Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NIET ORTHODOX EN NIET VRIJZINNIG!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NIET ORTHODOX EN NIET VRIJZINNIG!

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat moet men denken van zijn geloof, als iemand beweert, dat hij niet vrijzinnig en niet orthodox is. Volgens een artikel in een der kerkelijke - bladen, dat ons dezer dagen onder het oog kwam, zijn er die zo spreken. Een kerkelijk geloof kan dat moeilijk zijn, tenzij dan dat zo iemand lid is van een „kerk", die noch vrijzinnig, noch orthodox wil zijn.

Wat voor een kerk men zich daarbij moet voorstellen ?

Laten wij zeggen, dat een kerk orthodox kan worden genoemd, als zij haar belijdenis handhaaft. Daarmede is van de belijdenis zelf nog niets gezegd, maar ondersteld mag worden, dat de kerk haar belijdenis handhaaft, omdat zij gelooft, dat, zij een zuivere vertolking geeft van de Bijbelse leer.

Een kerk, die haar eigen belijdenis niet handhaaft, zou dus vrijzinnig zijn. Het is toch immers zo, dat de waardering orthodox of vrijzinnig afhankelijk wordt gemaakt van het standpunt jegens de belijdenis der kerk. Orthodox is een prediking, welke daarmede overeenkomt, terwijl afwijking daarvan, zolang die belijdenis kerkelijke gelding heeft, vrijzinnig moet heten, tenzij de afwijkende leer zich beroept op de Heilige Schrift en op kerkelijke herziening van het bestreden punt wordt aangedrongen. De kerkelijke beslissing in goede orde en naar de enige regel des geloofs tot stand gekomen, zal den de officiële belijdenis vaststellen en wederom bepalen, wat orthodox d.w.z. de rechte kerkelijke leer is.

Zolang zulk een procedure geen wijziging brengt in de belijdenis, blijft de kerkelijke confessie het criterium tussen orthodox en vrijzinnig.

In de kerkelijke practijk echter heeft zich een waardering van orthodox en vrijzinnig ingeburgerd, die zich niet laat bepalen door de kerkelijke belijdenis, zoals die daar ligt. Sedert lang rekenen velen zich tot de orthodoxen, al zijn zij zich bewust in verschillende stukken der belijdenis af te wijken. Wij hebben in de vaderlandse kerkhistorie reeds in de 17e en 18e eeuw van „rekkelijken en preciesen" gehoord. Zo is er een „orthodoxie" der voornaamste, capitale of fundamentele stukken.

Nu zal een ieder verstaan, dat afwijking van de belijdenis niet in alle delen even ernstig genomen kan worden en voor de kerkelijke tuchtoefening ook niet op gelijke wijze wordt beoordeeld. Van ouds heeft men de aandacht gevestigd op de z.g. fundamentele stukken. In zoverre kan mexi zeggen, dat de orthodoxie inderdaad door de fundamentele stukken der belijdenis wordt bepaald, zodat er een zekere ruimte tussen orthodoxie en vrijzinnigheid is. De fundamentele stukken worden dus de eigenlijke beslissende stukken en het gaat er om, welke stukken wél en welke niet tot de fundamentele worden gerekend. Aangenomen, dat dit uitgemaakt is, dan beslissen die stukken over orthodox of vrijzinnig, terwijl daartussen een ruimte blijft voor verschil van opvattingen, die „in de vrijheid der kerk blijven".

Welke instantie nu anders dan de kerk zal uitmaken, welke stukken tot de fundamentele worden gerekend ?

Het spreekt echter ook van zelf, dat er in de gemeente wel een algemeen gevoelen heerst, omtrent de fundamentele stukken, doch dat alleen in geval van kerkelijke tuchtzaken een uitspraak is te wachten.

Aangezien nu kerkelijke leertucht reeds gedurende zovele generaties geen plaats vond, blijft het aan het algemeen kerkelijk gevoelen overgelaten, wat men onder fundamentele stukken zal verstaan. Op die wijze kan er alzo een ruimer opvatting van orthodox in de gemeente zijn, zodat ook het ganse begrip zwevend wordt.

