Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Hij dan dooi de lechterhand Gods verhoogd zijnde, en de beloite des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van de Vader, heelt dit uitgestort, dcft gij( nu ziet en hoort. •^ "*'v? ? W''^a"'ieifWÊren 2 vs. 33.

Wat wil toch dit zijn? Deze vraag stelden de Joden elkander op die merkwaardige morgen van het Pinksterfeest te Jeruzalem.

Wonderlijke dingen hoorden en zagen zij.

Openlijk erkenden zij het, dat zij er niets van verstonden.

Niet anders is het in onze tijd nog, na zovele jaren. Ook thans begrijpt en verstaat niemand van nature iets van de rijke en diepe, betekenis van het Pinksterfeest, het feest van de Heilige Geest en dientengevolge van zuiver geestelijke aard.

Dit behoeft ons niet te verwonderen. Het Woord des Heeren zegt het ons zelf reeds : de natuurlijke, mens verstaat niet de dingen, die des Geestes Gods zijn. En daarom verstaat de wereld niets van de diepe zin van het Pinksterfeest. Zij voelt meer voor zichtbare, tastbare en concrete dingen. Maar niet alléén zij, ook velen, die nog wel regelmatig onder de bediening des Woords komen, ook zij begrijpen vaak niets van de inhoud en de grote zegen van Pinksteren. Naar een boeiend verhaal over een kindje, in de kribbe, of naar, het ontzettende lijden van een man vah'smarten, waar men onder Eet luisteren tot tranen toe misschien wel bewogen wordt, wil men nog wel luisteren.

Maar Pinksteren, het is alles zo abstract, het is alles zo vreemd en wonderlijk.

Wat wil toch dit zijn?

Het is de apostel Petrus, die een antwoord op deze vraag geeft.

Met hoeveel gloed, bezieling en kracht sprak hij daar tegen de samengestroomde! menigte. Vervuld met de Heilige Geest, brandt 't vuur des Geestes in zijn binnenste, 't Is alsof Petrus het gevoelt, dat hij zoveel goed te maken heeft. In het openbaar verloochende hij driemaal zijn Meester, maar thans mag hij ook in' het openbaar de Christus, als de enige Zaligmaker van zondaren, belijden.

Met niets en niemand ontziende scherpte richt hij zich tot het volk te Jeruzalem. Hij tracht niet, zoals vele sprekers en ook vele predikers, helaas. in 't gevlij der Joden te komen. Maar, al spaart hij hen niet, hij begint ook niet te schelden, neen, maar hij herinnert hen aan het voorrecht dat zij genieten, volk des verbonds te zijn. Daarna wijst hij de beschuldiging van dronkenschap af en wijst er op, dat al het vreemde, wat geschied is, de vervulling van Joel's profetie is. Hij wijst hun er op, dat zij zich vergrepen hebben aan het bloed van de beloofde Messias. Maar ook, dat God zelf Hem opgewekt heeft, ja, aan Zijn rechterhand geplaatst heeft. En daar verhoogd zijnde, heeft Hij de beloofde Geest uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.

Zo verklaart ons Petrus het wondere geheim van Pinksteren.

Neen, hij gaat hier niet, om de uitstorting van de H. Geest te verklaren, vertellen wat hij zelf en de anderen ervaren hebben. Hoe zalig zal dat geweest zijn. Neen, hij stelt zichzelf niet in het middelpunt, verre van dat. Hij predikt alleen en niemand anders dan Jezus Christus, zijn gekruisigde, maar ook verheerlijkte Koning. Hij leidt onze aandacht naar Hem, die wedergekeerd is tot de plaats, vanwaar Hij kwam, in de heerlijkheid, die Hij bij dé Vader had, eer de wereld was.

Gods rechterhand, die krachtige daden doet, en in de Schrift een beeld Zijner Almacht is, heeft Jezus verhoogd, zegt Petrus.

Petrus legt hier de nadruk op het feit, dat God zelf Hem verhoogd heeft. De Vader toch was volkomen voldaan over het werk van Zijn Zoon. Zijn opdracht had Hij volkomen vervuld. En daarom is Hij ook bekleed mét eer en macht, want Hij moet als Koning heersen.

