Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RAPPORT van de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden in Nederland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RAPPORT van de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden in Nederland

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

PROF. DR. J. SEVERIJN

III.

Een tweede bezwaar der Vrijzinnige Commissie luidt : De opibouw is gebrekkig.

Als wij het ergens mede eens kunnen zijn, dan is het hiermede.

Het stuk is om te beginnen veel te lang en verward, en als het een soort belijdenis wil zijn, volkomen mislukt. Hier worden wij' inderdaad voor een Schriftbesdhouwing gezet, die een soort theorie mag heten, en dan nog wel een slecht opgebouwde, die niet kan nalaten de indruk te wekken, dat men ten aanzien van het geloofsgetuigenis 'der Nederlandse Geloofsbelijdenis betreffende de Heilige Schrift tegelijkertijd ja en neen wil zeggen, met het gevolg, dat men welverstaan dat getuigenis niet deelt, het kerkelijk niet gehandhaafd wil hebben en derhalve op het meest fundamentele stuk des geloofs geen gemeenschap met het geloof der vaderen bewijst te hebben.

Zulk een „leer" als ons in deze synodale publicatie wordt voorgelegd, wordt terecht verward genoemd, en kan noch de reformatorische orthodoxie noch de vrijzinnigheid bevredigen.

Het derde bezwaar der vrijzinnigheid wordt als volgt uitgedrukt: , , Het geschrift verschraalt de bijbelse verkondiging, gevolg van' een beperkte en confessionalistische opvatting van de Schrift".

Of dat gevolg juist is uitgedrukt laten wij maar aan de vrijzinnige commissie over. Deze lijkt wel wat erg bevreesd voor confessionalisme. In ieder geval lijkt ons het confessionalisme van deze , , leer" nog al eigensoortig en en vrijwel vreemd aan een vaak als confessionalisme misduide waardering van de gereformeerde orthodoxie.

En juist daarom kunnen wij het bezwaar wel delen, dat dit geschrift de , , bijbelse verkondiging" verschraalt, maar dan als geyolg van het loslaten van de belijdenis der reformatoren.

Intussen kan het aanbeveling verdienen, dat de vrijzinnigen eens aandacht schenken aan de vraag, of zij mogelijk uitgaan van onderstellingen, die rusten ten aanzien van de Heilige Schrift niet in een vrijzinnig dogmatisme.

Zulk een dogmatisme zou b.v. ten grondslag kunnen liggen aan de volgende bezwaren, die onder punt 4, 5 en 6 worden genoemd. Wij zijn intussen van mening, dat de Synode aanleiding geeft tot allerlei bezwaren, omdat zij een soort van theorie geeft inplaats van een geloofsgetuigenis. Zij theologiseert over de Heilige Schrift, terwijl zij de belijdenis der levende Kerk omtrent haar behoorde te geven.

Het synodaal geschrift wil veel te veel zeggen en daarom zegt het veel te weinig. De eenvoudige belijdenis der vaderen omtrent de Heilige Schrift, welke getuigt, dat zij de daarin genoemde boeken als heilig en canoniek ontvangen, niet alleen, omdat de Kerk ze voor zodanige houdt, maar, omdat de Heilige Geest getuigt in hun hart, dat zij van God zijn, zegt veel meer dan dit verwarde geschrift.

De vrijzinnige commissie vindt het niet gewenst te blijven spreken van de onfeilbaarheid van de Schrift.

Voorts komt zij aandragen met het volkomen overbodige argument, dat allerlei voorschriften, die in het Oude Testament gevonden worden, niet zo maar kunnen worden overgenomen voor de Christelijke gemeente. Overbodig is dat argument in zoverre de Schrift zelf van de dienst der schaduwen spreekt tegenover de vervulling in Christus ; overbodig ook, omdat de zin dier voorschriften ook voor het leven der gemeente nog niet van zijn waarde en nuttigheid ontdaan is.

Doch in deze dingen verraadt zich een vrijzinnig dogmatisme, hetwelk zeer duidelijk tot uiting komt in een zinsnede als deze : , , Prof eten en apostelen, ook Jezus zelf, hebben zich voorstellingen gemaakt over de uitvoering van Gods heilsplan, die niet in allen dele in overeenstemming zijn met de feiten". Blz. 10.

Zulk een redenering doet geen recht wedervaren aan het getuigenis van de Schrift zelf. Hoe kan men zo spreken, als men ernst maakt met het getuigenis van de Christus, dat Hij en de Vader één zijn, dat Hij de wil des Vaders volbrengt, dat Hij van de Vader gezonden is en tot de Vader is opgevaren, enz. enz. ?

Een zelfde dogmatisme verraadt zich in punt 5, waar de Ned. Geloofsbelijdenis wordt aangehaald en door een volkomen willekeurige invoeging totaal van betekenis wordt veranderd. Wij nemen dit ter goeder trouw, d.w.z. wij denken niet aan opzettelijke misduiding, maar de onopzettelijkheid bewijst dan ook juist, dat men de geest der belijdenis niet verstaat en een interpretatie uit eigen dogmatisch begrip geeft.

