Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET GEZAG DER BELIJDENISGESCHRIFTEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET GEZAG DER BELIJDENISGESCHRIFTEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII.

De handhaving der belijdenis. „Nooit geheel ontkend", beweert dr. B., n.l. dat „ihandhaving der belijdenis" en „telkens opnieuw belijden" elkanders veronderstellingen zijn.

Voorbeeld ? , , Zelfs" — let op dat zelfs — , , in de leertuchtprocessen, die zich tussen de beide wereldoorlogen in de Geretormeerde kerken hebben afgespeeld, heeft men nooit een predikant uit het ambt ontzet, omdat hij enig stuk der belijdenis discutabel stelde."

Wie zal 'het weerspreken ?

Het zou toch kunnen zijn, dat de man gelijk had en de Schrift anders leerde dan de belijdenis ?

Het spreekt dus van zelf, dat men het bestreden stuk aan een nauwkeurig onderzoek onderwierp, of liever, dat het bestreden stuk in het licht der Schrift werd onderzocht.

Met de woorden van dr. B. : „Men heeft, althans formeel gezien, de onderhavige kwestie opnieuw willen bezien en wel rechtstreeks van de Schrift uit", althans met de zin van die woorden kunnen wij het echter niet eens zijn.

De restrictie „althans formeel" laten wij voor rekening van de schrijver. Van meer belang zijn de woorden : „en wel rechtstreeks van de Schrift uit".

Deze woorden openbaren de • eigenlijke bedoeling van dr. B.

'Hij hecht klaarblijkelijk een bijzondere betekenis aan dat rechtstreeks van de Schrift uit" en schaart zich daarmede onder de z.g. biblicisten, mensen, die onafhankelijk van de belijdenis en de belijdenisgeschriften rechtstreeks van de Schrift uit willen theologiseren.

Met nadruk zeggen wij : willen theologiseren en niet belijden.

De gemeente van Christus belijdt rechtstreeks van de Schrift uit onder de leiding des Heiligen Geestes haar geloof, en de theologie maakt de belijdenis tot object van haar systematische bearbeiding. ' ^

Zij stelt zich overeenkomstig de wetenschap in het algemeen tot taak het verband te onderzoeken tussen de verschillende stukken van de geloofsinhoud.

Theologie in eigenlijke zin kan niet anders zijn dan geloofsleer, of. wil men dogmatiek, omdat zij de stof, waarmede zij zich bezig houdt, ontvangt uit de geloofsbelijdenis der kerk.

Dit wordt ook ten stelligste door de ervaring bevestigd, want alle theologiseren, het moge orthodox of ketters zijn, houdt zich. bezig met het kerkelijk dogma om het even of het opkomt uit enige vorm van confessioneel geloof, of uit de bestrijding daarvan.

De niet orthodoxe theologen zouden weinig te zeggen hebben, indien er geen confessies waren !

Zelfs, zij die rechtstreeks van de Schrift uit willen theologiseren, staan niet zo onafhankelijk van de belijdenis der kerk, als zij mogelijk zelf wel denken.

Theologiseren van de Schrift uit rechtstreeks met negatie van de kerk, van haar geloof, van ihaar belijdenis, van haar geschiedenis, kan — uit de aard der zaak niet tot een theologie in eigenlijke zin leiden.

Zulk een pogen staat inderdaad op één lijn, is althans te vergelijken met een streven om met negatie van de ganse natuurwetenschap haar te willen verbeteren rechtstreeks van de natuur uit. En denk u zo iets eens in bij de huidige stand der natuurwetenschap !

Alle vergelijking gaat mank —- ook deze. Toch is er wat in, al is het onderscheid tussen theologie en natuurwetenschap van principiële aard. De natuurwetenschap staat tegenover het le- ^ ven, dat zich in de schepselen openbaart, maar de theologie heeft van doen met expressie van het geestelijk leven des géloofs.

