Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op de grens van twee werelden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op de grens van twee werelden

Oudejaar 1950

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jakob zeide tot de Farao: „De dagen van de jaren mijner vreemdelingschappen zijn honderd en dertig jaren; weinig en kwaad zijn de dagen van de jaren mijn levens geweest en hebben niet bereikt de dagen van de jaren des levens van mijn vaderen, in de dagen hunner vreemdelingschappen". Genesis 47 vers 9.

Nog enkele dagen en 1950 is ten einde, de eerste helft van de twintigste eeuw is afgesloten en we staan op de drempel van de tweede helft.

We worden even stil en overzien de jaren en de eeuwen, die achter ons liggen.

Het lijkt alles zo ver en zo lang, toch is het in zekere zin zo kort, menigeen van de lezerskring heeft de vijftig jaren dezer eeuw meegemaakt in zijn leven, acht en dertig van deze tijdsetappen voeren ons terug naar de Kerstnacht van Bethlehem.

Elke eeuw heeft zijn eigen bijdrage geschonken aan de geschiedenis der mensheid, elke eeuw draagt zijn eigen stempel.

De negentiende eeuw wordt genoemd de eeuw der techniek, de achttiende die der rede, de zeventiende die der godsdienstoorlogen.

Hoe zal de 20ste eeuw worden genoemd? Dat kunnen wij nú niet zeggen, alleen de geslachten na ons.

Toch zijn er, die profeteren dat men de 20ste eeuw zal noemen de eeuw van de mens. Momenteel heerst er de vraag naar de mens. Wat is ons mens zijn, wat is de zin van ons leven, wat is de zin van onze dood? Ongetwijfeld heeft de mens in deze eeuw van zich doen spreken: we hebben twee wereldoorlogen achter de rug, en we zitten al weer midden in de derde oorlog. Terwijl ik dit schrijf, hoor ik door de radio, dat de Amerikanen met gevoelige verliezen op Korea onder Chinees–Communistische druk zich moeten terug trekken. Op dat ge­bied heeft de mens het ongetwijfeld ver gebracht.

Dr. Polak voorspelde in een lezing, dat machine en instrument in het jaar 2000 zó gespecialiseerd zouden zijn, dat de arbeid een probleem zou zijn geworden, aangezien de mens dan vervangen zou kunnen worden door een robot-mens met mechanische ogen en magnetische armen.

We lachen er om, men heeft vroeger vaker gelachen. De atoombom heeft ons dit lachen wel verleerd.

De mensheid voelt zich telkens aan het begin van een „nieuwe tijd", op de grens van twee werelden. Hoe vaak is dit in de geschiedenis niet uitgesproken!

Telkens is daar het streven naar het hogere, het verwachten van het betere, maar ook telkens is daar de ontgoocheling, de teleurstelling.

Wat zal 1951, wat zal de tweede helft van de 20ste eeuw ons brengen?

Ook die jaren zullen passen in het geheel van de vervlogen jaren, jaren „van moeite en verdriet".

De Bijbel ziet al die jaren, vervlogene en komende, in dezelfde lijn, „niets nieuws onder de zon", en tekent de grenzen niet aan in deze tijd. In zekere zin zijn alle eeuwen voor God gelijk en is ook de mens uit alle eeuwen voor God dezelfde, de zondaar, die verlossing nodig heeft.

Wel kent het Woord „de grenzen van twee werelden", niet in onze wereld-geschiedkundige zin, maar in bijbels-religieuse zin, Mozes op Nebo, Christus op de berg der verheerlijking, Johannes op Patmos, momenten, waarop een deur geopend wordt in de hemel.

Dit zijn machtige momenten in het leven van een mens, in de gang der wereldgeschiedenis. Ik denk ook aan het ogenblik, waarop de discipelen de opgestane Christus mochten aanschouwen.

In onze bovenstaande tekst worden we ook gesteld op de grens van twee werelden.

Twee mensen staan tegenover elkaar.

Twee mannen.

Jakob en de Farao van Egypte.

De rijke Farao, de zonnekoning, de zoon van Amon, de verheven mens, die macht had over leven en dood van zijn onderdanen, de god in menselijke verschijning.

Tegenover hem Jakob, de eenvoudige herdersvorst, een schaapherder, verachtelijk in de ogen van de beschaafde Egyptenaren, de vorst van een zwervend bedouïenen-volk.

