Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De verrader

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verrader

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Toen heeft Judas, die Hem verraden had, ziende, dat Hij veroordeeld was, berouw gehad en heeft de dertig zilverlingen de Overpriesters en de ouderlingen wedergebracht. Zeggend : Ik heb gezondigd, verraden het onschuldig bloed. Maar zij zeiden : Wat gaat ons dat aan? Gij moogt toezien". Matth. 27 VS. 3 en 4.

„Judas Iskarioth", zo luidt de naam van de verrader. Vermoedelijk betekent Iskarioth : man van Karioth. Hij zal dus in Karioth, een klein dorpje, zijn geboren.

Zijn ouders hebben hem- bij zijn geboorte de naam van Judas gegeven. Judas is een naam, die voor ons een onaangename klank heeft. Maar toch is het eigenlijk een heerlijke naam. Het betekent eigenlijk : God-lover.

Wat zullen zijn ouders wel grote verwachtingen omtrent hem gekoesterd hebben !

Wat was hij inderdaad een veelbelovend mens. De He.ere Jezus heeft hem opgenomen in de kring van de twaalf discipelen. Hij heeft aan Judas bovendien nog een bijzonder blijk van Zijn gunst geschonken. Hij vertrouwde hem de geldbuidel van het gezelschap toe. Als de Meester een gift ontving van de een of andere rijke, dan nam Judas die in ontvangst. Moesten er betalingen geschieden, dan deed Judas die.

Helaas, Judas heeft zich dat vertrouwen niet waardig gemaakt. Judas was een dief. Bij de zalving van Maria meende hij te moeten opmerken dat het beter geweest zou zijn als de zalf verkocht ware en dat men de opbrengst aan de armen had gegeven. Met recht zegt de evangelist, dat Judas dit voorstel niet gedaan heeft, omdat hij een vriend der armen, maar omdat hij een dief was.

De weg der zonde is gelijk aan een hellend vlak. He, t gaat* met hoe langer hoe groter vaart naar de afgrond van het eeuwig verderf.

Dat zien we ook aan Judas. Hij heeft zich tenslotte in het Koningschap van Christus teleurgesteld gevoeld. Hij ver­ wachtte een redder, die de Romeinse adelaars naar beneden zou halen en Israël tot een vrij volk zou maken.

Maar ziet, nu was Jezus een Koning, die in de schaduw van de tempel blinden, kreupelen en lammen genas.

Nu achtte Judas de tijd gekomen om het zinkende schip te verlaten en op een betere boot over te springen. En nu speelt daarbij de geldgierigheid boze parten. Hij gaat naar de Overpriesters en vraagt wat zij hem willen geven als hij Hem in hun handen zal overleveren. Judas zal dertig zilverlingen tot beloning ontvangen voor zijn verraderswerk.

Maar o, welk een boos spel speelt de satan. Hij voert hem naar de afgrond van het eeuwig verderf. Ziet, aan deze zijde van het graf heeft God hem de consciëntie geopend. Nu begint het hem duidelijk te worden dat het niet maar de teleurstelling in het Koningschap van Christus is geweest, die hem tot verraad heeft gedreven, maar dat hij gevangen was in de strikken van geldgierigheid. Dat geld brandt hem in de vingers. Dat was immers bloedgeld. Aan dat geld kleefde het bloed van de Meester. En wat had de Meester hem nu eigenlijk voor kwaads gedaan? Immers niets dan goed had hij van Hem altijd mogen ondervinden, .

Nu heeft de verrader in het morgenuur vernomen dat de Heiland naar Pilatus was weggevoerd, opdat deze het vonnis zou bekrachtigen. Berouw verteerde nu zijn hart. Let wèl, lezers, dat dit geen waar berouw is geweest. He, t ging alleen maar over die ene daad van het verraad. En eigenlijk nog meer over de verschrikkelijke gevolgen van zijn verraad.

Welk een reusachtig onderscheid, of men spijt heeft over de zonde zelf, óf dat men alleen maar de bittere gevolgen van de zonde betreurt!

Judas dringt niet door tot de diepe wortel van het kwaad. Hij leerde niet graven in zijn diep bedorven hart. Hij kende niet de smart over het feit, dat hij tegen een goeddoend God gezondigd had.

Daarom vluchtte hij ook niet met zijn zonde en schuld naar de Heere Jezus, maar hij wendde zich tot de Overpriesters in de tempel. Hij wilde het verraad ongedaan maken en hun de dertig zilverlingen teruggeven.

Hoort hem vol wanhoop uitroepen : Ik heb verraden onschuldig bloed !

Ziet gij, lezers, hoe zelfs de verrader, Judas, de Meester heeft moeten rechtvaardigen?

De Overpriesters kennen echter geen medelijden: „Wat gaat ons dat aan". „Gijlieden moogt toezien", zo riepen ze uit.

De wanhoop klimt nu ten top in de ziel van de verrader. Hij meent de vrede te zullen herwinnen, als hij het verrader sgeld maar kwijt is. Hij werpt het voor hun voeten in de tempel.

Maar onder het recht Gods was geen leven voor hem. Nu wordt hij een prooi van de satan. Naar Christus vluchten wilde hij niet. Nu blijft er maar één weg open. Dat is de stap in de duistere afgrond. Hij is naar buiten de stad gegaan en heeft daar een eind gemaakt aan zijn leven. Maar het was alsof het touw de verrader niet wilde dragen. Het brak en Judas viel te pletter in de diepe afgrond. O, voor eeuwig verloren!

Dan is het oneindig veel beter om met Petrus naar buiten te gaan en bitter te wenen, om het daar te ervaren dat er bij Hem genade is voor de grootste zondaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De verrader

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's