Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERACHTERD IN DE GENADE!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERACHTERD IN DE GENADE!

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik sliep maar mijn hart waakte: de stem, mijns liefsten, die klopte, was: Doe mij open, mijne zuster, mijne vriendin, mijne duive, mijn volmaakte; want mijn hoofd is vervuld met dauw, mijn haarlokken met nachtdruppels. Hooglied 5 vers 2

Hoe dat Hooglied van Salomo in de canon is terecht gekomen, is voor velen een raadsel. En hoe kan het ook anders. Als het Hooglied van Salomo niets anders is dan een gewoon minnelied, is het inderdaad onbegrijpelijk, dat ook dit boekje het stempel van canoniek kon verkrijgen.

Laat ik u echter onmiddellijk gerust mogen stellen, lezers. Van oude tijden af heeft de kerk Gods begrepen, dat in dat Hooglied van Salomo een hogere liefde bezongen wordt dan de liefde der vrouwen. Anders was het boek nooit in de canon opgenomen.

Het gesprek tussen Salomo en Sulamith, zijn bruid, is een afschaduwing van de omgang tussen Christus en Zijn volk, hetwelk Hij met Zijn dierbaar bloed gekocht heeft. Het is trouwens niet alleen in het Hooglied van Salomo, dat we dezei beeldspraak aantreffen. We vinden het ook in Psalm 45 en in de profetie van Ezechiël. Ook het Nieuwe Testament heeft deze schone beeldspraak. Denk maar aan het woord van Johannes de Dooper: Die de bruid h^ft, is de bruidegom.

Als we dat Hooglied van Salomo dan ook gaan lezen, mogen we ons er wel van doordrongen weten, dat onze gedachten hebben stil te staart bij de allerheiligste dingen. Ik denk aan het woord, hetwelk aan Mozes tegenklonk, toen hij op het punt stond naderbij te treden om te onderzoeken waarom, het braambos brandde en niet verteerde. Toen luidde immers de stem des Heeren: „Trek uw schoenen van uw voeten, want de plaats, waarop gij staat, is heilig land".

En, lezers, let nu eens op de tekst, die we boven deze overdenking schreven: „Ik sliep, maar mij hart waakte", zo begint het.

Wat is het droevig, als de kerk Gods slaapt. En wat van de kerk in haar geheel kan gelden, kan ook van de enkeling gezegd worden. Van nature slapen we allen de doodslaap der zonde en der ongerechtigheid. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat we met de ogen dicht zitten. Neen, neen, we leven in een drukke wereld, vol aards gedruis en zijn van de morgen tot de avond bezig met vragen als deze: Wat zullen we eten en wat zullen we drinken en waarmede zullen we ons kleden?

Maar aan de dood en aan de diepe eeuwigheid wordt er van nature niet gedacht.

O, wat is het een voorrecht, als een slapende door God wordt wakker geschud. Dan komt hij tot de ontstellende wetenschap, dat hij aan de rand van de afgrond lag te slapen en dat hij in de eeuwige rampzaligheid zou zijn ontwaakt, als God niet in geestelijke zin met hem gedaan had, wat die opperschipper met Jona deed. Hij riep immers tot Jona: „Wat is u, gij hard slapende, wordt toch wakker!" . ^

Dat een natuurlijk mens, die nog onbekeerd blijft voordeven, door de Heilige Schrift als een slaper wordt voorgesteld, zal u dus wel niet meer bevreemden.

Maar hier in onze tekst lezen we, dat de bruidskerk slaapt.

Lezers, verstaat ge het niet? Begrijpt ge niet, dat ook Gods kind in de genade kan verachteren ?

Ik denk aan de rotsrn^n Simon Petrus en aan zijn heerlijke belijdenis, die hij te Csesarea Phillippi heeft afgelegd. Met weemoed denk ik ook aan hem, als hij in een van de bijzalen van het gerechtshof van Kajafas staat te vloeken en te zweren, dat hij Jezus niet kende.

En denk eens aan Simson, toen zijn listige vrouw hem de haren had afgeschoren. Hij stond op, menende de Filistijnen te kunnen aanvallen, maar ziet, hij wist niet dat de Heere van hem geweken was.

Er kunnen tijden komen in het leven van Gods kind, waarin het schuldbesef begint te verslappen. De belijdenis van zonde en schuld wordt dan, helaas, een dode belijdenis. En het gevolg daarvan is, dat het voor satan en wereld weer gemakkelijker wordt om de vesting mensenziel weer opnieuw te bestormen. Bepaalde zonden kunnen dan opnieuw in het hart weer gekoesterd worden.

O, wat dreigt altijd het gevaar van wereldgelijkvormigheid.

En dan denk ik aan David, die tijdens zijn zonde met Bathseba stellig meer dan een jaar zo ver van God en zo ver van zijn hart heeft geleefd, dat hij eigenlijk de Heere kwijt was.

En toch staat er van die slapende bruid, dat haar hart waakte.

In het natuurlijke leven kan het ook gebeuren, dat we zijn ingedommeld en dat er toch nog wel enig stemgeluid tot ons doordringt. Dat is ook in het geestelijke leven alleen hieruit te verklaren, dat God nooit laat varen het werk Zijner handen. Wat Hij begonnen is, dat zal Hij ook voleinden.

Het is als met een haardvuur, dat geheel uitgedoofd schijnt te wezen en ziet, als de blaaspijp er maar even aan te pas gekomen is, sprankelen de vonken opnieuw weer op van het weinige vuur, dat onder de as lag te smeulen.