Er is veel verschil tussen die beide mensen, de een zittende op de troon, de andere staande vóor de troon, de een gekleed in zijn rijk koningsgewaad, de ander gehuld in zijn eenvoudig herderskleed, maar toch zijn ze beiden weer gelijk: beiden sterfelijke mensen, aan de dood en de vergankelijkheid onderworpen, zowel de machtige Farao als de eenvoudige Jakob.

Beiden ook met een ziel, voor de eeuwigheid geschapen!

Ook daarvan was zelfs de Farao zich bewust, de ganse religie van Egypte was immers ingesteld op het hiernamaals, daarom de zonnecultus en de horus vogel, daarom de zorg voor de bouw van machtige koningsgraven, die de gebalsemde lichamen moesten bewaren.

Wat staat die Farao uit de z.g.n. primitieve tijd toch veel hoger dan menig West- Europese cultuurdrager, die maar louter leeft voor het hedendaagse leven en zich over het hiernamaals niet bekommert.

De Farao moet een wijze man zijn geweest, want hij vraagt naar de leeftijd van de man, die voor hem staat en die hem vreemd is. Dit valt op, een vreemde zouden wij zó maar niet naar zijn leeftijd vragen, tenzij de persoon ons zeer interesseert.

Die oude vader met zijn verweerd herdersgezicht interesseerde den Farao, hij stelde belang in het leven van deze Bedouïen. „Hoevele zijn de dagen van de jaren uws levens? "

Dat is weer het gemeenschappelijke: de dagen der jaren des levens, dat hebben allen gelijk, hoog en laag, rijk en arm. Het leven op zichzelf, met zijn nood en diepte, maakt geen onderscheid tussen de ene en de andere mens.

Op dat plan zijn alle mensen één, Jakob en de Farao. Dat ene gemeenschappelijke verstond de Farao, vandaar zijn vraag. De dagen der jaren. Nauwkeurige telling ! Elke dag is er één, elke dag is een weldaad Gods. Telt uw leven niet bij jaren, maar telt ze bij dagen. „Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs harte bekomen", onderwijst ons Psalm 90.

Elke dag van ons leven is een creditpost, die God schenkt aan ons. Elke dag wordt een debetpost, die wij schuldig zijn aan God. En God tekent elke dag aan in Zijn boek, dat bewaard wordt tot de dag des oordeels.

En Jakob zeide tot de Farao.

Een mens spreekt tot een mens.

Twee mensen, die elkaar verstaan in het leven en in de vergankelijkheid, zien elkaar diep in de ogen.

De oude Jakob spreekt. Het leven had zijn stempel op hem gedrukt, de zorgen hadden zijn gestalte doen krommen; hij is gevoerd langs afgronden en diepten, door nevelen en duisternissen, is er één, die beter kan spreken over het leven, dan Jakob ?

En Jakob zeide tot de Farao:

„De dagen van de jaren mijner vreemdelingschappen zijn honderd en dertig jaren, weinig en kwaad zijn de dagen van de jaren mijns levens geweest en hebben niet bereikt de dagen van de jaren des levens mijner vaderen in de dagen hunner vreemdelingschappen".

Dat is het oordeel van de door het leven vergrijsde Jakob.

Zijn jaren hebben niet bereikt die zijner vaderen.

Jakob ziet zich hier aan de grens van zijn leven.

Volgens vers 28 leefde Jakob nog 17 jaar in Egypte, zodat hij 147 jaar is geworden.

Toch zag hij zich aan het eind van zijn leven, hij voelde het gewicht van zijn leven en was bereid heen te gaan als de dood hem riep. Weinig en kwaad zijn de dagen der jaren zijns levens geweest.

Als een flits schiet het leven aan hem voorbij: Jozef weg, Simeon weg, Benjamin weg „gij berooft mij van kinderen !"; de schande van Juda en Thamar, de moord van zijn zonen op de Sichemieten, zijn geliefde Rachel overleden aan de weg van Bethlehem naar Jeruzalem en.... heel in de verte, Isaak, zijn vader, bedrogen, kwestie met Ezau.

Kwaad zijn de dagen mijns levens.

Kwaad, het woord hangt samen met boos, zondig, verkeerd. De zonde zet zijn stempel op het gehele leven.

Werd Jakob door zijn zonen bedrogen, omdat Isaak door Jakob bedrogen werd?

