Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERWERPING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERWERPING

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

'' "Gëëh besluit dèr> -vêfWêrpingj'ïè' VemaïhèA wij. Ook de Zwitsefse' theoloog Brunner leert, dat in de Schrift geen sprake is van een eeuwig besluit der verwerping. (Die Chr. Lehre Von Gott. Dogm. II, S. 354).

Wel erkent hij, dat de Schrift een dubbele afloop der wereldgeschiedenis leert. Zij spreekt van heil en verderf, van hemel en hel. Dit is trouwens zó duidelijk, dat het overbodig mag heten daarvoor bewijsplaatsen aan te halen.

Zelfs geeft Brunner toe, dat er toch wel uitspraken in de Bijbel voorkomen, die nauw aan de leer van een, dubbele predestinatie raken ; b.v. Rom. 9 vs. 19—22 ; 2 Tim. 2 vers 21. ; ••

Toch meent hij, -.; dat van een eeuwig besluit der verwerping geen sprake is, en ook niet daarvan, dat, ongeloof oi ongehoorzaamheid door God woiidt veroorzaakt, maar wel is het zo, dat de door ongeloof gewerkte ondergang door God is gezet.

Deze gedachtengang verzet zich tegen de voorstelling, dat het geloof oorzaak vindt in een eeuwig besluit der verkiezing, gelijk het ongeloof oorzaak zou vinden in een eeuwig besluit der verwerping.

Een eeuwige verkiezing „in Christus" acht men in overeensternming met de liefde Gods en, zoals men dat uitdrukt : met de Bijbelse boodschap. Een eeuwige verwerping daarentegen acht men in strijd met de liefde Gods. (Vgl. Brunner, a.w. 359).

God heeft niet de ene mens tot het eeuwige leven en de andere tot het eeuwige verderf geschapen. Dan zou God ook de Auteur der zonde zijn.

Zo ziet men een onverzoenlijke tegenstelling tussen de God der liefde en zulk een eeuwig besluit. Het gevolg daarvan is, dat men Schriftplaatsen, die nauw raken aan de leer van een eeuwig besluit van verkiezing en verwerping, anders tracht uit te leggen.

Een andere tegenwerping is deze : dat het voor „ieder menfe, die denkt", duidelijk moet zijn dat er noch van vrijheid, noch van verantwoordelijkheid in de ware zin kan sprake zijn, als men zulk een eeuwig besluit aanneemt. (Vgl. Brunner, a.w. S. 361).

Dit is wel erg rationalistisch uitgedrukt. Het staat eigenlijk zó, dat wij denkend de menselijke verantwoordelijkheid en vrijheid niet kunnen rijmen met de gedachte aan een eeuwig besluit van verkiezing en verwefpiivp; . Het is dan ook niet anders dan een rationalistische drogreden, als iemand uit de leer van een dubbele prsedestinatie besluit, dat hij niet verantwoordelijk is voor zijn daden.

Dit is louter zelfmisleiding, welke tegen het zedelijk bewustzijn ingaat. Geloof is nog wat anders dan een rationalistische redenering.

Maar daarom is het ook zuiver rationalisme, de omgekeerde weg te gaan en te beweren, dat er geen eeuwig goddelijk besluit aangaande onze bestemming kan zijn, omdat wij ons verantwoordelijk weten voor onze daden, of ter wille van de menselijke vrijheid.

Brunner e.a. trekken zich dan terug op een eeuwige verkiezing .in Christus, een eeuwige verkiezende liefde (Woelderink) en op de vrijheid Gods.

De moeilijkheden zijn daarmede voor „iemand, die denkt", echter niet weggenomen.

Wat wil men verstaan hebben ondrar '„•vëirkiezen in Christus"? Zijn alle mensen verkoren in Christus?

Zo niet, dan zijn er ook, die niet in Christus verkoren zijn.

Wat dan met dezen?

Voorts ontkent' Brunner niet de scheiding tussen heil en verderf in het gericht Gods.

Het verderf is gevolg van ongeloof en ongehoorzaamheid. Dat is zo door God gezet.

Dr. Woelderink redeneert op dezelfde wijze, als hij het heeft over Gods belofte en over geloof en ongeloof.

Wij spreken dit op zichzelf niet tegen, maar als degenen, die zo redeneren, niet in de strikken van het Pelagianisme willen vallen, zullen zij bedenken dat het geloof een gave Gods is.

Het is slechts schijn, als men meent zich te kunnen terugtrekken op geloof en ongeloof, gehoorzaamheid en ongehooreaamheid, want als het geloof een gave Gods is, is ongeloof dan niet het gemis van die gave?

Dr. Woelderink wil niet beschouwen, en Brunner heeft het over „mensen, die denken", maar wij vragen : komen voor deze laatsten niet alle moeilijkheden weer voor de dag, als de ervaring leert, dat de één gelooft en de ander volhardt in ongeloof, terwijl hel geloof een gave Gods is?

Wij praten dan maar niet over de consequentie van de leer van de vrije mens, n.l.

dat deze voor „iemand, die denkt", niet verenigbaar is met die van de vrijheid Gods.

Brunner neemt dan ook zijn toevlucht tot de mededeling, dat de leer der verkiezing theoretisch niet kan worden doorgrond, (a. w. S. 368).