Hij die de natuurwetenschap wil beoefenen, moet zich de methoden en ontdekkingen van die wetenschap eigen maken, hij moet de geschiedenis en het leven der wetenschap inleven.

Zo is het bij wijze van vergelijking ook met de theologie. Zij moet het geloofsleven der kerk inleven om haar taak te kunnen vervullen en om waarlijk theologie te kunnen zijn. Vandaar dan ook, dat de theologie altijd confessioneel is bepaald.

Theologie kan zich immers alleen bezig houden met het geloof en zijn inhoud. Godgeleerdheid kan niet anders zijn dan kennis van God en de goddelijke dingen, zoals zij door het geloof worden gekend!

Deze Godskennis is het leven der kerk. En dit is het eeuwige leven, dat zij U k, ennen de enige waarachtige God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt. (Joh. 17 : 3).

Er is een leven der kerk, hetwelk geleefd wordt in het geloof. Gods kinderen delen in dit leven. Zij getuigen uit dat leven : wij geloven met het hart en belijden met de mond. De belijdenis wordt dus uit het leven der 'kerk- geboren.

Daarom is er tweeërlei kennen van de belijdenis : een verstandelijk kennen en een geestelijk of gelovig kennen. Het verstandelijk kennen is veelal met enig algemeen geloof gemengd, en in hoeverre de belijdenis in het geloof wordt gekend, kan zeer verschillend zijn.

En daarom ook kan iemand zich wel aanmatigen te theologiseren over de belijdenis, maar de waarde en de waarheid van zijn theologie worden bepaald door de waarde en de waarheid van zijn geloof, d.i. van zijn levende gemeenschap met de belijdenis.

Welke verwachting kan men nu hebben van het pogen der z.g. biblicisten, die rechtstreeks van de Schrift uit willen theologiseren ?

Om te beginnen is dit een soort zelfmisleiding, want men theologiseert niet van uit de Schrift, maar van uit zijn geloof.

Op dat geloof, waaruit men theologiseren wil, komt het aan en de eerste vraag is deze, of men gelooft met een geloof, dat leeft uit de Schrift, dan wel met een geloof, dat over de Schrift wil heersen.

De belijdenis spreekt van e, en waar geloof.

Men nadert zo zeer verschillend tot de Heilige Schrift. Vergeten wij toch niet, dat de belijdenis een reeks van artikelen aan de Heilige Schrift wijdt. Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid en het is door het geloof, dat wij de Heilige Schrift ontvangen als Gods Woord.

Als de Christelijke kerk alzo belijdt, dat de Heilige Schrift Gods Woord is, dan gelooft zij dat. Dit geloof bepaalt bovendien de ganse inhoud des geloofs.

Het is daarom zo juist, dat degenen,

die Art. 3—7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis onderschrijven ook geen overwegend bezwaar kunnen hebben tegen de overige artikelen der confessie.

Hoe is het nu ?

Bepaalt ons geloof onze Schriftbeschouwing en Schriftwaardering ?

Of bepaalt de Heilige Schrift ons geloof ?

Zij wordt toch regel en richtsnoer des geloofs genoemd. Wij hebben ons geloof naar haar te reguleren en ons geloof wordt door haar bevestigd.

Het schijnt derhalve niet zo heel eenvoudig.

Nog eens die eerste vraag : Bepaalt ons geloof onze beschouwing en waardering van de Heilige Schrift ?

Men zou geneigd zijn hierop : ja en neen te zeggen.

Ja, in zoverre wij er juist op gewezen hebben, dat het Christelijk geloot de Heilige Schrift als heilige en Goddelijke Schriftuur aanneemt. Hier is het aannemen der Heilige Schrift als Gods Woord dus voorgesteld als een geloofsdaad.

Neen, als wij er op letten, dat ons de Heilige Schrift is gegeven om. ons geloof daarnaar te reguleren en daarmede te bevestigen. Want nu is het geloof aan de Schrift gebonden !