Lezers, hoe is uw leven? Het stuk leven 1950 dat straks achter ons zal liggen? Erkent ook gij door de H. Geest: Kwaad zijn de dagen mijns leven? Eén met Jakob?

Maar nu wijs ik u op de grens der twee werelden.

Jakob spreekt over de dagen der jaren zijner vreemdelingschappen

Jakob was vreemdeling op de aarde.

Dat is het machtige verschil met de Farao.

Deze had zich als een zonnekoning op deze wereld ingesteld, de wereld was zijn domein, alles van deze wereld moest hem dienen, hij was „trouw aan de aarde".

Jakob had zijn tehuis hier niet, hij zag uit naar een huis, niet met handen gemaakt, maar eeuwig, in de hemelen.

Met Abraham en Isaak is hij, naar Hebreen 11, een inwoner geweest in het land der belofte als in een vreemd land en heeft in tenten gewoond als mede-erfgenaam van dezelfde belofte, want hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft, welker kunstenaar en bouwmeester God is.

En de Farao met al zijn pracht en praal bezat dat uitzicht niet. Hier gaan twee werelden uiteen; in vele zaken des levens waren ze één met elkaar, echter in dit punt staan zij aan de grenzen van twee werelden.

Jakob kende een rijkdom, die de Farao miste, hij zag heen naar een wereld, die de Farao ontging. De rijkdom van een geopende deur in de hemel, een uitzicht over de grens van zijn leven.

Jakob kende zijn Bethel „gewisselijk de Heere is aan deze plaats, dit is een huis Gods, de poort des hemels!" zijn Mahanaim, waar hij door God bemoedigd werd met twee heirlegers engelen, zijn Pniël, „ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn ziel is gered geweest", zijn Bethlehem, „niet Benoni, maar Benjamin!"

Hier komt het onderscheid openbaar!

Wat is nu die Farao met al zijn schatten en rijkdommen, met al zijn macht en eer arm, doodarm, en wat is nu die eenvoudige man in zijn herderskleed rijk, schatrijk!

De geschiedenis heeft het bewezen.

De religie der Egyptenaren is voorbij gegaan en is slechts het voorwerp van studie voor de godsdienstgeschiedenis en phaenomenologie, de pyramiden en andere koningsgraven zijn geplunderd, de gebalsemde lichamen, de mummies liggen te kijk in de musea der wereldsteden voor een iegelijk, die op dit terrein belangstelling heeft.

Maar het geloof, waarin Jakob stond, bestaat nog.

Nog is er een volk, dat ook leert kennen, zij het op een andere wijze, een Bethel, een Mahanaim, een Pniël, dat ook aan de grenzen des levens uitzicht geeft naar een beter land.

De God van Jakob leeft nog.

Jakob en de Farao.

Op de grens van twee werelden.

De ene wereld gaat voorbij, we zien het ook nu in 1950 met onze eigen ogen.

Maar die andere wereld, die open gaat voor verlichte ogen des verstands, blijft en nadert steeds meer.

„Uw Koninkrijk kome", bidt de Kerk.

Zegenend heft de grijze Jakob zijn handen op over de Farao. Zegenend spreidt Gods Woord zijn licht over ons leven.

Beseft deze dingen, gij, die door dit Woord geplaatst zijt geworden aan de grens van twee werelden, en laten wij ons bekeren tot de God van Jakob. De God van Jakob is ons een hoog vertrek ook in de baaierd van deze wereld.

In welke wereld leeft gij? In die van Jakob of Farao?

Van nature ligt ons aller hart verankerd in de wereld van Farao.

Eén is op de grens van twee werelden door het zwaard van de cherubim, die moesten bewaken de toegang tot de andere wereld, de boom des levens, getroffen geworden, de mens Jezus Christus. In Hem kon Jakob stervende uitroepen: „Op Uwe zaligheid wacht ik o Heere".

In Hem is ook mogelijk voor de mens van 1950 de emigratie van de Farao's wereld naar de Jakobs wereld.

In Hem mag de ganse Kerk Mozes nabidden: „Heere, Gij zijt ons geweest een toevlucht van geslacht tot geslacht." Op Hem, de rots der eeuwen, mag de Kerk staan en, de eeuwen overziende, juichen:

„Geslachten zijn gekomen,
geslachten zijn gegaan,
maar 't vreeverbond mijns Konings
blijft eeuwiglijk bestaan".

Amsterdam.
H. JONKER.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Op de grens van twee werelden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's