Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET PASTORALE IN DE PREDIKING IN VERBAND MET HET HUISBEZOEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET PASTORALE IN DE PREDIKING IN VERBAND MET HET HUISBEZOEK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Voor deze Schriftuurlijke gedachte aangaande het pastorale in de bediening des Woords hebben de reformatoren een bijzonder oog gehad. De geschriften van Calvijn staan er vol van. Bij Gal. 4 : 19 merkt hij b.v. op : Omdat echter het ware beeld van Christus door de misleidingen en bijgelovigheden der valse apostelen was misvormd, arbeidt Paulus in het polijsten er van, om het weer onbelemmerd te doen stralen. Want dat doen de dienaren des Evangelies, hetzij zij voeden met melk, hetzij met vaste spijze; in 't kort: zij moeten in heel hun prediking daardoor in beslag zijn genomen. Dergelijke citaten zouden bij tientallen te geven zijn. Hetzelfde besef spreekt uit het formulier tot bevestiging van de dienaren des Woords. Als inhoud van de ambtsbediening wordt allereerst aangegeven : Het grondig en oprecht aan het volk voordragen van des Heeren Woord ; het toeëigenen er van, zo in het gemeen als in het bijzonder, tot nuttigheid der toehoorders, met onderwijzen, vermanen, vertroosten en bestraften, naar eens iegelijks behoefte, verkondigende bekering tot God, en de verzoening met Hem door het geloof in Jezus Christus, Zelfs wordt hiervan nadrukkelijk gesproken in de Kerkorde. Hoofdstuk II art. 23 van de Artikelen van Wezel lezen we : Maar men zal alles richten tot deze twee voornaamste hoofdstukken des Evangelies, het geloof namelijk, en de bekering. En daarin zullen de predikers als tot hun enig wit beogen de kennisse Christi en inscherpen de ware afsterving en levendmaking des mensen. Zij zullen arbeiden in te dringen met hun predikatiën, zoveel doenlijk is, in alle bedekte voorhangselen en schuilhoeken van de zielen der toehoorders, en bestraffen alle valse opinien en ketterijen en boze zeden ; en niet alleen blijven staan op grove schelmstukken en blijkelijke zonden, maar ook uitschudden die verborgen geveinsdheid der harten, enz.

Dienovereenkomstig heeft de Gereformeerde Homiletiek (predikkunde) dan ook immer de applicatio (toepassing( breedvoerig behandeld en daarin er op gewezen, dat de toepassing, waarin dus het onderwerpelijke moet geboden worden als neerslag van het voorwerpelijke, zal doordringen tot hoofd, hart en hand, en dus het ganse leven moet bestrijken. Daarbij onderscheidde zij dan vanzelf in het lerend element, dat zich richt op het door de Geest verlicht verstand (de usus didacticus), tot lering in de waarheid Gods; vervolgens het element, dat zich richt op het streefen wilsleven, om op te wekken tot een leven in de vreze Gods, tot bekering van dode werken om de levende God te dienen (de usus protrefticus); en tenslotte het element van vertroosting en leiding der zielen, waarin de prediker met de tekstwaarheid in de rijke wereld der religieuze aandoeningen heeft binnen te dringen (de usus empoëticus of mysticus) (Dr. T. Hoekstra, Ger. Hom. blz. 302). De dienaar des Woords is een uitdeler der menigerlei genade Gods en vertolker der verborgenheden des Evangelies, waarbij hij tot ontdekking aan verborgen zonden, opbouw in en vermeerdering van de kennis des geloofs, ook komt tot behandeling van geestelijke consciëntiegevallen. Zo wordt vanzelf onderscheidenlijk gepreekt, zonder dat nog opzettelijk de hoorders in vakken worden ingedeeld. Doch vanzelf wordt onderscheid gesteld tussen bekeerd en onbekeerd, en komen de trappen der genadekennis aan het licht tot onderwijs en leiding der zielen. Dat wil nog heel niet zeggen, dat we hier dus met kenmerken prediking te doen krijgen in die zin dan, dat allerlei kenmerken genoemd worden, waaraan de gemeente zich toetsen kan. Doch het leven des geloofs in de kennis van Christus wordt uitgedragen, in zijn aanvang en verdere voortgang. En dan kan het niet anders, of het kenmerkende van dit leven wordt uitgedragen en vernomen, en de zielen worden vanzelf gewaar, hoe het in hun hart staat ten opzichte van de kennis van Christus. •*

4. De bediening des Woords moet dus, zal zij aan haar doel beantwoorden, gericht zijn op de eer Gods en daarom en daarin op de hoorder in zijn ganse persoonlijkheid. Zij is voluit pastoraal. Juist van de kansel wordt, als het wel is, niet het minst zielszorg beoefend. Dit vraagt geestelijke inspanning van de dienaar, maar geeft ook zoet loon. Hij zal hiertoe niet in staat zijn, n.l. om zo met de bepaalde tekstwaarheid te naderen tot de gemeente, of hij moet kennis hebben van het menselijk zieleleven en leven met hoofd en hart in het werk van de Heilige Geest in het hart van de zondaar, naar dat de Schrift daarover licht doet opgaan. Daartoe is onmisbaar dagelijkse omgang met God in gebed en bestudering van Gods Woord. In de Schriften worden de gangen des Geestes met Gods Kerk en de enkeling opengelegd. Daar v/orden we ingeleid in Zijn onderschei-

