Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET GEBED OM DE HEILIGE GEEST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET GEBED OM DE HEILIGE GEEST

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze allen waren eendrachtelijk volhardende in het bidden en smeken. Hand. 1 : 14a.

De dag van het Pinksterfeest is dichtbij. Nog enkele dagen en wij gaan gedenken het bijzondere feit van de komst van Gods Geest tot de gemeente des Heeren.

Laten wij nu eens nagaan, hoe de discipelen gesteld waren in die tijd, voordat de Geest des Heeren nederdaaldel Allerlei vragen en problemen konden zich aan hen opdringen. Immers, Jezus was voor goed uit hun midden heengegaan. Met hun moeilijkheden konden zij niet meer tot Hem gaan, gelijk in de dagen, toen Hij nog bij hen was. Maar Jezus Zelf had hun beloofd, dat na Zijn heengaan de andere Trooster zou komen, de Heilige Geest, Die hen leiden zou in alle waarheid. Op de dag van de hemelvaart gaf de Heere hen nog de opdracht om in Jerusalem te blijven, totdat de Heilige Geest gekomen was.

In gehoorzaamheid aan dit bevel zijn de discipelen in de dagen voor het Pinksterfeest bijeen en ook op de dag van het Pinksterfeest zijn zij eendrachtig bij elkander. Het is opvallend, dat er zo nadrukkelijk over die eendracht wordt gesproken.

Zij hebben zich niet gesplitst in elkaar bestrijdende groepen. Zij hebben niet uitgezocht wie rechts of links stonden, om daarover met elkaar te twisten. Zo was het vroeger wel geweest. Nog bij het avondmaal lezen we van de hevige ruzie, als ieder van hen de meeste wil zijn. Maar nu moeten zij, die toen het hoogste woord gevoerd hebben, met diepe schaamte zichzelf als de minste achten.

Zie, dan is er eendracht mogelijk wanneer de een de ander uitnemender gaat achten dan zichzelf. Zo kan er ook in echte eensgezindheid gebeden worden. Want wanneer men elkaar bijt en vereet gunt de een het niet aan de ander, dat hij de hemelse gaven zou ontvangen. Maar waar ieder niet alleen ziet op het zijne, maar ook op hetgeen van de ander is, daar is de voorbede mogelijk om met elkander en voor elkander te bidden om Gods geestelijke zegeningen in Christus.

Onze egoïstische aanleg is zo, dat wij in ons bidden zo vaak alleen aan onszelf denken. Al zou bij de verhoring van ons gebed een ander schade lijden, dan deert het ons niet eens. „Als ik 't maar heb" is daarbij zowel in het tijdelijke leven, als voor de eeuwige dingen het devies van de natuurlijke mens. Doch als ons bidden in dat teken staat, valt het zeker onder het veroordelend woord van de apostel, die ons voorhoudt, dat wij geen verhoring ontvangen, omdat wij kwalijk bidden.

Hoe moeten wij daarom onszelf nauw onderzoeken in ons gebedsleven. Klimt in deze dagen vóór het Pinksterfeest dat eendrachtige gebed op tot de troon van Gods genade, zoals het beluisterd werd bij de discipelen ?

Helaas, wat een verdeeldheid is er in onze tijd. Degenen, die bij elkaar behoren, zijn gesplitst in groepen, die ook onderling weer verdeeld zijn.

Hier zien wij, wat de zonde teweeg brengt. In het hart van de mens leeft sinds de zondeval de haat tegen God en zijn naaste. Daarom is de ware eendracht onmogelijk, zolang de zonde heerst.

Maar wanneer God werkt in ons hart, het verbrijzelt en verenigt tot de vrees van Zijü naam, dan zien we niet in liefdeloosheid op onze medemensen neer, maar dan zoeken we èn voor onszelf èn voor anderen de vergevende genade Gods.

