Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een valse vrede en een vreselijk verderf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een valse vrede en een vreselijk verderf

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wee de gerusten te Zion, en de zekeren op de berg van Samaria ! Amos 6 vers 1.

Gerusten betekent letterlijk volgens de oorspronkelijke taal : die het zich gemakkelijk maken, en zekeren, dat zijn de zorgelozen.

Volgens de bijbel worden deze namen gegeven aan heidenvolken, die zich veilig voelen door hun gunstige ligging en militaire overmacht.

Moab is van zijn jeugd aan gerust geweest. (Jer. 48 vs. 11).

Laïs is een stil en zeker volk. (Richteren 18 vs. 27).

Cusch — dat is Egypte of Morenland — is een land der zekerheid. (Ezech. 30).

Op zichzelf is gerustheid en zekerheid geen kwade zaak, maar een grote zegen, als ze voortvloeien uit een waarachtig geloofsvertrouwen in Gods almacht en bescherming. Zo zegt Jesaja (33 vs. 20) tot het overblijfsel Israëls : Uw ogen zullen Jeruzalem zien, een geruste woonplaats. En Jeremia zegt (46 vs. 27) Jakob zal wederkomen en stil en gerust zijn en niemand zal hen verschrikken.

En roept Jezus ons niet tot Zich met deze woorden : Komt herwaarts tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt: en Ik zal u rust geven.

Er blijft een rust over voor het volk Gods. (Hebr. 4).

Zalig te mogen rusten in het volbrachte werk van Christus. In die zin is gerustheid en zekerheid een begeerlijke zaak.

Waarom wordt dan hier door Amos een wee uitgesproken over de gerusten en zekeren ? Omdat hij bij zijn volk een valse gerustheid en zekerheid opmerkt, terwijl ze onrustig moesten zijn, namelijk in een boze tijd, waarin God toornt over hun zonde en Zijn oordelen gaat voltrekken, beginnende bij het huis Gods en verder over de hele wereld.

Hier wordt het wee uitgesproken over de vleselijke valse rust en verzekerdheid van een verhard, goddeloos of eigengerechtig zondaarsvolk.

Israëls politieke zonde was volgens Amos, dat het een verdrag gesloten had met de éne vijand Gods, om de andere ten onder te krijgen. Elders genoemd een verbond met de dood en een voorzichtig verdrag met de hel.

Zijn maatschappelijke zonde was, dat het recht van de sterkste (de kapitalist) zegevierde en de verdrukte en arme geen recht gedaan werd.

En zijn kerkelijke of ambtelijke zonde, dat het zelfs zijn eigen feestdagen haatte. Daarover was God vertoornd en daarom waren Zijn oordelen reeds gekomen, o.a. reinheid der tanden, gebrek aan brood (4:6) : droogte, watergebrek, misoogst, pestilentie (4 vs. 7—10). Nochtans hebben zij zich niet bekeerd tot de Heere ! Dat is , het telkens herhaalde refrein na iedere plaag. (hfdst. 4). Integendeel, steeds grotere zedelijke verwildering. Zo spreekt de ossenherder Amos tot de vrouwen van Samaria, als tot koeien van Basan, die tot hun heren zeggen : Brengt aan, opdat wij drinken! (4 vs. 1).

Daarom zullen de oordelen Gods nog zwaarder worden en de verstandige zal in die tijd zwijgen, want het zal een boze tijd zijn. (5 vs. 18). De Heere zal brullen uit Zion als een hongerige leeuw. (3 vs. 8).

Het ergste is, dat de voornaamsten van Israël, de staatslieden en rechters, hier onder de gerusten en zekeren worden genoemd. (6 vs. 1). Ze worden verder genoemd: hovaardigen; laatdunkenden; die de boze dag verre stellen; liefhebbers van zichzelf en van de zonde; zorgelozen, die niets geven om de verbreking Jozefs. Lees de profeet Amos maar eens helemaal door, en ge kunt het ook alles toepassen op deze tijd, welke zich haast naar het wereldeinde en wereldgericht.

De beide tekenen van die tijd, door Paulus aangegeven in 2 Thess. 2, zijn reeds dui­delijk merkbaar : de grote afval en de openbaring van de mens der zonde.

*

Waar wonen nu die gerusten en zekeren? In Tyrus of Sidon of Babel of Egypte? Ja, maar 't ergste is, dat ze wonen te Zion, dat is de heilige tempelstad, en te Samaria, dat is de hoofdstad van het Tien stammenrijk. Zion de kerkelijke, en Samaria, de staatkundige hoofdstad van Israël, in Amos' tijd een onneembare vesting.