Zo is Jezus in de hemel. En dat was nodig, wilde het Pinksteren kunnen worden. Alleen, als Christus verheerlijkt is bij de Vader, kan de Geest worden uitgestort in het midden Zijner gemeente.

Maar dan moest Hij ook zelf eerst die Geest ontvangen. Luister maar, wat Petrus zegt: en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van de Vader. Zo ontving de verheerlijkte Christus de beloofde Geest, wat hier bedoeld wordt met de belofte des Heiligen Geestes.

Zeker, bij Zijn doop in de Jordaan ontving Christus ook de Heilige Geest. Maar daar werd Hij ambtelijk toeges, rust tot Zijn Middelaarswerk. Tha, ns echter in de hemel ontvangt Hij de Geest als beloning, als vrucht op Zijn arbeid, op grond van Zijn verdienste, hier op aarde volbracht.

Dit is de Pinkstergeest bij uitnemendheid voor Christus, maar in en door Hem voor Zijn ganse Kerk. In Hem zijn alle beloften Gods ja en amen. Hij is het Hoofd der Kerk. Ziet, en daarom kan er slechts van Pinksteren gesproken worden in die Kerk, wanneer onze ziel mag rusten in het offer van die Middelaar Gods en der mensen.

Zo leren wij, wat het zegt, dat de Heilige Geest, die ons gegeven is, beide, de Vader en de Zoon verheerlijkt in het hart. Daarom is het niet juist, te menen, dat een mens die ontdekt wordt door de Geest, die Geest zou kennen als de Pinkstergeest, als de Geest der aanneming.

Neen, dan is het nodig, dat wij als verloren mensen behoudenis gevonden hebben in 't offer van de Zoon. Want niemand komt tot de Vader dan door de Zoon. En de Vader schenkt ons de Zoon, als wij in de Zoon tot Hem komen, , opdat de Geest in onze harten wonen komt, die ons leidt tot het Vaderhart Gods.

Zo is dé Geest met Pinkstere^y "S^ Geest van het welbehagen des Vaders, en de Geest der verzoening des Zoons en de Geest der aanneming, door welke wij roepen : Abba-Vader. Die betrekkingen in God worden met Pinksteren werkelijkheid in de Kerk des Heeren.

Ziet, daarom verklaart ons Petrus hier dit Pinksterwonder.

Hij wijst zijn hoorders er op, dat dit niet iets toevalligs is, maar de uitvoering is van Gods raad, waarvan profeten en dichters reeds gesproken hebben.

Jezus Christus, thans verhoogd zijnde door de rechterhand Gods, heeft Zijn Geest uitgestort.

De verheerlijkte Koning, houdt de Geest, die Hij van Zijn Vader ontving, niet voor Zichzelf, maar stort Hem uit op aarde in de wachtende, biddende en dankende Kerk.

Uitgestort. Het woord spreekt van een ruime overvloed des Geestes en der genade. Uitgestort, zodat de werking diep indringt in de harten. Uit-

gestort, ook in de breedte op alle vlees.

En dat is het, wat gij thans ziet en hoort, zegt Petrus.

Let "wèl, die tekenen op zichzelf zijn niet de uitstorting van de Geest. Neen, het zijn slechts begeleidende verschijnselen, om de volle werking des Geestes te openbaren. Daartoe diende dat geluid, als van een wind, die vurige tongen als van vuur, en het spreken in vreemde talen.

Elk teken op zichzelf wijst ons naar de Heilige Geest.

Men zag daar die tongen als van vuur. Het vuur was vanouds reeds het beeld van het wezen Gods. Het vuur reinigt, loutert en verlicht. Niet anders nu zou de werking van de Geest in Gods gemeente zijn. Het verduisterd verstand verlichten, het verdorven hart reinigen en het verkwikken met Zijn zalige gemeenschap.

Maar men hoorde ook.

Een geluid, als van een geweldig gedreven wind. Het teken dus van de onzichtbare kracht des Geestes. Hier horen wij het blazen van de adem Gods, 'die alleen leven verwekt en leven in stand houdt. Welnu, zo is de Geest het levensbeginsel van Gods Kerk, die van nature door de zonden onder de macht des doods gevangen ligt. Hij alleen verwekt het ware geestelijk leven.

