SOMS...
Soms lig ik roerloos-wakend neer, en wacht, dat d' Oosterkim haar eerste glansen spreidt. Dan ligt de wereld nog in donkerheid, en — slaim'rend — loost z' een zucht, gelijk een klacht.
Wat wónd're kleurenspelen, teer en zacht Zo onnaspeurlijk in heur lieflijkheid, oi verre glans van hemelheerlijkheid, ^^"^ reine luister leende aan 's aardrijks nacht.
Dan is mijn ziel een tempel Gods gelijk, waar al het volk aanbiddend nederbuigt, en, zwijgend, U deemoedig dank betuigt.
En door de wijdse bogen ruisen zangen van heil'ge vreugden en gestild verlangen — Och, dat Uw heerlijkheid zo ras niet wijk' I
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 april 1953
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 april 1953
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's