Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

AAN 's HEEREN ZEGEN IS ALLES GELEGEN!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AAN 's HEEREN ZEGEN IS ALLES GELEGEN!

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen gaf ik hun ten antwoord en zeide tot hen : God van de hemel, die zal het ons doen gelukken, ' en wij. Zijn knechten, zul' len ons opmaken en houwen ; maar gijlieden hebt geen deel, noch recht, noch gedachtenis in Jeruzalem. Nehemia 2 vs. VS. 20.

Hebt ge wel eens stilgestaan bij de persoon van Nehemia, lezers ?

Wat een merkwaardige figuur is dat geweest ! Hij was schenker aan het hof van koning Artahsasta. Ge moet niet denken, dat deze Nehemia maar een ondergeschikte plaats innam aan dat koninklijke hof. Neen, schenker aan het hof stond in die dagen gelijk met een ministeriële positie.

Hij behoorde tot die zonen van Israël, die na de ballingschap niet waren teruggekeerd naar het land hunner vaderen.

Toch bleef hij aan het hof van de Perzise koning levendig belang stellen in al datgene, wat er gebeurde in Jeruzalem.

W^at moet hetf hem hebben verblijd, een van zijn broers, Hanani, en enige andere mannen uit Juda te hebben ontmoet, die hem op de hoogte konden stellen met de stand van zaken in Jeruzalem.

Wat smartte het hem, te moeten horen, dat Jeruzalem nog steeds een open stad was. Er mochten veel huizen zijn verrezen ; er mocht weer een jiieuwe tempel zijn herbouwd, de muren van Jeruzalem lagen echter nog steeds in puin.

Dat te vernemen, heeft hem gesmart aan zijn hart. Hij heeft het rouwkleed aan getrokken en heeft er om gevast en de knieën in het stof gebogen. JEn wat heeft hij de oorzaak van al die ellende en narigheid toch diep gepeild !

Hoor het hem uitroepen in zijn gebed : Ik doe belijdenis over de zonden der kinderen Israels, die wij tegen U gezondigd hebben ; ook ik en mijns vaders huis, wij hebben gezondigd.

Lees het .nog eens, lezers, en merkt er op, dat hij niet heeft gezegd : , , ik doe belijdenis over de zonden der kinderen Israels, die zij tegen U gezondigd hebben". Hij spreekt van ., wij". Ja, nog meer, hij heeft het er over :

„ook ik en mijns! vaders huis, wij hebben gezondigd".

Maar niet alleen dat deze Godsman de ellende en doemschuld van zichzelf en zijn volk heeft gepeild, hij{ heeft ook de Heere in zijn gebed gesmeekt, -4ïit Hij toch zou gedenken aan het woord der genade, dat Hij over zijn volk had gesproken.

En dan wordt Nehemia's hart vervuld met de hoop, dat de Heere het hem wel mocht doen gelukken. Hij smeekte de Heere om barmhartigheid voor het aangezicht van de koning. Het mocht Gode behagen om het hart van de Perzische koning zó gunstig te

stemmen, dat deze hem zou toestaan om de muren van de stad zijner vaderen te helpen bouwen.

Er zijn heel wat mensen, ook in onze dagen, die willen mee bouwen aan de tempel van het geluk voor de mensheid.

Ook op kerkelijk erf zijn er velen, die willen helpen bouwen.

Maar hoe weinig bouwers, die het werk begonnen zijn met een verootmoediging voor het aangezicht van God, ^gelijk deze schenker aan het Perzische hof.

Ge moet echter niet denken, dat Nehemia het daarbij gelaten heeft.

Velen ini onze kerkelijke wereld spreken mee over zonde en schuld, maar bij al dat schijnbaar zo ootmoedig belijden van zonde en schuld, blijft menigeen neerzitten in zorgeloze rust, als ware men een aanhanger van een fatahstische wereldbeschouvdng, die Gods water maar over Gods akker laat lo-" pen, zonder één band uit te steken om de doorbraak in de dijk dicht te maken.

De reformatoren hebben er anders over gedacht. De mannen van de praedestinatie ontpopten zich te midden van het wereldleven ook als mannen van de daad. Zo ook Nehemia. Drie maanden heeft hij biddend gewacht tot de weg tot verwezenlijking der plannen hem door God ontsloten was.

De koning zag, dat zijn aangezicht betrokken was'en vroeg hem in het bijzijn van de koningin naar de oorzaak van deze treurigheid des harten.

En dan beluisteren we het uit zijn mond : Hoe zou mijn aangezicht niet treurig zijn, daar de stad, de plaats der begrafenis fflijner vaderen, woest is en haar poorten met vuur verteerd zijn.

En het hart des konings werd geneigd als een waterbeek. Nehemia kreeg uit de hand des konings brieven van vrij geleide voor de landvoogden ; ook een brief aan Asaf, de bewaarder van de lusthof des konings, om over hout te kunnen beschikken tot opbouw van de verwoeste poorten. Ook gaf de koning hem een ruiter-escorte mee.

O, wat heeft deze Godsman de gunst des Heeren in dit alles mogen zien.