Dan oordelen wij niet**önkel hooghartig over anderen, maar vallen wij eerst zelf met al onze medemensen onder 't rechtvaardig oordeel Gods. Zo wil de Heere ons leren om voor onszelf en anderen te bidden om genade.

Hoe heerlijk als zo in de kerk de gebedsgemeenschap mag gevonden worden ook in deze tijd voor het Pinksterfeest.

Laten wij in onze gemeenten en in onze vaderlandse kerk eens nagaan of er werkelijk zo gebeden wordt. Laten wij eens onderzoeken, of wij wel werkelijk behoren lot degenen, die bidden geleerd hebben.

Is dat nog niet het geval, dan hebben wij nog des te meer reden om te vragen, of de Heere ons schenkt de Geest der genade en der gebeden. Dan moeten wij zo bidden, ook al schijnt het dat de geesteloosheid overheerst.

Immers, ook voor de discipelen was het voor het Pinksterfeest zo dringend noodzakelijk, dat de Heere Zijn Geest schonk. Daarom hebben ze in hun gebed voUiard tot de dag van de uitstorting kwam.

Wat is dat veelzeggend : die volharding in het bidden. Wij geven het bidden al spoedig op, wanneer de verhoring uitblijft. Maar de discipelen hebben aangehouden, omdat zij het in hun eenvoudigheid begrepen, dat zij zonder Gods Geest niet verder konden leven.

Volhardt u ook zo in het gebed ?

Er zijn altijd mensen, die de verzekering geven, dat zij al zo dikwijls hebben gebeden en toch geen verhoring kregen. Wanneer wij dan dieper daarop ingaan en nagaan, wat men onder dat „dikwijls bidden" verstaat, dan blijkt het meestal, dat men zo nu en dan wel eens „even" heeft gebeden, maar dat al heel spoedig het ongeduld het heeft gewonnen.

Wij houden hoogstens een biddag of een bidstond, of meer nog zonderen we enkele minuten af tot het gebed, maar voor het volhardende bidden hebben wij niet eens gelegenheid.

Moogt ge u echter zo afmaken van de vermaning, die de Heere in Zijn Woord geeft :

„Volhard in het gebed" ?

Daarmee bedoelt de Heere niet, dat ge eindeloos blijft bidden met een veelheid van woorden. Dit heeft de Heere Jezus zelfs afgeraden. Hij zegt : Gebruik geen ijdel verhaal van woorden, zoals de heidenen doen. Het volharden in het gebed betekent, dat het gebed de hoofdzaak is in het zieleleven ; het gebed gaat door, zelfs onder het werk.

De discipelen hebben in de tien dagen tussen de hemelvaart en het Pinksterfeest ook niet aan-één-stuk-door gebeden opgezegd. Maar wel was er bij alles, wat zij deden en bespraken, de voortdurende smeking om Gods Geest.

Zo moet er ook in ons leven volharding in het bidden zijn. Jezus zelf wees daar ook op, toen Hij Zijn discipelen opwekte om altijd te bidden en niet te vertragen.

Wat is er weinig van dat „volhardendbidden" te bemerken in ons kerkelijk leven. . Er wordt al zo spoedig geconstateerd, dat ons bidden niet helpt. Ja, velen menen zelfs te weten, dat het gebed om de Heilige Geest toch vruchteloos is, omdat de Heere met Zijn Geest geweken is.

Hadden ook de discipelen in de situatie voor het Pinksterfeest geen reden om te vrezen dat hun gebed onverhoord zou blijven ? Hoe droevig zag het er in die tijd uit, waar de grote massa duidelijk getoond had, dat zij zich van God en Christus afkeerde. Hoe klein was het aantal der discipelen tegenover de grote menigte van hen, die Christus hadden verworpen. Maar toch bleven zij bidden en smeken. Misschien iiiet eens altijd met woorden. Er is ook gezucht in de opperzaal door die honderd en twintig personen. Het waren mannen en vrouwen, die smeekten tot God om Zijn Geest.

