Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET KOMENDE KONINKRIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET KOMENDE KONINKRIJK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Gij, koninkrijken, Gods loi " zingt

(IV)

Ja, Gods kerk heeft een. toekomst. En welk een. toekomst! Eens zal voor haar de zeer gewenste en troostvolle Dag aanbreken. Alsdan- zal, om met onze Belijdenisgeschriften te spreken, de volle verlossing voor de vromen en uitverkorenen volbracht worden en aldaar zullen zij ontvangen de vruchten < des arbeids en der moeite, die zij zullen gedragen hebben ; hunne onnozelheid zal door allen bekend worden en zij zullen de schrikkelijke wrake zien, die God tegen de goddelozen doen zal, die hen getiranniseerd, verdrukt en gekweld hebben in deze wereld. De gelovigen en uitverkorenen zullen gekroond worden met heerlijkheid en ere. De Zoon Gods zal hun naam belijden voor God Zijn Vader en Zijn uitverkoren engelen ; alle tranen zullen van hun ogen afgewist worden. En tot een genadige vergelding zal hen de Heere zulk een heerlijkheid doen bezitten, als het hart eens mensen nimmermeer zou kunnen bedenken. Daarom verwachten wij die grote Dag met een/'groot verlangen om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus, onze Heere. Met groot verlangen uitzien naar die grote Dag des Heeren.

Wanneer Gods kerk en kind dit doen, dan zijn ze welgesteld. Dan is er de geloofsaanschouwing van het onuitsprekelijke heil, waarvan Gods beloften getuigen en waarvan eens ten volle zal worden genoten.

Ten volle genoten. Dan, bij het aanreken van die grote Dag, wanneer het Koninkrijk der hemelen in heerlijkheid zal geopenbaard worden. Dan, wanneer Gods strijdende kerk, als het ware uit de frontlinie teruggetrokken is, omdat de Dag der volkomen Goddelijke overwinning is aangebroken.

Maar dit neemt niet weg, dat er van dat heil reeds in het strijdperk van dit leven genoten kan worden, al is het dan nog niet ten volle. Of zou er niet van zielsgenieting sprake zijn, wanneer met een levend geloof gezongen mag worden : Gij toch. Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht. Uw vrije gunst alleen wordt d' ere toegebracht! Wij steken 't hoofd omhoog en zullen d' eerkroon dragen, door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen. Want God is ons ten schild in 't strijdperk van dit leven, en onze Koning is van Israels God gegeven ?

In 't strijdperk.

Johannes op Patmos wist daar wel iets van. Schrijft hij niet: „Ik, Johannes, die ook uw broeder ben en medegenoot in de verdrukking".

Maar in deze verdrukking, die hij met al zijn broeders in Christus op het vasteland gemeen had, kan hij reeds bij aanvang genieten van iets dat hem kracht gaf om die verdrukking te verdragen. Want op de woorden : , , Ik, Johannes, die ook uw broeder ben en medegenoot in de verdrukking", laat hij volgen : , , en in het Koninkrijk". Dat Koninkrijk der hemelen stond hem in al zijn heerlijkheid voor ogen. Dat Koninkrijk, waarover zijn Heiland tijdens Diens omwandeling op aarde telkens weer gesproken had. Wat zal hem in dit verbanningsoord, op dit eenzame Patmos, waar hij terwille van zijn geloof verbannen was, vaak het woord uit de zaligsprekingen in gedachten zijn gekomen : , , Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen". •

Het eerste boek van het Nieuwe Testament is reeds aanstonds begonnen met te wijzen, zowel bij monde van Johannes de Doper als door het getuigenis van Christus, op het Koninkrijk der hemelen.

En telkens weer, door het gehele Nieuwe Testament, wordt Gods kerk aan dit Koninkrijk herinnerd en er door vertroost.

En in het laatste boek van de Bijbel is het de oude, grijze Ziener op Patmos, die het zijn broeders, die toen leefden, maar in hen ook alle levende lidmaten van Christus door alle eeuwen heen, het in hun verdrukking vertroostend komt toe te roepen: we zijn medegenoten in het Koninkrijk.

Die gedachte aan het Koninkrijk heeft dus wel zijn gedachten beheerst.

Hoe zou het ook anders kvmnen.

Eens had Johannes met zijn medediscipelen aan hun Heiland gevraagd : leer ons bidden. Daarop heeft Christus hun het allervolmaaktste gebed geleerd.

En ziet, in dit korte gebed van slechts enkele zinnen werd zelfs tweemaal het Koninkrijk naar voren gebracht. Eerst de bede om de komst van 't Koninkrijk.

En aan het einde de uitdrukking des geloofs dat Godes het Koninkrijk is. Terwijl we tegen de achtergrond van het , , Onze Vader" als het ware dat andere koninkrijk aanschouwen. Het rijk van de vorst der duisternis. Want is er ook niet de bede, ingevoegd : verlos ons van de Boze ? Ja, de Boze en zijn rijk verwikkelen Gods kerk en Gods kind telkens weer in de strijd, op zo velerlei manieren. En in dit alles gaat zijn strijd tegen het Koninkrijk des Heeren. Doch de bidder mag het weten dat het koninkrijk niet is aan de Boze. Daarom belijdt hij : Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid.

De wetenschap des geloofs, waardoor hij er zich van bewust was dat Gods Rijk door alles heen onwederstandelijk komt, was de troost voor Johannes op Patmos. Dit is ook de troost voor Gods strijdende kerk tot op de Jongste Dag.

Het komende Koninkrijk.

Calvijn heeft eens gezegd : , , Vruchteloos zou over het koningschap van Christus (en dus ook over Zijn Koninkrijk) gesproken worden, indien we ons niet zouden afvragen : waartoe het dient en wat het ons aanbrengt".