In Jeruzalem aangekomen, heeft hij zich onmiddellijk in verbinding gesteld met de edelen des volks. Toch kwam het de eerstvolgende drie dagen nog niet tot daden.

Nehemia heeft alles gewikt en gewogen. Hij heeft in de derde nacht zelf de muren van de stad geïnspecteerd. Op een rijdier gezeten, begeleid door enige mannen, nam hij bij nacht de puinhopen van de stad in ogen-

schouw. Van de eene poort reed hij naar de andere. Maar bij de Fonteinpoort en naar des konings vijver, was er geen plaats meer voor het rijdier om te gaan, vanwege het puin van de verwoeste muren. Te voet moest nu de nachtelijke inspectietocht worden voortgezet. W^aar hij ook kwam, overal vond hij verwoesting en nog eens verwoesting.

De volgende dag riep Nehemia echter de hoofden van Israël tezamen en legde opeens de plannen voor hun ogen om de muren weer uit het stof te doen verrijzen en vertelde hun van al de wegen des Heeren.

En ziet, de Geest des Heeren heeft geblazen door de harten van die mannen, zodat ze zeiden : Laat ons opstaan, dat wij bouwen, en zij sterkten hun handen ten goede.

Het ontbrak ook niet aan tegenwerking. Sanballat, de Heroniet, vermoedelijk een afvallige Jood, en Tobia, de Ammonietische knecht, eens een slaaf, maar later in de hoogte geklommen, en Gesem, de Arabier, stelden zich tegen de plannen. Ze durfden het zelfs zó voor te stellen, alsof Nehemia met de verwezenlijking van zijn plannen niets anders beoogde dan om Jeruzalem weer te maken tot een sterke stad, die tegen de koning kon rebelleren.

Nehemia heeft zich niet laten afschrikken. Hoort hem tegen deze vijanden getuigen : God van de hemel, die zal het ons doen gelukken, en wij. Zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen ; maar gijlieden hebt geen deel, noch recht, noch gedachtenis in Jeruzalem.

Lezers, deze schone geschiedenis van Nehemia heeft ook ons wat te zeggen op het terrein van het kerkelijk lèVen.

Ook de muren van onze kerk zijn verwoest. De klacht van de dichter van de 80ste Psalm mag ook wel de onze wezen : „Waarom hebt gij zijn muren doorgebroken, zodat allen, die de weg voorbijgaan, hem plukken ? Het zwijn uit het woud heeft hem uitgewroet, en het wild des velds heeft hem afgeweid".

Een inspectietocht langs de muren van onze dicpgevallen kerk is allernoodzakelijkst. De toestand is zó droevig, dat men zich met weemoed afvraagt, of er nog ooit iets van zal terecht komen.

Vóór alles zal het echter nodig zijn, dat degenen, die zich opmaken om bouwers te zijn aan die geestelijke tempel, met Nehemia zich zullen verootmoedigen voor de Heere, om het voor Zijn aangezicht met weemoed te belijden, dat de schuld van de kerk ook ónze schuld is.

Wat zal er van ons bouwwerk terecht komen, als we niet willen weten van onze ellende en verlorenheid en doemschuld ? Wat zal er van onze kerk terecht komen, als men haar breuk op het lichtst wil genezen ?

Neen, laat ons haar wonden maar blootleggen, om dan met Nehemia op Gods genade te pleiten en om uit de diepten van eigen ellende en verlorenheid te roepen om de ontfermingen Gods in Christus Jezus over het verlorene en over onze diep gezonken kerk.

Heeft Nehemia, deze Godisman van de daad, het tenslotte van eigen- doen en kunnen verwacht ? gM|^'j

Neen, en nog eens neen!

Hij verstaat het goed, dat aan 's Heeren zegen alles gelegen is. Zonder Hem kan men. niets doen. Maar als ik het omkeer, dan luidt het zo heerlijk: mèt Hem kan men alles doen.

Of wilt ge het liever in de taal van ónze tekst: God van de hemel, die zal het ons doen gelukken, en wij. Zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen.

En heeft God, de Heere, het geloof van Nehemia willen beschamen ?

Immers neen ! De muren van het aardse Jeruzalem zijn weer opgebouwd, omdat God van de hemel het hun heeft doen gelukken. En Nehemia en zijn mannen hebben zich opgemaakt om te bouwen; niet in eigen kracht, maar het alleen verwachtende van de Heere,

De Gereformeerde Bond wil samenbinden allen, die nog voor de woorden van de God Israels beven, opdat het mocht komen tot een zich verootmoedigen, gelijk Nehemia en Ezra, maar óok tot een zich opmaken om te bouwen, opdat God van de hemel het ons mocht doen gelukken om onze kerk weer te brengen onder de band van des Heeren W^oord en de belijdenis onzer vaderen, die ons zo lief is.

Maar dan zullen we ook evenals Nehemia de moed moeten hebben om te zeggen tot al degenen, die voor dat Woord niet willen buigen, dat ze geen deel, noch recht, noch gedachtenis in Jeruzalem hebben.

Nieuwerkeck a.d. IJssel.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 maart 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

AAN 's HEEREN ZEGEN IS ALLES GELEGEN!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 maart 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's