Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ROEPT! WAT ZAL IK ROEPEN?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ROEPT! WAT ZAL IK ROEPEN?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer we ons bezinnen op de relatie geloof-prediking, is wel het eerste dat we vaststellen, dat de prediking zij uit, het geloof. Ik heb geloofd en daarom De volgende vraag is echter, wat zal ik prediken? Kortom, • het geloof. '

Het geloof.

We weten toch maar nooit. , , Die ons eertijds vervolgde, verkondigt nu het geloof, dat hij eertijds verwoestte". Dat ging in de gemeenten in Judea rond. , , Is Saul ook onder de profeten? ", zo mochten ze wel vragen. (Gal. 1 vs. 23). Paulus predikte het geloof. Ik meen dat de dienaren des Woords het geloof hebben te prediken. Er moet voorgesteld worden wat het geloof in feite is (antw. 21 Heid. Catech.) en wat de inhoud van het geloof is, de heilsfeiten, de geloofsstukken (antw. 22)^. Beide worden wel geloof genoemd, Uitleg en toepassing dat is wel de eis, die we aan de gereformeerde, ja, aan de Schriftuurlijke prediking mogen stellen. Daar zien we Christus prediken in Zijn eigen stad, in Nazareth. Hij leest de Heilige Schrift. Daarna worden de woorden uitgelegd en toegepast. Tot ergernis van de gemeente in Nazareth.

Calvijn.

Ik zie Calvijn, deze singuliere prediker, die , , orateur exégète", zo als hij genoemd is. Geen thema, geen tekstverdeling, geen punten. Hij leest de Schrift en hij deelt het Woord uit. Uitleg en toepassing is menigmaal zeer harmonisch versmolten. Precies zo — slaafs geïmiteerd — zouden we het niet kunnen. Deze grootmeester onzer theologie improviseerde zijn predicaties vaak met een zeldzaam gemak, omdat hij in de diepten der Schrift was doorgedrongen als weinigen. Precies zo, zouden we het niet kunnen, wellicht zou blijken : , , De Egyptenaars, het ook verzoekende, zijn verdronken". Maar dat neemt niet weg dat we ook in dezen heel veel kunnen leren. Over Calvijn's prediking zijn vele studies en proefschriften verschenen. Het zijn keurige overzichten over de uiterlijke gang van de prediking, de duur, de stof, de inhoud, de religieuse grondgedachten enzovoort. Veel van de grondgedachten, die naar voren gehaald worden uit Calvijn's preken, vinden we precies gelijkluidend in het exegetisch en leerstellig oeuvre van Calvijn terug. Het zou interessant zijn maar ook een zeldzame belezenheid vergen, om na te gaan en uiteen te zetten in hoeverre bij alle principiële overeenstemming van het totale werk, toch de preken een eigen geluid laten horen, nog afgezien van de omstandigheid dat ze door pastorale toon en directe gerichtheid op het gehoor al gekenmerkt zijn. Het is Calvijn's oogmerk, dat de christen diepe smart gevoelt, overtuigd wordt en God de eer geeft. Zijn preken zijn zuiver, afgepast, zakelijk en krachtig. Calvijn etaleert niet zijn geleerdheid, ook al studeerde hij veel.Voorname momenten uit zijn prediking zijn stellig: Gods souvereiniteit: daarom zijn Calvijn's preken in de echte zin vroom ; schepping en wet.- het beeld Gods is niet gans verloren, de wet verplicht ook tot geloof (een klank, die ons uit de artikelen van de hoofdredacteur deze laatste weken bekend is) ; de preedestinatie : dat er gepreekt wordt is al een stuk verkiezing, toch leert Calvijn geen verkiezingszekerheid, maar heilszekerheid in Christus, die in de opening der Schriften ons voor ogen gesteld wordt ; diep verderf en zonde : wij zijn maar , , arme krengen", zonder druppel leven geheel in strijd met God, al onze driften en gedachten zijn als een militant leger tegenover God, de mensen hebben wel een God, maar ze zien Hem door eigen bril, ieder wil zalig wezen, maar nie- "mand wil. tot God naderen, , , tot de hel u verslindt, gelooft ge niet in God, Die Zijn hand uitbreidt" ; rechtvaardiging en vernieuwing : Calvijn verwacht niet veel van angstige ervaringen, bedoeling van Gods toorn — waarin God Zich a.h.w. verkleedt — is om de mens voor te bereiden op de ontvangst van het Woord, Christus komt tot ons in Zijn Woord en Hem daarvan scheiden is Hem vernietigen, waar kennen van dit Evangelie is geloof, dat is een verkleefd zijn van de ziel aan het werk van Christus. Calvijn bindt Geest en Woord samen, het plotselinge is ongewoon, want we moeten gedurende de gehele loop van ons leven leren, opdat we binnen de grenzen der bescheidenheid gehouden worden, vandaar dat Calvijn grote waarde toekent aan een langzaam groeien, het Woord pakt een weinig en wordt een weinig verstaan, en ten slotte onderwerpt de wil zich. aan God; de beloften van dezelfde neerslaande majesteit geven tenslotte aan het Woord de doorslaggevende kracht. Godzelf maakt ons hart week, het Woord vindt de weg naar ons en er is geen methode om tot het Woord te geraken, steunpunten voor het geloof zijn eer de objectieve kerkelijke instellingen dan subjectieve ervaringen, door een eenvoudige zaligspreking zijn we rijk, als God iets over ons verklaart, ligt het aan Hem dat Hij het vervult, want de uitwerking van Gods Woord hangt niet af van 's mensen wil, de laatste grond voor de rechtvaardiging is de goedheid Gods en de tweede is Christus als de inhoud van het geloof en het beeld Gods. Het woord des Evangelies brengt ons in levende gemeenschap met de hemelse majesteit, Christus kan niet van Zijn louterende Geest gescheiden worden. Eerst een gerechtvaardigd mens en dan de werken, dat is reformatorisch. Maar de zondevergeving als zodanig duurt voort; christelijk leven : Calvijn gaat gedecideerd en gedetailleerd in op de vragen.van levensstijl, zodat hij wel een , , moraalprediker" ge-