Intussen schijnt het slechts te gaan over een ongerechtvaardigde menselijke conclusie, in zoverre men vraagt, waarom de een gelooft en de ander niet. Wat de verwerping betreft, schijnt het zelfs slechts om een woord te gaan. Geen eeuwig besluit van verwerping, zo wil men, maar toch eeuwig verderf, toch een hel!

Wel een eeuwige verkiezende liefde Gods, en toch een Rechter, die veroordeelt, toch een verloren volk!

Wat dr. Woelderink moge bewegen, en Brunner en Earth moge bewegen om een eenzijdige praedestinatieleer onder het motto „in Christus" voor te stellen en een eeuwig besluit der verwerping te ontkennen, kunnen wij gevoegelijk aan de heren overlaten.

Het bezwaar, dat zij maken tegen de leer van een eeuwig besluit der verwerping, als zou deze haar Schriftuurlijkheid niet kunnen bevestigen, is van meer belang, aangezien het juist in verband met de uitverkiezing ia Christus telkens weer genoemd wordt.

Zoals wij hebben gememoreerd, maakt dr. W. bezwaar tegen de leer van een eeuwig besluit der verkiezing, omdat deze tot een soort fatum wordt gemaakt. Hij spreekt van , ^jiwige., yerkiezen, de liefde Gods en wijst er op, dat allereerst de gemeente in Christus is verkoren.

Wij kunnen daaraan toevoegen, dat de gemeente niet alleen in Christus verkoren, maar ook geschapen is tot goede werken, welke God voorbereid heeft. (Ef. 2 vs. 10).

Christus zelf spreekt van degenen, die Hem van de Vader gegeven zijn (Joh. 17) ; van andere schapen, die van deze stal (Israël) niet zijn. (Joh. 10 vs. 16). Christus is der genjeente tot een Hoofd gegeven (Ef. 5 : 23). Deze tekst wijst duidelijk op de zeer bijzondere relatie daarin uitgedrukt, waarvan de huwelijksverhouding van man als hoofd der vrouw een symbolisch voorbeeld is.

Het is schier overbodig er op te wijzen, dat de gemeente de Bruid des Lams wordt genoemd, omdat deze profetische symboliek door de ganse Schrift heengaat. Zij spreekt ook van de bruiloft des Lams. (Openb. 19 vers 7).

Het is volmaakt in overeenstemming met de Heilige Schrift, de levensbetrekking van Christus en de Zijnen onder het beeld van het huwelijk te zien.

En als wij dat doen, verkrijgt Ae verkiezing „in Christus" ook een bijzondere zin. Gelijk de man uit de vrouw werd genomen, wordt ook de Bruid des Lams uit de Man genomen. Vgl. de boven aangehaalde woorden : geschapen in Christus Jezus (Efeze 2 vers 10).

Men kan opmerken, dat alle dingen in Christus geschapen zijn en in Hem tezamen bestaan, (Kol. 1 vs. 17), doch dat doet het door ons opgemerkte niet teniet.

Integendeel, uitverkiezing is verkiezen uil een groter geheel.

Indien wij de uitverkiezing alzo belrokken zien op de Bruid des Lams, welke Hem door de Vader gegeven is, uit de mensheid, wordt het aspect der verwerping een ander, dan men dikwijls voorstelt.

Vooreerst is de Christus als de eeuwige Zoon zonder beding bij de uitverkiezende Raad Gods betrokken als uitverkiezende.

Voorts kan deze uitverkiezende Jaad moeilijk anders dan een daad van Gods verkiezende liefde zijn.

Dat deze daad los van de Raad der schepping zou staan, zal wel niemand volhouden, en in dit verband is het slechts een gezochte uitvlucht de uitdrukking van „voor de grondlegging der wereld uitverkoren" (Ef. 1 vs. 4), anders te willen uitleggen dan daar duidelijk staat.

En nu vragen wij : Als wij de dingen zo zien en de uitverkiezing op de Bruid betrekken, betekent dan het niet-verkiezen van de anderen, verwerping?

Doet de liefde onrecht aan degenen, die zij niet verkiest? Zal de goddelijke liefde niet vrij zijn in haar uitkiezen?

Niet uitverkoren zijn tot de uitzonderlijke roeping van de gemeente Gods, zijnde de Bruid des Lams, is op zichzelf nog geen van Gods aangezicht verworpen zijn.

In zoverre sluit de eeuwige uitverkiezing nog geen verwerping in, en betekent een eeuwig besluit der verkiezing nog geen verwerping. Het betekent slechts niet tot de bestemming der uitverkiezing geordineerd zijn.

Men kan ook met recht zeggen, dat er geen plaats is voor een besluit tot niet-verkiezing.

Maar deze dingen verschijnen in geheel ander licht, als wij in aanmerking nemen dat de zonde in de wereld is gekomen, welke doorgegaan is tot alle mensen. (Rom.. 5 vs. 12). Deze heeft alle mensen naar het rechtvaardig oordeel Gods in de dood gesleept en allen verwerpelijk gemaakt voor Gods aangezicht, ook de van voor de grondlegging der wereld uitverkorenen.

Zij ook zijn verworpenen in het licht van het gericht Gods, maar naar de verkiezing zijn zij geliefden.

(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

VERWERPING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's