de verste verte niet. Maar 't gaat bij haar hierom: schijn of zijn. Het zijn is van boven, schijn is van beneden.

Daarom zijn er bij van Miereson aan de deur wel mensen terug gegaan, toen zij hoorden dat Matje uit Ashoven daar binnen was.

Doch dit was bij Janus nooit het geval. Hij. heeft wel die schuchterheid gekend, dicht bij zulk een eikeboom te zitten, bij een vader of moeder in Israël, maar hij heeft zich nooit laten schijnen iemand te zijn, wie hij niet was.

Matje Bathorn, zo heet ze eigenlijk, is een weduwe. Zij heeft aan de zee gewoond, in een vermaard vissersdorp. Nu woont ze in Ashoven. Het is een mooi, wit huisje onder brede lindebomen aan de Wielweg, even buiten het dorp.

Janus zet z'n stalen ros onder het raam.

Dan gaat hij door de zijdeur naar binnen. Wel is hij enigszins ontsteld door de emoties der laatste weken. Hij is innerlijk in strijd met zoveel dat in de vesting van zijn hart om de voorrang worstelt.

Matje Bathorn zit in de keuken, een gezellig vertrek.

Janus groet haar.

— Dag Matje, zegt hij, ken je mien?

— Jongeman, groet ze onderzoekend, o gij zijt Janus die bij de weduwe in de Vaartpolder inwoont.

— Die is het, Matje.

Janus ziet de keuken rond. Enkele teksten hangen aan de wand. Eén ervan in een doek geborduurd is door haar zelf gekozen.

In de linker benedenhoek leest hij de initialen M. B.

De tekst zelf zal voor haar grote betekenis hebben gehad. Zij luidt: „Sion zal door recht verlost worden".

— Zet je daar, zegt ze vriendelijk en wijst hem een stoel bij de tafel.

Ze vraagt hem het doel van zijn komst niet. Meermalen kreeg zij bezoek van vreemdelingen en haar minder bekenden. Ook enkele malen van jonge mensen.

Haar leven is menigmaal in de branding van de aanval der wereld geweest. Daarvan vertelt ze, als ze spreekt van de wondere, bewarende hand haars Gods. Want zij weet, dat die hand over haar leven is uitgestrekt, van verre jaren terug.

— Mijn man was op zee en bleef soms maanden weg, vertelt ze na een wijle stilte. Hoe het zij, ik had enkele geduchte vijanden, die zeer bruut en onverschillig waren. Latere jaren is dat ietwat minder geworden, maar destijds had je mensen, die de kinderen Gods naar het leven stonden. Hen uit de weg wilden ruimen uit pure vijandschap.

Ik heb dit later van mensen gehoord, hoe men zo eens op een nacht mijn huisje is binnen gedrongen. Maar de Schrift zegt het zo schoon, m'n jongen, wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. Ik heb het nooit geweten, tot men het mij vertelde.

Ik sliep in de kleine bedsteê, toen ze mijn huisje kwamen indringen. Alleen, en mijn man duizenden mijlen van mij verwijderd. Maar zie, de Heere beschermde mijn leven; voor mijn bed lag een grote Hollandse herdershond. Het maanlicht verlichtte de kamer en scheen juist over de hond en mijn bedstede. Toen de hond langzaam was opgerezen en gromde, hebben de indringers schielijk het hazenpad gekozen.

Ik zelf heb de hond nooit gezien. Heb geen vrees voor vijanden of verwachting van vrienden gehad.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De Puritein van de Hertenpolder

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's