noemd is. Calvijn maakt ernst met de paraenese, omdat hij zich bewust is dat door vermaningen de genade wordt medegedeeld. Hij is sober in zijn lof en streng in de berisping, spreekt hij niet zijn hoorders toe als „zwijnen, die hun neus in de kerk vertonen", als „brandhouten der hel en suppoosten van Satan", maar na de bestraffing „heft hij zijn gehoor weer op en zijn alles beheersende stem doet in de harten der gelovigen de kracht overgaan, die het zijne vervult". Daarom is niet gerechtvaardigd de beschuldiging, dat Calvijn een , , virtuoos is in beledigingen". Hij spreekt vaak zeer teer, soms humoristisch, altijd ernstig en met gezag. Want hij was zich bewust „Gods trompet" te zijn voor een volk, , , een woordvoerder van de Koning", die de , , levende Rede Gods" sprak. Ik hoop, dat u me niet euvel duidt dat ik me deze uitvoerige uitweiding getroostte in het belang van ons onderwerp, want ik meen dat we veel kunnen leren van deze geloofsprediker.

Keren de Middeleeuwen terug ?

In Calvijns dagen wist men niet wat prediken was. Men meende een eindeloze parade van citaten uit kerkvaders en heidense en semi-paganistische auteurs. Gods Woord kwam daar niet boven uit. Indien het tenminste al mee' mocht klinken. Nu kunt u misschien u iets indenken hoe radicale verademing de eenvoudige, nuchtere, schriftverklarende prediking van Calvijn toch wel was. We vragen ons echter af of die donkere Middeleeuwse prediking terugkomt. Preken zijn vandaag : actualiteiten — brokken roman — sportversl^gen — toneeldialogen — en dit hele mengelmoes „klinkt uit" in een tekst met prompt daar bovenop Amen. De tekst wordt niet uitgelegd, maar men probeert er aan het end aan te leggen. Dat men in arren moede de vege geest bergt in liturgische experimenten is begrijpelijk maar niet gerechtvaardigd. Ik hoor maar liever , , het bestraffen der wijzen dan het gezang der dwazen". Het is goed dat de moderne mens en stellig de buitenkerkelijke mens in hunne taal hoort verkondigen — maar dan ook alstublieft de grote daden Gods.

Al de Raad Gods.

We hebben te prediken al de raad Gods en niets achter te houden. In Calvijns dagen waren ze er ook al, die theoretisch de verkiezing erkenden, maar die er niet over wilden gesproken hebben. Verkiezing en verwerping behoort ook tot de volheid van wat we dienen te verkondigen. Hoe dr. Woelderink kan overend houden, dat we — als ik het tenminste goed begrijp — de verwerping alleen als daad en niet als raad moeten prediken, is mij duister. God is groot van daad dat stem ik toe — maar ook wonderlijk van raad en ik meen dat de inhoud van deze beide niet verschillen. Het misbruik dat ook in onze gemeenten verwoestend is ingeslopen — n.l. dat men de praedestinatie rationeel als een wetenswaardigheid behendig hanteert om zich God van het lijf te houden en die religieus omhelst als een geloofsstuk — moet ons niet verlokken ijlings de bakens van de belijdenis te verzetten, alsof die het helpen kunnen, dat de waarheid tot eigen verderf verdraaid wordt. Het rationeel redeneren en filosoferen over verkiezing en verwerping is hierom al verkeerd, omdat dit gegeven uit de levende totaliteit van de geloofsinhoud wordt weggesneden en geïsoleerd. Het geloof is betrokken op „alles wat God in Zijn Woord geopenbaard heeft". (Cat. antw. 21). Weliswaar kent Calvijn ook een „deelgeloof" b.v. bij de zgn. geloofs- of gebedsgenezing, maar dat is iets anders. Het gaat ons hier om het zaligmakende geloof, dat betrokken is op de totaliteit van Gods openbaring. Het lijkt me in de . praedestinatieleer —- zoals dr. Woelderink die ontwikkelt — een monistisch streven om vanuit de Liefde Gods exclusief uit te gaan. Het is een concessie aan de dialectische theologie, die op haar beurt met, van Niftriks bedelaar braaf met twee woorden spreekt : tegelijk verworpen - ^ tegelijk verkoren ; tegelijk zwart — tegelijk wit ; tegelijk Ezau — tegelijk Jacob. Maar waarom de eed'le kunst der dialectiek niet beproefd op de twee woorden : — als we toch met twee woorden willen spreken — rechtvaardigheid en barmhartigheid we zijn dan in gemeenschap met het belijden der vaderen. (N.G.B. art. 16 en D. Leerr. I, 6 en 2, I).

