Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Verbond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Verbond

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

REFERAAT, gehouden op de Predikanièncönüo van de Gereformeerde Bond, op 8 September 1953 te Utrecht. Bijhels-Theologische Studie.

Mij is gevraagd te spreken over het Verbond. Ik heb dat aanvaard. Bepaalde moeiUjkheden en kwesties in het kerkelijk leven dringen tot nadere bezinning wat eigenlijk de betekenis van het Verbond is. Vragen in verband met de verkiezing en de rechtvaardiging en de wedergeboorte, leiden mede daartoe.- Intussen ontveinsde ik mij niet, dat dit

onderwerp een moeilijk onderwerp is, getuige b.v. de moeilijkheden, welke op 4it punt ook in de Geref. Kerken gerezen zijn. Toch heb ik dé opdracht aanvaard, omdat het een onderwerp is van groot en practisch belang en het zijn nut heeft, zich daar- weer eens enige, tijd in te verdiepen.

Ik breid terstond de titel van ons 'Onderwerp uit van het Verbond tot het Genadeverbond. Eerst dacht ik deze lezing anders op te zetten, met u in te gaan op de betekenis en afleiding van de bijbelse woorden voor Verbond, berith en diathèkè, en zo verder het Verbond in wijdere zin te nemen, niet dus alleen als Genadeverbond, maar ook als Verbond vóór de val. Maar nu professor Severijn daar reeds enige tijd geleden uitvoerig in De Waarheidsvriend over geschreven heeft, wilde ik, hoewel l)ij wat hij indertijd schreef, aansluitend, deze lezing thans anders opzetten. En ze dus als titel geven het Genadeverbond.

Daar valt al terstond in het algemeen dit van te zeggen : onder dit Verbond mogen wij verstaan de wijze, waarop God Zich weer wendt tot de gevallen mens en de verbroken gemeenschap met deze herstelt. Het is de wijze, -waarop in deze wereld het heil des Hee- Ten verwerkelijkt wordt. En daarbij : Staat dan op de voorgrond, dat dit werk .geheel van de Heere uitgaat en in Zijn ^welbehagen rust. Doch verder is daarbij van belang dat de Heere daartoe ; Zich bijzonder aan de mens openbaart, deze Zijn Woord geeft, Zijn beloften -.toezegt, welke Hij zeker houdt en vervult, — dat de mens daarbij echter behandeld wordt als een redelijk, zedelijk, verantwoordelijk schepsel, zodat ook bepaalde eisen in het Verbond een plaats hebben.

Zo zegt het Verbond ons, hoe in deze wereld de ware religie weer bestaan kan. En in het Verbond worden ook de levensverbanden, waarin God Zelf de mens gesteld heeft, gehandhaafd. Daarom omvat het de lijn der gedachten, — , , u en uw zaad" vinden wij steeds weer in de beloften des Verbonds.

Nadat ook tevoren al wel over het Verbond was gehandeld, was het vooral de Gereformeerde Theologie, die aan dit onderwerp aandacht schonk. En dat was te begrijpen. Zij toch vooral hield zich bezig met het ware religieuze leven, waarbij het ging om deze twee vragen : hoe wordt de zondaar wederom zalig, en... vooral, hoe wordt God verheerlijkt.

Het is ons bekend, hoe de verdere ontwikkeling van de Verbondsleer in de Gereformeerde Theologie niet zonder moeilijkheden bleef. In elk geval heeft zij eerst, lettend op wat de Schrift aangaande het Verbond openbaart, de Verbondsleer tot brede ontplooiing gebracht.

In de Schrift vinden wij over het genadeverbond gesproken vooral bij de verbondssluiting met Abraham, doch verder bij datgene, wat daarin staat opgetekend over het Verbond met Israël en in datgene, wat wij zowel in het Oude- als in het Nieuwe Testament lezen aangaande het Nieuwe Verbond.

Echter, wanneer wij nadenken over wat ons daar dan geopenbaard wordt, dan moeten wij het veld toch wel ruimer nemen. Want de Verbondssluiting met Abraham viel, om zo te zeggen, maar niet zó uit de lucht en stond niet los op zichzelf, doch daar ging al heel wat aan vooraf. Daar ging aan vooraf de geschiedenis, van Abraham terug, over Noach, tot op de val, tot in het paradijs.

Daarom vinden wij er ook in de Gereformeerde Theologiei telkens weer van gesproken, hoe die Verbondssluiting bij Abraham teruggaat op wat de Heere deed terstond na de val. Daar kwam Hij lot de mens, die met zijn ganse nageslacht gevallen was en diep schuldig stond, ongehoorzaam als hij was geworden, bedorven door de zonde, alle fécHten op het ievéii verspeeld, onder het oordeel des doods. Daar zocht de Heere de mens op, sprak weer tot hem, riep hem ter verantwoording en sprak de straf over hem uit, maar gaf hem ook beloften van komende verlossing. Genesis 3 : 15 mogen wij stellig als zulk een belofte zien, die haar vervulling zou vinden in de zending van Christus. Adam en Eva werden daar dan ook gesteld onder de eis van geloof in die beloften, wat niet mogelijk was zonder de aanvaarding van het woord van oordeel en veroordeling. Zó was er weer leven, gemeenschap met God, ware religie voor de gevallen mens mogelijk.

