Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een ootmoedige bede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een ootmoedige bede

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij zeide: Ja, Heere, doch de hondekens eten ook van de biokskens, die daai vallen van de tafel hunner heren. Mattheüs 15 vs. 27.

De ootmoedige bede van onze tekst is gericht tot de Heere Jezus en ze werd opgezonden door een Kananese vrouw, een heldin, uit de delen van Tyrus en Sidon. Reeds geruime tijd geleden had ze bij geruchte van zijn wonderdaden gehoord en de verhalen, haar ter ore gekomen, hadden klaarblijkelijk een diepe indruk op haar gemaakt. En dat was geen wonder. Haar hart was bitter benauwd vanwege 't zware leed dat haar dochter getroffen had. Die dochter was niet slechts krank, maar ze was van de duivel bezeten. En de moeder stond machteloos tegenover dit grote lijden. Elk moederhart zal gevoelen wat deze Kananese vrouw leed om haar dochter. Elk moederhart zal gevoelen, hoe vreselijk het is, wel te willen, maar niet te kunnen helpen en er als 't ware met gebonden handen bij te staan.

Die Kananese vrouw had nu gehoord van de Heere Jezus, Die zoveel wonderen deed, die de kranken genas, de melaatsen reinigde en de blinden het gezicht terug gaf. En wanneer ze verneemt dat de Heiland in de omgeving van haar woonplaats is, gaat ze Hem zoeken en wanneer ze Hem gevonden heeft, valt ze voor de Heere Jezus neer, terwijl ze bidt om ontferming : , , Heere, Gij Zone Davids, ontferm U mijner ; mijn dochter is deerlijk van de duivel bezeten".

Wonderlijk is de Heere nu in Zijn doen. Hij doet alsof Hij haar niet hoort en Hij antwoordt haar niet één woord. Wonderlijk is de Heere soms in Zijn zwijgen. Alle kinderen Gods maken daar op hun beurt kennis mee. We roepen wel eens in onze zondenood tot de Heere, zonder dat we antwoord krijgen. Zo verging het ook deze vrouw. Maar ze gaf het niet op. Ze was in nood, en daarom blééf ze roepen. En dan lijken de discipelen wel barmhartiger te zijn dan Christus. Ze geven Hem een wenk haar te helpen en dan weg te zenden. Maar de Heiland antwoordt: , , Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis Israels". Eerst later zouden ook de heidenen deel aan het Koninkrijk Gods krijgen.

Maar die vrouw laat zich ook hierdoor niet afwijzen. Ze heeft immers hulp nodig voor haar dochter en ze gelooft, dat die hulp hier te vinden is, en daarom roept ze haar grote nood uit in die enkele woorden : „Heere, help mij".

De Heere Jezus wijst haar andermaal terug met de woorden, dat het onbetamelijk is het levensbrood van de kinderen weg te nemen en dat aan de heidense hondekens voor te werpen. Maar zelfs over déze hoge muur springt ze heen : 't is waar, wat de Heere zegt, het is ook onbetamelijk het brood van de kinderen voor zich te verlangen, maar er vallen toch altoos brokskens van de tafel in huis, en, Heere, zo vraagt ze, mogen de hondekens die dan niet hebben ?

Zie, zo diep verootmoedigen ook wij ons, wanneer wij op de school der genade geleerd hebben hoe groot onze zonden en ellende zijn. Dan komen we in nood, evenals deze vrouw in nood verkeerde over haar dochter. En we roepen de Heere aan op hoop tegen hoop, we kunnen het niet laten, want we zien bij Hem alleen uitkomst. Ja, we verstaan het, een kind des Heeren kunnen we niet worden, daar zijn we een te gróót zondaar voor, maar ach, Heere, maak ons dan maar een van Uw huurlingen, opdat we toch bij U mogen wonen. En dan leren we met die vrouv/ smeken om de brokskens : , , Geef me dan maar een kruimeltje genade, opdat ik niet sterve, maar leve en U love !"

