Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geschiedenis der school in de 19de eeuw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geschiedenis der school in de 19de eeuw

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Boeken zijn over dit onderwerp geschreven ; in een artikel kan men er niet veel van zeggen. Toch hopen we datgene uit deze geschiedenis weer te geven, wat voor ons doel van belang kan zijn.

De beginselen der Franse Revolutie hadden ook in ons land hun intrede gedaan en de revolutie voorbereid. Zeer veel invloed is er op het lager onderwijs uitgeoefend door de Maatschappij tot nut van 't algemeen. Aanvankelijk grondde zij zich nog op algemene christelijke waarheden, al wilde zij van positieve leerstellingen niet weten. De grondstellingen van Rousseau en Locke begonnen echter langzamerhand uit te zuiveren, wat zij nog van het beslist godsdienstige had overgehouden. Zij richtte allerwegen scholen op. Eerst moest uit het rijk der natuur de Godheid gekend worden, en pas daarna spreke men van een goddelijke openbaring. „Ja, het is maar al te waar, dat, wanneer de ouders deze openbaring te ontijdig ontdekt en met het onderwijs in bijzondere leerstellingen te vroeg een aanvang gemaakt hebben, het gevolg daarvan geweest is, dat hunne kinderen onverzoenlijke partijgangers, lage dwepers, schijnheilige booswichten en openbare godverzakers geworden zijn", aldus heet het in een geschrift, door deze maatschappij uitgegeven. We zien het ook hier weer duidelijk : de predikers der verdraagzaamheid zijn dikwijls niet verdraagzaam tegenover de geboden Gods.

Ten gevolge van deze opvattingen werd eerst de Catechismus en daarna ook de Bijbel op de scholen terzijde gesteld.

Door de staatkundige veranderingen liet men de kerk niet meer toe haar invloed op de scholen uit te oefenen, als het geval was geweest. Verschillende wetten werden gemaakt en weer vervangen. Echter de wet van 1806 werd een lang leven beschoren en is daarom voor ons van belang. Het schooltoezicht werd aan een betrekkelijk groot aantal predikanten toevertrouwd. Hun invloed op de school was met betrekking tot het godsdienstig onderwijs gunstig en zij zochten ook bij de examens en bij het vervullen van vacatures in goede zin te werken. Omdat die invloed echter niet in de wet geworteld was, kon het voorzien worden, dat hij bij het toenemend ongeloof spoedig moest verdwijnen. In de wet van 1806 stond het beginsel van gemengde scholen op de voorgrond, d.w.z. scholen, voor leerlingen van verschillende geloofsbelijdenissen toegankelijk.

Art. 22 dezer wet zegt: „Alle schoolonderwijs zal zodanig moeten worden ingericht, dat onder het aanleren van gepaste en nuttige kundigheden, de verstandelijke vermogens der kinderen ontwikkeld en zij zelven opgeleid worden tot alle maatschappelijke en christelijke deugden". En art 23 : „Terwijl vastgesteld wordt het nemen van maatregelen, om de schoolkinderen van het onderwijs in het leerstellige van het kerkgenootschap, waartoe zij behoren, geenszins verstoken te doen blijven, zullende het geven van dit onderwijs niet geschieden door den schoolmeester". Het voorbereidend godsdienstonderwijs werd dus als taak der school aangewezen, terwijl het vormend godsdienstonderwijs aan de kerk moest worden overgelaten. Hoewel onder dat voorbereidend godsdienstonderwijs slechts een samenstel van waarheden uit de natuurlijke godsdienst werd verstaan, toch maakte het een nog in waarheid christelijk godsdienstig onderwijs mogelijk, zolang het schooltoezicht aan gelovige mannen was toevertrouwd en het toongevend gedeelte der natie nog niet geheel zijn christelijk gehalte had verloren. Artikel 6 van de schoolorde schreef voor : „De schooltijd zal, hetzij wekelijks, hetzij dagelijks, met een kort en gepast christelijk gebed, op een eerbiedige wijze ingericht, geopend en gesloten worden en zal bij dezelfde gelegenheden ook iets toepasselijks mogen gezongen worden".

De wet onderscheidde openbare en bijzondere scholen, onder de laatste werden verstaan diaconiescholen, die van de Maatschappij tot nut van 't algemeen, en kostscholen. Voor het oprichten van een bijzondere school is autorisatie nodig en deze zal niet licht aan een niet voor allen toegankelijke school worden verleend.