En toch is hier geen sprake van een tegenstelling, want de Heilige Geest, die het Woord openbaart als Gods Woord, is dezelfde, die het geloof werkt in onze harten door die Schrift voor ons te openen en ons Zijn Goddelijke kracht te doen ontdekken.

Woord en Geest zijn ook in het werk des geloofs tezamen werkzaam. Het Woord wordt ontdekt als. Gods Woord en het geloof omhelst het als zodanig. Maar daarom ook is het geloof aan de Heilige Schrift als Gods Woord gebonden.

Dat is voor het waarachtig Christelijk geloof geen probleem, noch ook een zaak, waarover nog eens gepraat moet worden. Neen, het waarachtig Christelijk geloof ontvangt de Heilige Schrift als Gods Woord. ,

En als iemand dat dan niet doet ? Of, als hij daar moeite mede 'heeft ?

Dit laatste is niet zo erg, want als het verstand met het geloof twist, indieji dit althans de naam van geloof hebben mag, overwint het geloof onder de overreding des Heiligen Geestes.

Indien iemand echter niet met het rechte geloof tot de Heilige Schrift nadert ; indien hij haar niet in het geloof als Goddelijke en heilige Schriftuur aanneemt, dan ontbreekt bij hem de voorwaarde om zich door de Schrift te laten leiden en voor haar te buigen.

Dan is er bij hem geen geloof, dat zich wil reguleren naar de Heilige Schrift, geen geloof, dat behoefte heeft aan bevestiging door de Heilige Schrift. Immers de geestelijke band met de Heilige Schrift is er niet.

Indien die geestelijke band e, r wel is, staat men daarin niet alleen, maar in de gemeenschap met de ganse kerk van Christus. Eén geloof, één doop, één Heere. En dan ligt het ook voor de hand, dat men die gemeenschap ontmoet in de belijdenis der kerk.

Geloof is dus niet een hebbelijkheid, welke er ook zijn kan buiten de Heilige Schrift, omdat het aan de Godsopenbaring is gebonden.

Of er dan niet een geloof is krachtens de algemene openbaring door de schepping, onderhouding en de regering der gehele wereld ? Zonder twijfel.

Krachtens dat geloof, of liever krachtens deze algemene openbaring, spreekt de Schrift ieder mens aan, die met haar in aanraking komt. Dat geloof kan echter de Heilige Schift niet verder verstaan dan de algemene openbaring reikt. Het kan theologiseren (of philosofe, ren) over het daarin gegevene, maar blijft zweven in de gevoelens van een algemene religie.usiteit.

Opvoeding en onderwijs kunnen daaraan enige kennis van Schrift en belijdenis toevoegen, doch als de boven omschreven geestelijke binding er niet is, wordt de gemeenschap met de belijdenis der Christelijke kerk meer bepaald door theologische vragen en overwegingen op de bodem dier algemene religieusiteit, dan door het geloof, dat in die belijdenis aan het woord is.

Rechtstreeks van uit de Heilige Schrift is dan ook een formule, die volstrekt niet waarborgt, dat inen ook verstaat, wat men leest. Er is geen enkele waarborg in, dat men niet vrijzinnig met de Schrift omgaat, en dat men zich beweegt in een eigenwillige godsdienst.

Met de leertucht is dat heel anders. Men maakt zich niet los van de belijdenis, maar men onderzoekt, of het bestreden stuk mogelijk moet worden gecorrigeerd van uit de Schrift. De zaak is echter, dat men zich daarbij blijft bewegen in de weg van het Schriftgeloof.

Dat is nu bij de methode rechtstreeks van uit de Schrift lang niet altijd het geval. Zij gaat veelal gepaard aan een , , theologische" houding, die niet alleen een vrij standpunt inneemt ten aanzien van de kerkelijke 'belijdenis, maar ook

ten aanzien van de Heilige Schrift.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET GEZAG DER BELIJDENISGESCHRIFTEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's