Ja, dat was wel een ootmoedige bede die de Kananese vrouw opzond tot de Heere Jezus. Ze was niet hooggevoelend, maar nederig van hart. Dat blijkt uit haar hele optreden. Toen de Heere Jezus haar op haar eerste bede zelfs niet antwoordde, zou een trotse ziel zich diep gekrenkt van Hem afgewend hebben met de vraag : ben ik dan zelfs geen antwoord waard ? Deze moeder verstaat echter dat ze bij de Heere geen enkele aanspraak kan doen gelden, maar 't alles van genade hebben moet. Zij gevoelt zich die genade zó volkomen onwaardig, dat ze 's Heeren afwijzing geheel billijkt. Als Christus haar te kennen geeft, dat zij niet behoort tot de kinderen des Verbonds, omdat ze. niet behoort tot de verloren schapen van 't huis Israels, dan spreekt ze dat niet tegen. Ze weet, dat ze buiten de kring der genade valt, maar toch, zo roept zij uit, tóch kan ik U niet missen : , , Help mij, Heere !"

En wanneer de Heere haar toevoegt dat het onbetamelijk is haar genade te bewijzen, dan moet ze het hoofd buigen en zeggen, dat de kinderen voorgaan. En als de Heere Jezus haar een hondeken noemt — 't was de gebruikelijke naam voor de heiden, maar de Heiland neemt er het smadelijke uit weg door niet van honden, maar van hondekens te spreken —, zie, dan aanvaardt zij zelfs die vernederende naam. Zij antwoordt : , , Ja, Heere". Maar dan ziet ze toch nog een lichtstraal. De Heere sprak van het brood der kinderen. Hij sprak ook van hondekens. En nu denkt het moederhart even na : als de kinderen aan tafel zitten te eten, dan vallen er brokskens en kruimkens op de grond, en die zijn dan toch voor de hondekens onder de tafel. En daar staat die moeder en ze smeekt : , , Heere, dan is er toch wel een broksken voor het hondeken onder de tafel ? "

Zie, deze ootmoed moeten we allen kennen, wanneer we tot de Heere een bede om genade opzenden. Wanneer we aan onze zielenood ontdekt worden, gaan we roepen tot de Heere. Maar ach, dan krijgen we dikwijls geen antwoord. Het is alsof Hij met ons niet te maken wil hebben. Maar wanneer het waar werk in ons hart is, trekt onze ziel nog des te rr'.eer-naar Hnm-. /En al^ een getrouwe Medicijnmeester gaat de Heere verder met ons. Hij brengt ons in de diepte, waar we bij het ontdekkend licht des H. Geestes al meer van onze zonden en van onze ellende zien. En dan moeten we het belijden : , , Ik ben het niet waard, dat de Heere naar mij omziet". En tóch kunnen we Hem niet missen. Tóch hebben we Hem nodig. Onze ziel schreeuwt naar Hem als een hert schreeuwt naar de waterstromen. Ik ben het niet waardig, o Heere, zo roepen we uit, ik heb het verbeurd en verzondigd, maar ik kan U niet missen, ik ben zo ellendig, zo diep in nood, ontferm U mijner en help mij !

En wanneer de Heere dan doortrekt en ons verder ontdekt, de vinger legt bij het diep bederf des harten, wanneer Hij ons meeneemt naar het Paradijs, waar we moed- en vrijwillig van Hem zijn afgevallen, wanneer Hij ons zondaar noemt, die niets verdiend heeft dan dood en oordeel, ja, dan buigen we ootmoedig het hoofd en we worden

schaamrood voor Hem, Die heilig en rechtvaardig, maar toch óok barmhartig en genadig is. En we, smeken : , , Ach Heere, schenk 't dan maar uit vrije goedheid, om Christus' wil !"

Wanneer we zó diep buigen, zal de Heere ons niet afwijzen. Dat heeft die Kananese vrouw ondervonden, want ze ontving een rijk antwoord op haar ootmoedige bede : , , 0 vrouw, groot is uw geloof, u geschiedde gelijk gij wilt". En zij heeft haar bede, inderdaad verkregen, want haar dochter werd van diezelfde ure aan gezond, dat was geen brokske, dat waren geen van tafel gevallen kruimkens, maar dat was het volle kinderdeel. Daarom wekken we u op om met David te bidden :

Hoedt mijn ziel, en redt z' uit noden - , Maak mij niet beschaamd, o Heei'; Want ili kom tot U gevloden. Laat d' opiechtheid meei en meer. Met de vroomheid, mij behoên ; 'k Wacht op U in mijn ellenden. Laat Uw hand in tegenspoên, Israël verlossing zenden.

Veenendaal

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 augustus 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Een ootmoedige bede

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 augustus 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's