Maar nóg meer horen zij. Zij horen hen, een iegelijk in zijn eigen taal spreken. Zo ontbindt de Heilige Geest de tong, die van nature, geboeid is, om te spreken van de grote werken Gods. Maar dat niet alleen, thans zal het woord des levens ook de heidenen verkondigd worden. De grenzen zullen wegvallen voor het Koninkrijk Gods. Ja, het zal worden één schare, die niemand tellen kan, uit alle taal en volk en natie, en die zingt het lied van het Lam.

Deze tekenen nu hebben opgehouden, maar wat belangrijker is, des Heeren Geest blijft. Daarom kunnen wij niet meer zien, gelijk de Joden te Jeruzalem. Maar wat wij wèl kunnen is : horen. Ook thans wordt u het wonder van Pinksteren verkondigd. Ook op de a.s. feestdagen komt het Woord Gods tot ons.

Hoe scherp stelde Petrus toch de zaak. Ronduit zegt hij de Joden aan : Gij Israëlietische mannen ! Daarmee zegt hij : niet de heidenen, niet de wereld, doch gij hebt Jezus aan het kruis genageld en gedood. Gij, mannen des verbonds, gij, die de zaligheid in uw midden hebt, gij, juist gfij hebt met al uw vroomheid en godsdienst de Christus genomen en gekruisigd. Maar God heeft Hem opgewekt.

Zo hebben wij ook thans in de naam des Heeren de zaak te stellen. Gij, Israëlietische mannen en vrouwen, ge viert wederom uw Pinksteren, gij hoort het Woord en verkeert op het erf des Verbonds. Maar, wat hebt gij met Jezus gedaan, wat doet ge nog met Hem? Kruisigt gij in uw gedachten, woorden en daden de Zoon des mensen? ledere stap op de weg der zonde is een nagel aan Jezus' kruis.

Hoe zult ge de Pinksterdagen doorbrengen?

Misschien zult ge, trouw opgaan met de gemeente, en dat is uitstekend. Maar draait alles nog om uzelf, om eigen eer en naam?

Is het u nog nooit gegaan om de ere van Christus en om zelf er als een onwaardige buiten te vallen?

Gij, Israëlietische mannen, wordt het uw nood, dat ge Jezus zo vaak ontmoet in het Woord en Hem toch niet zien en kennen wilt?

Op het eerste Pinksterfeest werden de Joden verslagen. Wat moeten wij doen? Zijn er nu ook, die het belijden moeten een kruisiger van Jezus te zijn, die God opgewekt heeft?

O, wee mij ! Wat moet ik doen?

Ziet dan en hoort. Christus is gekomen om Zijn kruis tot zegen te stellen juist voor hen, die Hem gekruisigd hebben. Wendt u dan tot Hem ! Hij is een verzoening. Gelooft in de Heere, Jezus Christus, en gij zult zalig worden. Daar staati Pinksteren voor in. Hij toch is verhoogd en heeft, de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende, dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.

Welk een rijkdom van genade !

O, in de tijd der ontdekking, dan kan Gods kind het niet zien, waaruit de weldaden van vergeving en verlossing voortkomen, maar de Pinkstergeest legt voor het hart de wondere diepte van Gods verlossingsraad open. Hij leidt van het ene heilgeheim naar 't andere. Hij brengt bij de verkiezende oorzaak in God de Vader, in het eeuwig welbehagen van de drieënige God, opdat het zal zijn :

„DOOI U, door U alleen, Om 't eeuwig welbehagen".

Maar Hij brengt ook bij de verdienende oorzaak in God, de Zoon, waardoor het verstaan wordt wat het zeggen wil : die overgeleverd is om onze, zonden en opgewekt is tot onze rechtvaardiging.

Maar ook bij de toepassende oorzaak in God, de Heilige Geest, door wie wij de verworven gerechtigheid deelachtig worden, die Gods beloften verzegelt.

De Pinkstergeest zorgt er voor dat Gods kind in het geloof mag ingaan in de eeuwige blijdschap in God, om het aanbiddende te zingen : Geloofd zij de Heere, dag bij dag overlaadt Hij ons, die God is onze zaligheid !

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's