Immers juist, omdat de Ned. Geloofsbelijdenis in haar getuigenis omtrent de Heilige Schrift uit het geloof der kerk spreekt, juist, omdat het hier een geloofsstuk geldt en niet een theorie, kan dit alleen beleden worden door hetzelfde geloof, dat in de belijdenis aan het woord is, en dat is het geloof van de levende kerk, niet van de Roomse, Lutherse of Gereformeerde kerk, maar van de Kerk, die uit het Woord Gods geboren is, de levende Kerk, welke, door de reformatoren onderscheiden wordt van het instituut, hoe dat ook heten moge.

Het is dan ook misverstand, als de Commissie van Vrijzinnig Hervormden bij de woorden niet zo zeer, omdat de kerk ze aanneemt en voor zodanig 'houdt, invoegt: de „vroeg-christelijke of 'gereformeerde" kerk. (blz. 11),

Uit dit misverstand volgt weer, dat de Commissie de verhouding tussen Sdhrift, Heilige Geest en Kerk, welke zij in de publicatie der Synode niet juist acht weergegeven, zelf ook niet juist stelt.

Het spreekt n.l. vanzelf, dat de belijdenis zich 'beroept op de levende Kerk, d.w.K. de kerk, die uit de Schrift leeft, zodat het getuigenis der kerk niet maar op gewoonte en traditie rust, doch in het getuigenis des Heiligen Geestes wortelt.

Het getuigenis des Heiligen Geestes in de harten wordt openbaar in het gemeenschappelijk geloof der levende Kerk. In zoverre kan de Commissie met recht opmerken, dat daarmede slechts één grond is gegeven. Welnu, één argument van lOO^/o waarde, is afdoende en meer dan vele argumenten van gedeeltelijke kracht.

In 'hoeverre de Synode art. 5 der Nederlandse Geloofsbelijdenis voor haar rekening neemt, is aan de Commissie uit haar publicatie blijkbaar niet duidelijk geworden. (Vgl. blz. 12).

Tenslotte wijst de Commissie op haar bezwaar tegen het gebruik van het woord: schools, in het stuk der Synode.

Tegenover het doctrinaire 'betoog van de Synode stelt zij echter een niet minder doctrinair betoog, waarin zij de zegen van het , , wetenschappelijk" Schriftonderzoek voor de kerk wil aan-

prijzen. Zij mist dit niet alleen in de Synodale onderrichting, doch spreekt de mening uit, dat , , zelfs een erkenning van de betekenis van wetenschappelijk onderzoek van de Bijtoel door ongelovige geleerden" hier niet misplaatst zou zijn.

Hierin is maar één lidhtpuntje, n.l. de zwijgende erkenning, dat eigenlijk alleen , , gelovige." geleerden over die betekenis kunnen oordelen. Vandaar het woordje zelfs.

Wij geloven met Calvljn, dat God ook aan goddelozen gaven geeft in wetenschap, ontdekking en kunst en dat het ons niet past dit te ontkennen. Wij geloven, dat alle dingen ons niet bij geval, maar door Gods Vaderlijke hand toekomen. (Vgl. Zondag 10 van de Catechismus), zodat ook de ontdekkingen der wetenschap ons niet door een noodlot of bij geval worden toegeschikt. Doch met alle waardering voor de wetenschap, ontzeggen wij haar toch de bevoegdheid om over de dingen die des Geestes zijn, te oordelen, omdat deze geestelijk onderscheiden worden. (Vgl. 1 Cor. 2 VS. 14). Alleen het waarachtig geloof kan hier spreken en onderscheiden.

De Commissie van de Vrijzinnigen maakt in dit verband 'bezwaar tegen de te grote plaats, die de kerk krijgt, waar over het wetenschappelijk onderzoek wordt gesproken.

Ook hier spreekt, zoals de daarop volgende zinsneden kunnen aantonen, (Vgl. blz. 13) een vrijzinnig dogmatisme, dat de kerk onder de heerschappij van het wetenschappelijk onderzoek wil stellen, de belijdenis der kerk afhankelijk van dat onderzoek, de kansel onder de katheder. In dit verband gewaagt het rapport een en andermaal van de Heilige Geest, maar. het is wel duidelijk, dat dergelijke voorstellingen van de verhouding van kerk en wetenschappelijk onderzoek nog altijd gegrond zijn 'op de traditie van het rationalisme, dat immers geen andere openbaring kan waarderen dan zulk een, die door de rede gaat en mitsdien onder controle der rede staat.

Derhalve kan men verstaan, dat het halfslachtige Synodale geschrift, dat een radicaal vrijzinnig standpunt evenzeer tracht te vermijden als een positief reformatorische houding, de vrijzinnige evenmin kan bevredigen als de gereformeerde.

Voor de vrijzinnige is de Synode nog te veei confessioneel, voor de gereformeerde Is' zij te w^einlg in overeenstemming met de confessie en blijft zij in gebreke voor het geloof der kerk op te komen, hetwelk de Heilige Schrift ontvangt als Gods Woord.

Ziedaar de weg van de midden-orthodoxie, welke uit de aard der zaak meer midden dan orthodox de vrijzinnige meer tegemoet komt dan de ge­

reformeerde.

S.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

RAPPORT van de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden in Nederland

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's