Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Henoch

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Henoch

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En Henoch wandelde met God". Genesis 5 vs. 22a. „Door het geloof is Henoch weggenomen geweest, opdat hij de dood niet zou zien; en hij werd niet gevonden, daarom dat hem God weggenomen had; want vóór zijn wegneming heeft hij getuigenis gehad, dat hij Gode behaagde". Hebreen 11 vs. 5.

Het levensbericht, dat de Schrift ons van Henoch geeft, is slechts kort; het is samengevat in slechts enkele woorden ; maar wat wij van hem weten, geeft ons recht hem een bijzonder man te noemen, een schitterende ster van de eerste grootte onder de patriarchen van de eerste wereld. Hij gewon zonen en dochters, gelijk andere mensen. Doch dan eindigt Henoch's levensgeschiedenis niet met het sombere slot: „en hij stierf", waarvan Genesis 5 zo vol is. Maar zijn einde is de opgang tot eeuwige heerlijkheid : Henoch dan wandelde met God ; en hij was niet meer, want God nam hem weg.

En de Heilige Geest laat in Hebreen 11 ons deze wegneming zien als „door het geloof" : door het geloof is Henoch weggenomen geweest, opdat hij de dood niet zien zou. De Schrift wil ons alzo doen verstaan, dat deze wegneming van Henoch alleen uit zijn geloof t^ verklaren is. Zeker, het is het bestel van Gods wondere genade geweest, dat Henoch, zonder dat hij de verschrikking van de dood behoefde door te maken, op onmiddellijke wijze in de hemel is gesteld, maar toch, het geloof is daarbij de middeloorzaak geweest. Echter, zijn geloof wordt ons niet getekend als een plotselinge, geweldige geloofsactie, maar als een gestadige geloofsontplooiïng, een bestendig geloofsleven. Van Henoch wordt gezegd, neen, niet maar: hij vreesde God, hij diende God ; dat is al een grote genade, wanneer dat van een mens mag gezegd worden ; maar hier is sprake van iets nog intiemers en nog heiligers : Henoch wandelde met God. Dat is wel de hoogste trap der genade en des geloofs, die Gods Kind op aarde bereiken kan. "

Vluchten tot God als ge in nood zit, fflet de hoop dat ge van Hem zult geholpen worden — dat is genade.

Vertrouwen op God in de tijd van zielsverzoeking en van strijd, — dat is nog meer genade.

Maar te „wandelen met God" — dat is •Wel het heerlijkste getuigenis, dat van een niens kan afgelegd worden. Het wijst op een leven in zeer bijzondere en tedere betrekking, in wederzijdse toegenegenheid en vertrouwen.

Het is ten eerste een verhouding van God tot de mens.

God stelt zich als God in Zijn ondoorgrondelijke genade, in een bijzonder vriendschapsverbond, niet boven maar naas^ de mens ; Hij wandelt met hem. „Ik heet u niet meer dienstknechten, want een dienstknecht weet niet wat zijn heer doet, maar Ik heb u vrienden genoemd ; want al wat Ik van mijn. Vader gehoord heb, dat heb Ik u bekend gemaakt."

Welnu, zó was de omgang tussen God en Henoch.

Maar ook onderstelt de wandel met God een daad van de zijde des mensen. Henoch heeft aan God ook de geheimen van zijn leven bekend gemaakt, en niets verborgen gehouden.Zijn ziel was voor den Heere een open boek. De gedachten en overleggingen van zijn hart waren steeds met God en Goddelijke zaken bezig, zijn leven een uit- en ingaan bij den Heere. Bij God te zijn, bij dagen en bij nachten, was het leven van zijn leven, de zaligheid zijner ziel.

Zeer zeker hield deze intieme omgang met God ook verband met Henochs profetische roeping in het midden van zijn tijdgenoten. Blijkens de brief van Judas immers is Henoch nog een profetisch getuige geweest van het recht en de oordelen Gods. Als een bijzondere gunst heeft hij over de eeuwen heen de tweede komst, de wederkomst van Christus mogen zien, en daarvan getuigd met de woorden : „Ziet, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, en wegens al de harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben" (Judas : 14 en 15).

Toch moeten we het bijzondere niet zoeken in die rechtstreekse openbaring des Heeren aan Henoch. Sprak de Heere immers ook niet tot een Kaïn ? En toch kan van Kaïn allerminst getuigd worden dat hij wandelde met God. Daarom moeten we er de nadruk op leggen, dat dit van de zijde van Henoch was een wandelen met God door het geloof. Door het geloof heeft hij in God zijn leven gehad, en met Hem gemeenschap geoefend. Zulk een vredig wandelen met God was eens het leven van Adam en Eva in het Paradijs. Doch die zahge gemeenschap is door- de zonde verbroken.

En Henoch is in zichzelf niet anders en niet beter dan ieder ander lid van dat gevallen menselijk geslacht. Daarom is het zo'n wonderheerlijk blijk van Gods opzoekende genade, als van een zondaar weer gezegd mag worden : hij wandelde met God. Als een grote bijzonderheid wordt hel ons dan ook in de geslachtslijst van Genesis 5 aangaande Henoch gezegd.

Van Gods zijde is het een openbaring van Zijn rijke barmhartigheid, waardoor Hij in Christus de verbroken gemeenschap komt herstellen. En naar de zijde des mensen kan het slechts zijn een wandelen door het geloof. En ook dat geloof is niets anders dan gave van genade, gewrocht door de Heihge Geest.