Al de Raad Gods zoals deze geopenbaard is in de Schrift, , , waarin de Wil Gods volkomen vervat en al wat we schuldig zijn te geloven om zalig te worden genoeg geleerd wordt" is te verkondigen. De Schrift is aangelegd op het geloof. De tendenz van de Schrift is het geloof. Er ware meer te schrijven, maar er is geschreven — en juist dit — opdat gij gelooft, opdat gij gelovende het leven hebt. We moeten prediken de gehele geloofsinhoud al naar de tekst dicteert, zonder ons op een fragment vast te zetten, dat we dan ook te pas en te onpas voorop stellen.

Het gezin wel regeren.

We moeten al de geloofsstukken ad rem naar voren brengen. Toch geven we geen college in de dogmatiek. We moeten steeds bedenken dat de Dogmatiek er is voor het Woord en niet het Woord voor de Dogmatiek. Door het lezen van een dogmatiek zullen niet zo heel veel mensen bekeerd zijn. Maar de prediking veronderstelt de Dogmatiek. In de Dogmatiek neemt het verstand tegen zichzelf de Waarheid in bescherming.

We moeten verkondigen schepping en voorzienigheid, voldoening en verzoening, vernieuwing en verzegeling kortom het geloof zoals het Apostolicum het op korte formule gebracht heeft en zoals het in gans de Heilige Schrift zijn totale omvang gekregen heeft. Ik denk zo : het geheel van de leer des geloofs is als een gezin en de leerstukken, zoals die in het , , trouwboekje" van de Dogmatiek staan, zijn de kinderen. Nu heeft de prediker als ouderling niet alleen zijn huisgezin goed te regeren, maar hij moet ook de familie van de leer goed de baas zijn. Hij moet er niet een stuk of wat voortrekken, b.v. de Doop of breder het Verbond of zo. De prediker moet iets weghebben van Jozef, die de eerstgeborene naar zijn eerstgeboorte en de jongere naar zijn jonkheid plaatste, verwonderlijk genoeg. (Genesis 43 VS. 33). Dat is het wonder van de rechte prediking, waarin Christus als de meerdere Jozef zich dra aan Zijn broeders bekend maakt. Dan meen ik wel dat de praedestinatie de eerstgeborene is en niet een , , voorkind", zoals sommigen prakkizeren, waar je eerst later eens mee voor de dag komt, alsof we ons daarvoor een beetje generen moeten, Dat is de heilige kunst der verkondiging om allen, om alles op zijn plaats te zetten.

Modaliteit.

Wanneer de onderscheiding van modaliteiten zou betekenen, dat deze dit stuk voortrekt en die dat stuk, dan is heel deze distinctie een hachelijke bedoening. De prediker heeft te maken met de eis, dat hij het Woord recht snijdt, en dat laat niet veel ruimte.

Schriftverklaring.

De Schrift moet uitgelegd. Want we ontvangen de geschriften om ons geloof er op te gronden, er mee te reguleren en er door te bevestigen. (N.G.B, art. 5). Al deze geloofsacten moeten mede dank zij de prediking functionneren. Het geloof moet gepredikt in zijn verwonderlijk begin, in zijn groei, strijd, aanvechting, moeilijkheden, in zijn uitingen en werkzaamheden, in zijn verachtering, zijn op en neer en zijn heilige overwinningen tot onderwijzing, vertroosting en vermaning der gelovigen.

„Alzo prediken wij — alzo hebt gij geloofd." Dat correspondeert. De inhoud van de prediking is de inhoud van het geloof. Als we gerechtigheid zouden willen omschrijven als gelijkvormigheid aan de wet Gods, zouden we misschien ook wel mogen zeggen, dat geloof is gelijkvormigheid aan het Evangelie. De gelovige is conform het Evangelie. , , Hij verkondigt nu het geloof, dat hij eertijds verwoestte". Ook zelfs onze prediking kan geloof-verwoestende uitwerking hebben. Dat maakt de zuivere bediening zo moeilijk. Wie kan dan prediken ? Wat onmogelijk is bij de mensen, is mogelijk, bij God. Het geloof prediken moet toch wel zijn : ik heb geloofd en daarom

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

ROEPT! WAT ZAL IK ROEPEN?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's