Al spoedig werden van R.K. zijde bezwaren ingebracht tegen het Bijbelgebruik op de openbare scholen. Na 1830 werd het gebruik van de bijbel in de school steeds meer bemoeilijkt. De Beierse prof. Thiersch, die in 1835 ons land bezocht, vond het vreemd, dat de bijbel op de scholen zo weinig gebruikt werd en dat het positief christelijke door het algemeen zedelijke werd vervangen. In 1833 werd Hofstede de Groot, de voorman der Groninger school, tot schoolopziener benoemd. Deze prees het ideaal menselijke in de verschijning van Christus als voorbeeld aan. Door de ingrijpende invloed van deze school werd de volksschool voor de waarlijk gelovenden allengs geheel onbruikbaar gemaakt. In deze dagen kwamen de diaconiescholen tot bloei; ook van R.K. zijde werden verzoeken om vrijheid van onderwijs ingediend. In 1843 verzochten de zeven Haagse heren, waaronder Groen, om een christelijke school te mogen openen. Dit werd in 1844 door Gedeputeerde Staten geweigerd, „omdat er geen behoefte bestond aan een school, zoals adressanten verlangden". De moeilijkheden en de weigeringen waren vele ; toch waren er ook uitzonderingen : in 1846 werd leen bijzondere school van de 1e klasse in Den Bosch toegestaan, al werden Gedep. Staten daarover van hogerhand lastig gevallen. In 1847 werd een christelijke school geopend onder de kerkeraad van de gemeente Loon op Zand aan de Loonse Dijk te Kaatsheuvel.

B. Gangel, onderwijzer aan de openbare school te Appeltern, gebruikte de uitdrukking : „om Uws lieven Zoons Jezus Christus wil". In 1845 werd hij hierover door Roomsen aangeklaagd en geschorst. Hij werd daarop door ds. Heldring in Hoenderlo benoemd.

In 1848 werd de vrijheid van onderwijs in de grondwet vastgelegd ; toch bleven de besturen de oprichting van bijzondere scholen bemoeilijken.

In December 1849 ging er een circulaire uit van de minister van binnenlandse zaken aan de besturen om de oprichting van bijzondere scholen toe te staan. In 1853 verlangde Groen de facultatieve splitsing van de staatsschool naar de gezindheden. In 1857 geeft de wet van Van der Bruggen de gemengde school, die moet opleiden tot alle christelijke en maatschappelijke deugden. De vrijheid werd thans ook in de wet gegeven om bijzondere scholen op te richten. Naar aanleiding hiervan verscheen een ode van een liberaal man, Van Dam van Isselt :

Verijdeld is 't onchristelijk streven, *)
Uw kroost is voor 't gevaar behoed.
't Is niet der dweepzucht prijsgegeven.

Al waren er geen leerlingen, toch moesten er openbare scholen worden opgericht. In verschillende plaatsen werden christelijke scholen opgericht.

De strijd neemt toe. In 1876 spreekt Kappeyne de bekende woorden : De minderheid moet onderdrukt worden, want zij is de vlieg, die de ganse zalf bederft, zij heeft in onze maatschappij geen recht van bestaan.

In 1878 wordt een L.O. wet voorgesteld, zeer ten nadele van het bijzonder onderwijs. Dan wordt het volkspetitionnement georganiseerd tegen deze wet. 300.000 handtekeningen van protestantse zijde ondertekenen dit. Van R. K. zijde zendt men een adres met 164.000 handtekeningen, die zich ook tegen verklaren. Het mocht echter niet baten.

1888—1891. Ministerie Mackay, het eerste coalitieministerie, brengt in 1889 een wijziging in de L.O.-wet, waardoor de christelijke scholen subsidie kunnen verkrijgen, terwijl tenslotte in 1920 de gelijkstelling aan alle financiële moeilijkheden een einde maakt.

Dit korte overzicht schetst ons een strijd van vele jaren, waarvan velen tegenwoordig weinig weet meer blijken te hebben. Velen hebben ook niet in de gaten, dat deze strijd de beweringen en leringen van Barth logenstraft. Volgens dezen hadden zij deze strijd helemaal niet mogen voeren !

Doch genoeg voor ditmaal.

Capelle (N.B.)
D. SCHOUTEN.

*) N.l. de oprichting van afzonderlijke scholen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De geschiedenis der school in de 19de eeuw

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's