In die twee steden voelde Israël zich gerust en zeker, vooral omdat het nog godsdienstige steden waren. In die steden voelde Israël zich bovenal veilig als volk der verkiezing en des verbonds, waar de altaren rookten. Des Heeren tempel, des Heeren tempel, des Heeren tempel is hier! Dat was de valse godsdienstleuze. (Zie ook Psalm 68 vs. 8 en 132 vs. 9).

Hun staatslieden voelden zich als de voornaamsten van de eerstelingen der volken, tot wie het huis Israels kwam. (6 vs. 1). Waarom zou men vrezen ? Bedenkt wel : wie in Tyrus en Sidon zondigt, is niet zo'n groot zondaar als wie dit doet in Bethsaïda en Chorazin. Wee, wee de laatsten ! (Matth. 11). Dat is de oude zonde, waarmee Israël zijn oordeel verzwaarde : de genademiddelen, kerk, Woord, altaar, ambt en gebed, eerst veruitwendigen en intussen het eigen vlees koesteren en tot een afgod maken, en dan die genadegaven maken tot een grond voor de eeuwigheid. Zo is het ook gegaan met de Christelijke Kerk door de loop der eeuwen, en we plukken vandaag nog de wrange vruchten daarvan. Denk aan de Roomse dwaalleer, aan de z.g. Protestantse dwaalleer der algemene verzoening, het herstel aller dingen, de verdoezeling van de leer der uitverkiezing ; het nieuw modernisme van Karl Barth ; het sacramentalisme (de veruitwendiging van de Doop en het Avondmaal), enz.

Onbekeerden, die menen aan hun uitwendige godsdienstvormen en een historisch geloof in een voorwerpelijke prediking genoeg te hebben, zonder ooit iets te kennen van de inwendige werking des Heiligen Geestes.

Eigengerechtigen, die hun zaligheid gronden op eigen deugd, vroomheid en plichtsbetrachting. Zo zijn er ook in het kerkelijk Zion en Samaria van Nederland zovelen en ze groeien met de dag, , die in al deze uitwendigheden gerust en zeker leven en sterven. Dat zij zich nog bekeren mochten van de overtreding Jakobs, want een vreselijke bedreiging wordt over de valse gerusten en valse verzekerden uitgesproken.

Wee!

Korter kan het niet. Maar wat houdt het veel in. De fiolen (schalen) van Gods toorn zijn wijd en diep en vol oordeel en gericht.

Lees Hosea 5 : Ik zal Israël zijn als een felle leeuw: Ik zal verscheuren en er zal geen redder zijn.

Lees Amos maar eens helemaal, of durft ge niet?

En nog is het einde niet! Denk aan het wee over Kapernaüm en Bethsaïda! Denk aan het wee over Jeruzalem! en lees dan ook nog eens de Openbaring van Johannes, welke weeën wij nog te wachten zijn : Wee, wee, wee, degenen, die op de aarde wonen! (Openb. 6). Het éne wee is weggegaan, ziet er komen nog twee weeën na deze. (Openbaringen 9).

Dit wee omvat al de oordelen Gods tegenover het „zalig" van de zaligsprekingen.

Nu is dit wee nog een profetie. Nog is het oordeel niet voltrokken, nog is er zelfs in dit wee een roepstem der genade. Ontvliedt dan nog heden de toekomende toorn ! Want dit wee geldt de tijdelijke, maar bovenal de eeuwige straffen. Hoe zult ge dan ontvlieden, als ge op zo grote zaligheid geen acht slaat ? Die zaligheid, die door Jezus Christus verworven is. Daartoe heeft Hij de weeën van Gods toorn moeten ondergaan als zondeloze voor zondaren.

O, waarachtige gelovigen, volk des Heeren! moet gij uzelf ook niet dikwijls aanklagen van vleselijke gerustheid en zekerheid ? als de hel u niet verschrikt en de hemel u niet aanlokt ?

Och, dat mijn hoofd water ware en mijn oog een springader der wateren, om te bewenen de dochteren mijns volks!

Bidt nog tot de Heere, die verstand van kermen hebben. (5 vs. 16).

Dat we geen rust mochten vinden, totdat we rust gevonden hebben in Jezus Christus, evenals de duif in Noach's ark.

Zalige verontrustheid : Gij verontrusten, door onweder voortgedrevenen, ziet. Ik zal uw stenen gans sierlijk leggen en u op saffieren grondvesten, zegt de Heere. Eenmaal komt de tijd, dat zelfs de heidenen zullen vragen naar de wortel van Isaï, Die staan zal tot een banier der volken en Zijn rust zal 'heerlijk zijn. De weeën voorspellen de geboorte van nieuwe schepping.

Wat zijt ge dan onrustig, mijn ziel, in deze onrustige tijd ? Hoop op God, want Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezicht en mijn God !

Hoogeveen.
HOVIUS.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Een valse vrede en een vreselijk verderf

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's