Bavinck en anderen zien hier reeds principieel de weg Gods tot verlossing van de zondaar geopenbaard, — het Evangelie en het Verbond der genade in kiem. Alles wat hierna volgt, is ontplooiing van wat hier reeds in kiem besloten ligt. En het Verbond met Abraham is dan ook nadere ontvouwing van het Verbond der genade, dat aan de uitgang van het paradijs werd opgericht.

Echter, wanneer wij zo doordenken, moet het snoer nóg wijder gespannen. Het genadeverbond in hem wordt dus opgericht reeds direct na de val. Doch wat betekent die val eigenlijk ? Daarvoor is de mens verantwoordelijk gesteld, daarvoor staat hij met zijn geslacht schuldig, 't Is ook een val, ergens uit...., uit datgene, waarin God hem gesteld had, uit de gemeenschap met God. Ook vóór de val stond de mens in een bepaalde relatie, met God.

Daarbij komt dan ook nog dit: de genade, waarin de Heere zich na de val tot de mens wendt, is niet in déze zin iets nieuws, dat de mens dan pas God voor het eerst zou leren kennen, — neen, — het werk der verlossing wordt ons in de Schrift veelmeer getoond als een herstel van de oorspronkelijke verhouding, waarin de mens met God verkeerde, hoewel nu op een andere grondslag, in een andere weg en in nog rijker ontplooiing.

Zo kunnen wij de verhouding, waarin de mens tot God stond vóór de val, óók zien als een Verbond. Even moeten wij nu dus tóch op deze zaak ingaan. De kwesties over de naam van dit Verbond laten wij rusten. Het gaat ons om de zaak. Al noemt de Schrift hier het woord niet, toch openbaart ze, ons wel de zaak waar het om gaat.

Dat God daar als Schepper stond tegenover de mens, die Zijn schepsel was, als de absolute Souverein, Die als zodanig de volstrekte zeggenschap had over de mens, en Zijn wil hem kon opleggen, waaraan die .mens als schepsel gebonden was. Doch dat God daar, —daarop gegrond, daarboven uit. Zich nog in een bijzondere relatie tot de mens wilde stellen. Hij boog Zich neer tot de mens en zeide als het ware dat Hij de mens als Zijn partner beschouwde, dat Hij Zich aan hem wilde binden, vrijwillig, en dat Hij hem het eeuwige leven beloofde. Want dat de mens reeds veel bezat, doch dat hem nog veel meer wachtte, dat hij kon opklimmen tot het eeuwige leven. Maar dat dan van 's mensenkant niet alleen gevraagd werd, dat deze zich houden zou aan de hem ingeschapen wet Gods, doch ook* vertrouwen zou in het Woord Gods. Zo

houdt God Zichzelf aan de mens en de mens aan Hem.

Even raken wij hier aan het punt : waar stond Adam bij de schepping, — wat een kwestie is tussen de Gereformeerde en Lutherse Theologie.

Intussen, die verhouding tussen God en de mens stond dus niet los van de scheppingsverhouding. De mens stond hier als schepsel, die, niets kon buiten God en onafhankelijk van God, God werkte het alles in hem. Echter, de mens werd hier toch ook juist als naar Gods beeld geschapen, geheel als redelijk, zedelijk verantwoordelijk schepsel genomen ; zó wilde de Heere met hem omgaan. En zo gaf de Heere hem de vrijheid om Hem te gehoorzamen én de vinger te leggen in geloof bij Zijn belofte. Dat was de heerlijkheid, welke God aan de mens gaf, voortvloeiend uit Zijn bijzondere gunst. Wij kunnen hier nog niet spreken van genade, doch wel van een bijzondere, goedheid Gods.

En alzo zien wij ook hier de verhouding tussen God en mens als een bijzóndere, van God gewilde, verbondsverhouding, waar óók Zijn beloften en eisen een bepaalde plaats hebben, — waar tevens de mens gesteld is in de verbanden, welke God Zelf legde in het leven, dus als hoofd en vertegenwoordiger van Zijn geslacht. Adams roeping om te zorgen voor voortplanting staat in een bijzonder licht en in Romeinen 5 en 1 Corinthe 15, waar een parallel getrokken wordt tussen Christus en Adam, verschijnt Adam ook als hoofd der mensheid, uit hem voortgekomen.