Op die wijze moet men verklaren, dat iemand kan zeggen, dat hij niet-orthodox en niet-vrijzinnig is. Niet orthodox kan dan moeilijk anders zijn dan miet belijden, wat „men" kerkelijk voor de fundamentele stukken houdt, althans, de kerkelijke belijdenis als zodanig niet aanvaarden.

Moeilijker wordt het te beoordelen, wat men dan onder niet-vrijzinnig moet verstaan. Waar ligt nu het criterium der vrijzinnigheid, of wat nog meer spreekt der niet-vrijzinnigheid , ?

Wij laten dit nu maar liever over aan degenen, die er behoefte aan hebben niet-orthodox en niet-vrijzinnig te zijn. Toch kunnen wij de zaak wellicht nog wat nader bepalen.

Reeds een en andermaal hebben wij gewezen op de beschouwingen van de Nederlandse Geloofsbelijdenis vanwege de Vereniging van Vrijzinnig-Hervormden, waarin o.a. wordt opgemerkt, dat men instemmende met art. 2-7 aangaande de Heilige Schrift, geen gravamina van betekenis kan hebben tegen de overige artikelen. Wij menen, dat dit althans naar de strekking juist is weergegeven, en dat het ook juist is.

Daarmede is echter in art. 2-7 het fundamentele stuk bij uitnemendheid aangewezen en het schijnt al weer niet zonder zin, dat men tegenwoordig degenen, die met art. 2-7 der Ned. Geloofsbelijdenis het goddelijk gezag der Heilige Schrift belijden, als fundamentalisten wil tekenen.

Intussen wordt dit fundamentele stuk als het criterium der orthodoxie aangewezen en kan men niet ontkennen, dat de fundamentalisten althans op dit allervoornaamste punt de ware orthodoxie omhelzen.

En wie het met de belijdenis van art. 2-7 omtrent de Heilige Schrift niet eens is, heeft geen recht zich orthodox te noemen.

Immers voor de Heere Jezus Christus is de Schrift rechtstreekse Godsopenbaring, en wij vinden datzelfde bij de apostelen. Als nietorthodox moeten zij dus worden aangemerkt, die op dit fundamentele stuk der belijdenis afwijken en het voorbeeld van de Heere Jezus Christus en Zijn apostelen om allerlei redenen van menselijke overweging niet volgen.

Helaas zijn er ook onder hen, die zich tot de „confessionelen" gerekend willen hebben, hoewel zij deze belijdenis niet aanvaarden en zich daarmede scharen onder hen, die nietorthodox zijn.

Desgevraagd zullen zij ook niet vrijzinnig willen zijn, ofschoon zij zich in gezelschap dei vrijzinnigen bevinden. Niet orthodox en niet vrijzinnig, schijnt dus toch nog zin te hebben en door enig criterium bepaald te 'worden. Het maakt zo de indruk, dat de maatstaf moet worden gezocht in een nieuw soort Christendom, dat boven orthodoxie en vrijzinnigheid is verheven.

Gelet op de kerkelijke pers doet zich dit nieuwerwetse Christendom voor in verschillende theologische modaliteiten, aan welke iedere objectieve maatstaf ontbreekt.

Zulk een Christendom kan zich slechts zolang handhaven, als het wordt geflankeerd door de orthodoxie aan de rechter en de vrijzinnigheid aan de linker kant. Het lijdt bovendien aan het euvel, dat het zich uiterst moeilijk met de orthodoxie verdraagt en de vrijzinnigheid wat verouderd vindt.

Als een kerk zulk een Christendom gaat huldigen kunnen de gevolgen niet uitblijven, die zullen aantonen, dat zij haar eigen grondslagen ondermijnd heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

NIET ORTHODOX EN NIET VRIJZINNIG!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's