Welnu zo let de Heere ook op uw gebed. Hij ziet het, of ge gedachteloos uw gebed afraffelt, omdat ge zo'n haast hebt. Zulk bidden vindt geen verhoring.

Maar wanneer gij echt bidt in uw binnenkamer, of onder 't werk met geluidloze zuchten, dan hoort Hij naar uw stem. Dan hoort Hij u, al zijt ge aan het werk op een rumoerige fabriekswerkplaats, of al zit ge midden in het drukke verkeer of al bent u bezig met de arbeid op een stil stuk land. De plaats waar ge bidt doet er niet toe ! En ook uw houding bij het bidden is niet belangrijk ! Maar de Heere let op uw hart !!

Hij ziet het, of uw hart zo vol is, dat het u aan woorden ontbreekt, maar dan toont Hij het ook, dat Hij antwoordt éér gij roept.

Want de Heere hoort het wanneer uit de

diepte tot Hem gebeden CK smekingen worden opgezonden.

Maar wat is dan de inhoud van het gebed ? Merkwaardig is, dat er van de discipelen wèl vast staat dat ze hebben gebeden, doch niet wat zij baden.

Stellig is echter hun doel bij het bidden : te vragen om de Heilige Geest. De Heere Zelf heeft hun daarvoor de belofte gegeven. Hoe zagen zij ook de noodzakelijkheid om door Gods geest te worden geleid. Hun eigen bedriegelijke geest leidde hen op dwaalwegen. Jezus waarschuwde eenmaal : „Gij weet niet van hoedanige geest gij zijt."

Al weet Hij het, dat zij nog vervuld zijn van aardse verwachtingen, toch wekt Hij hen op om te verwachten de belofte des Vaders. Op die belofte mogen zij biddend pleiten. Dan blijft hun bidden en smeken ook niet onbeantwoord. Want op~de dag van het Pinksterfeest daalt de Geest des Heeren neer. Wij lezen : „Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest."

Zo wil de Heere het ook nu tot een echt Pinksterfeest maken, wanneer wij om Zijn Geest vragen, doordat Hij zelf 't ons leerde te bidden.

De wereld denkt op het Pinksterfeest niet aan de Heilige Geest. Men maakt zich wel druk over de weersverwachting, maar er is geen uitzien naar de komst van Gods Geest.

Is het zo ook bij u, dat ge de Heilige Geest zelfs niet mist ? Dan behoort ge tot hen, van wie Gods Woord zegt, dat zij natuurlijke mensen zijn, de Geest niet hebbende.

Wat een reden om in grote onrust te vragen of de Heere u Zijn Geest wil schenken.

Ge moet dan web klagen over uw eigen zieletoestand. U moet erkennen, dat u het niet waardig bent om Gods Geest te ontvangen. Uit diepe verslagenheid vraagt ge, wat ge toch doen moet, omdat ge zo zondig zijt en de Heilige Geest niet bezit.

Op 't Pinksterfeest klinkt dan het vermanend antwoord : „Bekeert u" met de belofte : „gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen".

Nog laat de Heere u oproepen om u tot Hem te wenden en te smeken om Zijn Geest. Leg die opwekking niet naast u neer.

De Heere Jezus zelf heeft Zijn ' hoorders midden in hun gezicht gezegd, dat zij boze mensen waren, maar dat zij — ondanks hun boosheid — aan hun kinderen de gaven schonken, die zij" vroegen.

„Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal uw hemelse Vader de Heilige Geest geven aan degenen die Hem bidden".

Zo schenkt de Heere Zijn Geest niet om het bidden. Maar waarlijk ook niet zonder het gebed.

Moge dan ook vóór en op 't komende Pinksterfeest in de bedehuizen en binnenkamers de bede opstijgen : „Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwe Geest".

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET GEBED OM DE HEILIGE GEEST

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's