dende werkzaamheden in wedergeboorte, geloof, bekering, rechtvaardiging en heiligmaking. Hij is de Geest des Vaders en des Zoons, door Wie de Vader tot de Zoon brengt in ontdekking van zonde, en Die door Christus tot de Vader brengt in verzoening met God. We vinden in de Schriften het onderwijs aangaande het voorbereidend werk des Geestes, het met Christus verenigend werk des Geestes, het verzegelend werk. We hebben nodig-geestelijk inzicht in de orde des heils, de wijze waarop de Heilige Geest de weldaden, die Christus verworven heeft, toepast aan het hart. Vereist is geestelijk inzicht in de huishouding Gods in het Verbond der genade, in de verhouding van de Drie Personen in God tot elkander met het oog op de toepassing van het heil in geloof en bekering. En dit alles, wat door gestaag leven met het Woord ons eigen gemaakt wordt, zal geestelijk moeten resonneren in ons eigen harteleven, zullen we waarlijk met het tekstwoord in de prediking mogen indringen in de consciënties. Van de grondige kennis van deze stukken hangt zeer veel af. Het bepaalt ontegenzeggelijk onze gehele zielszorg. B.v. wanneer we niet het rechte gezicht hebben op de Heilige Geest als de Geest des Vaders en des Zoons, als de Geest van Christus, komen we in de zielszorg op de kansel en particulier o zo gemakkelijk tot een losmaken van de wedergeboorte van de kennis van Christus, en dus tot een geruststellen van de mens op kenmerken van wedergeboorte of gronden in het genadeleven. Bovendien wordt de prikkel weggenomen, die naar Christus heen moet drijven en de kennis van Christus door het geloof in Hem blijft een gesloten verborgenheid.

Daarbij is ongetwijfeld ook van groot nut als we ons psychologische kennis vergaren. Kennis van het zieleleven kan zeer goede hulpdiensten verrichten. Doch laat ons wel begrijpen, dat de Heilige Schrift hierbij ons eerste leerboek dient te wezen. JDe bijbels-religieuze zielkunde heeft haar eigen visie en wetten, de wetten van zonde en genade. Kennis van het werk des Geestes en het zieleleven is dus onmisbaar.

Doch, we herhalen het, de pastorale beoefening in prediking en persoonlijke ontmoeting blijft mank gaan, zo niet door de dienaar ook het leven der Kerk geleefd wordt in het leven in en uit Christus. De oprechte vreze Gods is de belangrijkste factor. Wanneer het ijverig onderzoek der Schriften t.o.v. het werk des Geestes mag gemengd zijn met gebed en omgang met God, en bovendien het voorrecht ons beschoren is dat we ook het ware geloofsleven onder de ons toevertrouwde kudde mogen aantreffen, zo kunnen we door Gods genade gevormd worden tot pastores bij de gratie Gods, die inzicht hebben in de leiding der zielen, die gedragen worden op de vleugelen van het gebed van Gods gemeente, die brood uitdelen en geen stenen, gelijk Paulus, in het openbaar en langs de huizen lerende en betuigende de bekering tot God en geloof in Jezus Christus.

5. Het zal ons duidelijk zijn, dat dit pastoraal karakter van de bediening des Woords veronderstelt een nauw contact van de predikant met zijn gemeente. Hij moet als een rechte herder der kudde op deze kudde zijn ingesteld, haar noden en behoeften kennen, op de hoogte zijn van haar geestelijke legering, haar welstand of armoede. En dat niet slechts globaal, doch door gestaag contact met de enkeling. Het is de plicht van een goede herder om zowel te waken over de gehele kudde als zorg te dragen voor elk schaap afzonderlijk, opdat er geen enkel verloren gaat, zo merkt Calvijn bij Hebr. 4:1 op.

Zo is vereist een voortdurende omgang met de leden der gemeente in zieken- en huisbezoek, waarbij ook hulpdienst kan verrichten het zich inleven in de sociale structuur en economische omstandigheden der gemeente. Alles echter alleen om het grote doel, n.l. om daadwerkelijk in de prediking met de Waarheid van het Schriftwoord te mogen indringen in de levens, naar de omstandigheden zijn. Hier dreigt immer het groot gevaar, dat de prediker geestelijk komt in een staat van afhankelijkheid van de gemeente, zodat hij in zijn tekstkeuze, prediking en ook persoonlijk gesprek, eigenlijk geleid wordt door de mensen, die uit de gemeente voortkomen of er in sluimeren, maar aangevoeld worden. Hiertegen moet ten zeerste gewaakt. Een leven met het Woord en in gebed is het enige wapen, dat dit gevaar kan bezweren. Daardoor alleeii zal hij de geestelijke moed, maar ook de wijsheid ontvangen om op een eerlijke, doch tere wijze in de bediening van het Woord op de kansel en aan huis, de zielen te leiden, te vermanen, op te voeden in Christus, hierbij die lankmoedigheid en dat geduld betrachtend, welke een dienaar van Jezus Christus betamen.

Door dit steeds weer onderhouden contact met de gemeente, het zich inleven in haar leven en geestelijke gesteldheid, krijgt de bediening des Woords in eigen gemeente een eigen karakter, wat in het pastorale karakter dier bediening vanzelf ligt opgesloten. De ware dienaar des Woords zal in eigen gemeente tot op zekere hoogte anders preken dan in een vreemde gemeente. In eigen gemeente kan de bediening veel meer persoonlijk zijn, veel meer gericht, gekenmerkt zijn door een ingaan op bepaalde gesteldheden of situaties, aan die gemeente eigen. De dienaar weet zich ook als pastor in deze gemeente van Godswege geroepen en gesteld en komt daarom tot haar in het volle ambtsbewustzijn van de gezondene des Heeren. Dat dit bewustzijn alleen goed zal functioneren in een teer en afhankelijk leven van Gods Geest en het beleven van het zijn van leerjongen Christi en het niet méér zijn van de dienaar dan zijn Meester, zal duidelijk zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET PASTORALE IN DE PREDIKING IN VERBAND MET HET HUISBEZOEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's