Daarom mogen we ons, na hetgeen naar voren gebracht is over het komende Koninkrijk, wel afvragen : wat heeft een en ander ons te zeggen ten opzichte van het geestelijke leven ?

Zou dan allereerst niet duidelijk naar voren komen, dat in het geestelijke leven deze vraag de boventoon moet hebben : , , Hoe komt God aan Zijn eer ? " Aan deze vraag toch is die andere , , Hoe word ik zalig", hoe uiterst belangrijk en noodzakelijk ook, ondergeschikt. Calvijn heeft hier steeds op gewezen. Want ook in de wedergeboorte gaat het om God en Zijn Rijk.

Tengevolge van de zonde in het paradijs is het mensdom en als gevolg daarvan ook de schepping, onder Gods vloek gekomen. Satan werd overste der wereld. Doch de hemel heerst, en niet satan. Satans duivelse toeleg om het doel Gods met de schepping en met het kroonjuweel der schepping, de mens, voor eeuwig te verijdelen, zal niet gelukken. De Heere laat niet varen het werk Zijner handen, en wat God Zich voorgenomen heeft kan door geen macht der wereld ooit worden, verijdeld.

God zal zorgen, de satan ten spijt, dat door herschepping Zijn doel zal worden bereikt. God, Koning over een Koninkrijk met gewillige en Hem liefhebbende onderdanen, met een gezegend aardrijk als plaats ter woning. Hemel en aarde zullen dan geen tegenstelling meer zijn, doch het volmaakte kunstgewrocht Gods, het werk Zijner vingeren, waarbij alles door de vrede bloeit.

En nu begint God, terwijl de schepping nog onder de vloek blijft, Zich door wedergeboorte een volk te formeren, dat Zijn lof zal verkondigen. God begint Zijn wederbarend, herscheppend werk bij het centrum, de mens. En hierin ontvangt de schepping een onderpand, dat ook zij eens door de wedergeboorte heen, wanneer de Zoon des Mensen op de wolken des hemels zal verschijnen, in volle luister zal worden hersteld. Ontheven van de vloek der zonde. Daarom is de schepping in barensnood en*

zucht, hopende op de vrijmaking van de dienstbaarheid der verderfenis, om dan zich te kunnen verlustigen in de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Zoals de schepping nu deelt in de vloek over de zonde van de mens, zo zal eens met de verheerlijking der kinderen Gods Oök eén Vernieuwing en verheerlijking van de schepping gepaard gaan.

Daarom heeft de komst van Christus en Zijn Koninkrijk op aarde niet alleen betekenis voor de mens, maar ook voor de gehele schepping. In Hem is er niet alleen verzoening en verlossing van de zonde. Hij geeft niet alleen de geestelijke wedergeboorte en vernieuwing — maar óok zal als vrucht van Zijn arbeid de ganse schepping wedergeboren en vernieuwd worden. En als met één stem zal een wedergeboren volk en een wedergeboren schepping Gods lof zingen.

Wanneer we ons realiseren dat God bezig is Zijn Koninkrijk te doen komen, dan krijgen we oog voor de grote lijnen van het werk Gods. Dan zullen we ook bewaard worden voor eenzijdigheden en geestelijk egoïsme. Dan zullen we niet altijd en uitsluitend vertoeven in de spelonken van ons innerlijk geestelijk leven, doch eveneens — figuurlijk gesproken — uitgaan in de vrije velden en onder de wijde luchten, om de gangen Gods te aanschouwen gedurende de loop der tijden in de geschiedenis dezer wereld, inzonderheid in de geschiedenis Zijner kerk en in de majesteit van Zijn schepping.

Hoe zijn in de geschiedenis van de wereld en van de kerk de daemonische invloeden van de Vorst dezer wereld te aanschouwen. Deze heeft het immers op de ware kerk gemunt ? Op allerlei wijzen gaat hij daafbij te werk. Zijn Gode-vijandige invloed doet hij daarbij uitgaan op wereldmachten, politiek, wetenschappen, enz. Vaak verschijnt hij als een engel des lichts, inzonderheid op het terrein der kerk en in het persoonlijk geestelijk leven. Maar hóe hij ook komt, steeds heeft hij slechts één doel voor ogen : God Zijn eer te ontroven en de zielen der mensen te verderven. En waar juist door de komst van Gods Koninkrijk God weer aan Zijn eer komt en mensen in de rechte verhouding tot God en Zijn Christus, daar betoont satan zich als de grote tegenstander -van dat komende Koninkrijk.

Van één ding is satan zich heel goed bewust, n.l. dat de kerk, die het Woord Gods, het Evangelie des Koninkrijks, in getrouwheid aan de Koning der kerk wenst te verkondigen, het voornaamste instrument is, waarvan de Heere Zich bedient voor de komst van Zijn Rijk. Vandaar dat de Overste dezer wereld óf openlijk óf bedekt, tegen de kerk alle krachten in de strijd werpt.

Openlijk. We denken aan de vele kerk- en geloofsvervolgingen welke er geweest zijn en nog zijn. Hoe woedt hij in onze dagen b.v. achter het ijzeren gordijn en ook in het Toradja-land, waar de jonge Toradjakerk onder de druk doorgaat.

Bedekt. Wanneer de satan de strijd openlijk aanbindt dan verslaat hij zijn duizenden, doch doet hij het bedekt, dan zijn tienduizenden. Wie zal zeggen hoeveel zielen hij door een valse leer misleid heeft, hoe hij door het invoeren van dwaalleringen het merg uit de prediking heeft weggehaald. Ware het niet, dat God Zelf Zijn kerk in stand houdt, deze ware reeds lang vergaan, in zekere zin eigener beweging, zonder

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 september 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET KOMENDE KONINKRIJK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 september 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's