W, at moet dat wandelen met God voor Henoch een onuitsprekelijk voorrecht geweest zijn ! Want het mensenhart kan niet rusten voordat het rust vindt in God. En Henoch heeft die volmaakte rust, waarnaar het hart dorst, mogen vinden, in zijn God. Hoe onuitsprekelijk rijk zal hij zich in die weldaad gevoeld hebben, temeer omdat hij zich ongetwijfeld ook als zondaar voor God heeft leren kennen. Hiervan was ook hij wel overtuigd, dat hij een zondig mensenkind was, dat naar een rechtvaardig oordeel de dood had verdiend.

Maar in vertrouwen op de genade, had hij in God de bron, waaruit zijn ziel het leven putte, en waaruit hij in biddend verkeer de gedurige toevloeiïng had van wat - hij tot vertroosting en versterking in zijn leven nodig had.

Toch is Henochs leven niet een stil mediterend leven „in de binnenkamer" geweest. Uit de reeds genoemde brief van Judas toch blijkt, dat hij tot de hem omringende, vijandige wereld is uitgegaan, om daar Gods naam te belijden, vopr de ere Gods op te komen. Scherp en fel was zijn protest tegen de goddeloosheid zijner dagen ; en het kan niet anders : dat heeft verzet en vijandschap opgeroepen. Om der wille van zijn geloofsgetuigenis is hij gehaat en bespot. Henoch heeft op dit gebied zijn strijd gekend. Maar het heeft hem des te nauwer aan den Heere verbonden, en hem des te meer doen gevoelen dat hij vreemdeling hier beneden was. En in zijn wandel met God heeft hij rust en troost en kracht gevonden temidden' van de strijd, ja, heeft hij het getuigenis gehad, dat hij Gode behaagde; in de weg

der geloofsoefening heeft hij mogen proeven en smaken, dat Gods welbehagen op hem rustte. Omdat hij onder alles vasthield aan God en Gods beloften, die in Christus Jezus ja en amen zijn.-Het geloof is daarom God welgevallig, omdat daarin de alles-verbeurdhebbende zondaar, die wéét en belijdt, nergens recht op te hebben, en het rechtvaardig oordeel Gods toevalt, nochtans schuiling zoekt bij Hem, Die een Beloner is dergenen, die Hem zoeken, Henoch geloofde God, en in die weg werd hij zo heerlijk bevoorrecht met het getuigenis, dat hij Gode behaagde.

Wat een begeerlijke zaak ! dat de Heere in welgevallen op u neerziet! Moge Henochs deel u maar tot een heihge jaloersheid verwekken. Ik weet het wel, we kunnen ons zelf tot die heerlijke hoogte des geloofs zo maar niet opwerken. Maar de Heere werkt middellijk door het gebruik van Zijn woord. , , Zij hebben Mozes en de Profeten, dat zij die horen". „Zalig, zijn zij, die niet zullen gezien en nochtans zullen geloofd hebben". Het waarachtig komen tot God is het komen in het vertrouwen des harten, dat Hij in Christus Zichzelf aan ons wegschenkt. Zo tot de Heere te komen is Hem aangenaam.

God heeft Henochs geloof heerlijk gekroond. , , Door het geloof is Henoch weggenomen geweest, opdat hij de dood niet zoude zien ; en hij werd niet gevonden, daarom dat hem God weggenomen had".

Over de wijze, waarop Henoch weggenomen is, weten we niets.

Gen. 5 zegt: , , en hij was niet meer, want God nam hem weg", en Hebr. 11 wijst er op, dat hij niet gevonden werd. Men heeft tevergeefs naar Henoch gezocht.

Maar hoe het zij, in elk geval heeft de Heere hem de verschrikking des doods bespaard. Een bijzonder voorrecht. Het zou reeds zalig geweest zijn, indien hij in het geloof was gestorven. Maar de Heere heeft hem méér willen schenken : als overwinnaar met de kroon des eeuwigen levens op het hoofd werd hij opgenomen in de heerlijkheid. Door het geloof is Henoch weggenomen geweest, opdat hij de dood niet zien zoude. De mens sterft zoals hij geleefd heeft. Let op de vrome en zie op de oprechte, want het einde van die man zal vrede zijn, zegt de psalmist'aangaande Gods volk. En van de goddeloze geldt het woord : . welker einde is het verderf.

Henochs leven op aarde was een wandelen met God, een leven zó hoog op de bergtoppen des geloofs, dat het als het ware een geleidelijke overgang was naar de eeuwige heerlijkheid. De aarde kon hem niet meer houden. Hij voer op naar boven. Door het geloof is Henoch weggenomen geweest. God nam hem weg, weg •van de aarde, met haar zonde, met haar moeite en verdriet, met haar aanstoot vanwege de ongerechtigheid, met haar vijandschap van de goddelozen ; ze hebben hem gezocht, die goddelozen, en ze hebben geroepen: grijpt hem, opdat hij sterve! maar ze hebben herii niet gevonden, want hij wandelde reeds met God in ongestoorde hemelvreugde.

Gij, die God zoekt in al uw zielsverdriet, de Heere wil u dringen tot kinderlijk geloof. Wat ontbreekt daar menigmaal veel aan ! Wat een ongeloof en kleingeloof in de toenadering tot Hem. Bedenkt het, dat alleen het geloof Hem behagelijk is, het geloof, dat op hope tegen hope zich verlaat op het rijke Evangelie voor een arm zondaar. In Jezus Christus is alles voor u wat ge nodig hebt. Die nauw met Hem leven, zullen straks ruim mogen sterven. Al strekt de dood zijn donkere schaduwen over u uit, die dood is toch slechts een doorgang. Evenals bij Henoch ^- al is het niet op dezelfde wijze —' loopt het ook bij u uit op een eeuwig leven in heerlijkheid tezamen met allen, die door éénzelfde geloof aan Christus verbonden, de Christus Gods in deze wereld hebben beleden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1952

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Henoch

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1952

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's