In het paradijs was er alzo ook reeds de ware religie. Het was geen plicht, maar een voorrecht, met God te leven. Hem lief te hebben en aan te hangen, Hem te gehoorzamen en de vervulling van Zijn beloften in te wachten. Nog was bij deze verhouding in het paradijs van belang, dat de Heere het meest hierin werd verheerlijkt, dat de mens Hem dus vrijwillig, spontaan diende. Daartoe was de mens geschapen en dat moest blijken. Vandaar het z.g.n. proefgebod, dat in dit opzicht van de ingeschapen wet der liefde verschilde, dat, terwijl die wet in zijn hart stond geschreven en hij deze als doorzag, dit proefgebod zeer merkwaardig was en hij dit niet doorzag, — dit moest hij in betrouwen op God gehoorzamen en hij moest geloven, dat overtreding van dit gebod hem in de dood bracht, volbrenging er van tot het leven. Het proefgebod stelde de mens voor de beslissing of hij bereid was te tonen, dat hij God God liet en zo met Hem leven wilde. Anders zou de mens met God niét kunnen leven !

Terecht dacht de Gereformeerde Theologie zich de toestand voor de val ook in als een Verbondsverhouding en dacht zij er over na, hoe de Heere ook toen met de mens verkeren wilde en de belofte van het eeuwige leven schpnk. Immers alleen dan kan men ook recht zien wat het Genadeverbond is, hoe daar herstel is van het door de zonde verbrokene, teruggave van het verlorene en... . méér dan dat. Hoe daar éénheid is, — een lijn, — in al Gods werken en een verband tussen schepping en herschepping, overeenstemming en onderscheid.

Intussen, in de Gereformeerde Theologie werd het snoer nog ruimer gespannen. De oprichting van het Genadeverbond valt dus maar niet zo uit de lucht, het staat in verband met het z.g.n. werkverbond, en dat niet alleen, het heeft zijn oorsprong ook in de hemel, in God, in Zijn gedachtep, in Zijn hart. Het heeft zijn grondslag in het goddelijk Raadsplan van eeuwigheid.

Allerlei gegevens in de Heilige Schrift, waarbij niet Zacharia 6 : 13, waar over een Raad des Vredes gesproken wordt, in andere betekenis, — doch wel andere plaatsen volle geldigheid hebben, . welke handelen b.v. over de verhouding van de Zoon Gods als Middelaar tegenover de Vader en van de Heilige Geest als Toepasser van het werk van Christus, brachten de Gereformeerde Theologie er toe, te handelen over wat de schone naam draagt van Verbond of Raad des Vredes.

Wanneer wij ook dit Verbond belijden, dan belijden wij daarmede, dat ook de verhouding van de goddelijke Personen een Verbondsleven is in de rijkste zin des woords. Zelfs vindt hier de Verbondsgedachte zijn volle realisering. Inderdaad, tussen God en de mens is een verbond mogelijk. Want dat houdt in een persoonlijk verkeer, en de mens is naar Gods beeld geschapen. Maar vanwege de geweldige afstand tussen God en mens heeft dit Verbond altijd het karakter van een beschikking of testament. Vandaar ook het woord diathéké in de Septuaginta en in het Nieuwe Testament voor Verbond. De partijen zijn wel zeer ongelijk. Doch in de goddelijke Drieëenheid zijn de drie Bondgenoten samen in de hoogste vrijheid en in volkomen overeenstemming. Hier, in de eeuwigheid, in en bij God, ligt het Verbond goddelijk zuiver.

Intussen, wanneer wij dit Verbond belijden, dan belijden wij verder daarmee, hoe het werk der zaligheid het werk van de drie Personen in het goddelijk wezen is, hoe Zij ieder daarin meewerken en hoe ieder daarin Zijn eigen taak heeft. In de Praedestinatie staat vooral de éne wil Gods, ongedeeld, op de voorgrond, hier komt meer het Trinitarisch karakter daarvan uit. En zo komt hier ook het werk der verlossing in zijn volle schoonheid uit, — het is God Drieënig, Vader, „Zoon en Heilige Geest, Die samen het werk der zaligheid uitdenken, vaststellen, uitvoereji, ten einde brengen, in volkomen harmonie.

Echter vooral mogen wij, door in te denken, wat de Schrift ons van dit Verbond des Vredes openbaart, de verbanden zien tussen het Verbond vóór de val en het Genadeverbond.

Toen de mens viel en ontrouw werd, werd God niet ontrouw. Hij kan en wil Zijn Verbond met de mens niet breken, wil opnieuw gemeenschap aangaan met de mens. Maar Hij kan en wil ook, Zijn eisen niet breken, — Zijn eisen, waarbij door de val ook die van het. dragen van de straf komen moest. Doch nu wil het Verbond des Vredes zeggen, flat de Zone Gods van eeuwigheid is aangesteld en bereid, om als Plaatsbekleder te volbrengen, wat de mens niet. meer wilde en kon volbrengen, om tweeërlei gehoorzaamheid te betonen én een ongehoorzaamheid, welke volkomen is en verre boven die van Adam vóór de val, uitgaat. Terwijl het Verbond des Vredes dan verder wil zeggen, dat de Vader vrij en bereid is, om die gehoorzaamheid zondaren toe te rekenen en dat de Heilige Geest bereid is, om zondaren deel te geven aan wat de Zoon verwerft.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Het Verbond

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's