O, lezers, als God nu met Zijn kinderen eens deed naar heilig recht! Dan kon Hij tot hen zeggen, dat ze maar moesten voortslapen, totdat ze in de eeuwigheid zouden wegzinken.

Maar neen, de bruidegom komt zijn slapende bruid opzoeken.

In onze tekst heeft de Hoogliedzanger hem getekend als de bruidegom, die staat te kloppen aan de deur van zijn bruid.

Hoor, hoe Hij haar vriendelijk toeroept:

„Doe mij open, mijne zuster, mijne vriendin, mijne duive, mijne volmaakte; want mijn hoofd is vervuld met dauw, mijn haarlokken met nachtdruppels".

O, wat heeft Hij haar liefdevol toegesproken. Dat Hij haar zijn zuster noemde, wijst er toch op, dat Zijn liefde tot haar een reine liefde is. Als zijn vriendin heeft Hij haar verkoren uit loutere genade. Indien van één huwelijk kan gezegd worden, dat het een huwelijk zonder voorwaarden is, dan toch zeker wel van het huwelijk van de Hemelse Bruidegom, die Zijn arme bruid heeft gekocht met Zijn bloed en die voor haar, die gans naakt was, het kleed van Zijn gerechtigheid heeft verworven.

Dat Hij haar Zijn duive noemt, als het beeld van blanke oprechtheid, en ten slotte haar toespreekt als Zijn volmaakte, kan ons alleen maar verwonderen.

Hoe nu? Zij volmaakt, die op al die liefelijke lokstemmen van haar liefdevolle Bruidegom geen ander woord schijnt te hebben dan dit: „Ik heb mijn rok uitgetogen, ho^zal ik hem weder aantrekken? Ik heb mijn voeten gewassen, hoe zal ik ze weder bezoedelen? " O, wat is het droevig met haar gesteld! Wat was ze verre van de volmaaktheid! Wat heeft ze moeten klagen, dat ze de volmaaktheid nóg niet verkregen had.

Maar, lezers, denk nu eens aan het schone antwoord uit de Heidelberger Catechismus, waar de belijder betuigt: ik ben alleen rechtvaardig voor God door een waar geloof in Jezus Christus, alzo, dat, al is het dat mij mijn consciëntie aanklaagt, dat ik tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd heb en geen daarvan gehouden heb, en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, nochtans God, zonder enige verdienste mijnerzijds, uit lou-

tere genade, mij de volkomene genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals had ik nooit zonde gehad, noch gedaan, ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht heeft.

In dat antwoord wordt het raadsel ontsluierd'. De arme zondige bruid is toch volmaakt in haar Hemelse Bruidegom. Volmaakt in Christus alleen!

En als ik dan lees van de dauw, die zijn hoofd en van de nachtdruppels, die zijn haarlokken vervulden, dan is het mij, alsof ik de Heere Jezus met Zijn bleek bebloed gelaat daar voor die slapende jongeren zie staan in de hof van Gethsémané en hoor roepen : „Kunt gij dan niet éen uur met Mij waken? "

O, wie moest de mens niet wezen tegenover zoveel genade en goedertierenheid!

Helaas, in vadsige rust bleef de bruid nederliggen op het bed van zorgeloze rust.

En nu zou men kunnen denken, dat het verloren is. We lezen immers, dat haar liefste zijn hand van het gat der deur aftrok.

Nu was de tijd gekomen, waarin hij ophield met kloppen en roepen aan haar deur. Nu brak de tijd aan, waarin Hij zich voor haar ging verbergen.

Maar o, wat was het gelukkig!

Nu brak er een ogenblik aan in het leven van de bruid, hetwelk ze heeft getekend met deze aangrijpende woorden: „Mijn ingewand werd ontroerd om zijnentwil".

O, wat is liet een voorrecht, als we door de kloppingen van de Heiland bij aanvang of bij voortgang worden wakker geschud.

O, lezers, wat zijn de roepstemmen vele, zowel in wegen van.voorspoed als van rampspoed. O, wat staat die Heiland telkens te kloppen aan de deur!

Hebt ge door genade Zijn lokstemmen al beluisterd? Heeft het u al eens ooit ontroerd tot in het diepst van uw ziel?

Bekommerd vanwege uw zonden, ontdekt aan uw Godsgemis, ontroerd om Zijnentwil?

Ik zie haar opstaan en de deur open doen om hem nog te ontmoeten, maar ziet, haar liefste was geweken. Hij was doorgegaan. Ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet ; ik riep Hem, doch Hij antwoordde mij niet.

Aan de handvatsels vani het slot van de deur droop het van; ; minne, die Hij had achtergelaten. ; . .

Ge zult het begrepen hebben, lezers, dat er stellig mee bedoeld zijn de werkingen van de Heilige Geest, om haar weder wakker en zoekend te maken.

En dan mag het schijnen, dat het niet waar is wat er staat geschreven: „Zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal worden opengedaan". Het is ook maar schijn.

Immers de Heilige Schrift spreekt van een uur der minne, waarin zij, die troosteloos zocht, Hem weer verrassend mocht vinden. Dan zal Hij' opnieuw de vleugel over haar uitbreiden, opdat; ze het opnieuw bekenne: Gij zijt de mijne, en dat voor eeuwig!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

VERACHTERD IN DE GENADE!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's