Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE LITURGIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE LITURGIE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

F(eferaat gehouden op de ledenvergadering van de Gereformeerde Bond. op 28 April 1954 te Utrecht

IV.

In het vorige artikel gaven we drie redenen, waarom o.i. het vrije lied moet worden afgewezen. We voegen er het volgende nog aan toe :

Ten bewijze van de grote gevaren, die het vrije lied met zich brengt, diene nog de , , Verklaring vooraf" van de Gezangenbundel, die in 1807 werd ingevoerd. We lezen daarin o.a. : , , Wij ondergeschreven predikanten en ouderlingen enz, verklaren, dat wij met alle nauwkeurigheid hebben toegezien, dat daarin niet mocht voorkomen, enigszins strijdig met de aangenomen leer der Ned. Herv. Kerk, zoals die naar Gods Woord in de H. Catechismus, de Belijdenis des geloofs en de Canones van de Synode Nationaal te 'Dordrecht in de jaren 1618—'19 gehouden, vervat is" enz.

Intussen weten we maar al te goed, welke fletse en rem-onstrantse liederen in deze bundel worden gevonden. Men kan in goede gem_oede menen met de belijidenis der Kerk in te stemmen, terwijl men echter in werkelijkheid allang aan het geloofsleven, waaruit die belijdenis opkomt, ontzonken is. Het vrije lied zakt mee. De psalmen zijn daarentegen voor het geestelijk leven normerend, critiserend en genezend.

Tenslotte is er het grote gevaar, dat het vrije lied de psalmen gaat verdringen. Daarmee houdt gelijke tred het vervlakken van het geestelijk leven. Of moet het omgekeerd worden ? — In ieder geval vinden we in heti buitenland en ook in ons land daarvan de veelzeggende voorbeelden.

Al deze motieven moeten o.i. doorslaggevend zijn om het vrije lied radicaal af te v/ijzen. En dit te meer, aangezien onze vaderen reeds in deze richting wezen. Wordt door de Synode van Dordrecht van 1574 nog even geaarzeld, die van 1578 zegt uitdrukkelijk : De psalmen Davids, door Petrus Dathenus overgezet, zullen in de Christelijke samenkomsten der Nederduitse kerk, gelijk men tot nog toe gedaan heeft, gezongen worden, , achterlatende de gezangen, dewelke in de H. Schrift niet worden gevonden, (art. 24).

Zo spreekt ook de kerkorde van Middelburg in 1581 en van 's Gravenhage in 1586. De Synode van Dordrecht van 1618—-'19 doet slechts een kleine concessie ten opzichte van het blijkbaar zeer bekende gezang , , 0 God, Die onze Vader zijt", maar roept dan ook verder met nadruk op tot het weren van alle andere gezangen uit de kerken (art. 69).

Zouden we in dit opzicht van deze kwestie de voorzichtigheid der vaderen negeren, dan doen we nog meer. We negeren óok de les van de historie in de eeuwen na hen. En dat zou toch wel van hardleersheid getuigen.

De beste raad, die wij menen te kunnen geven, is daarom zich beslist te houden aan de berijmde Schriftgedeelten, . Of dit alleen de 'berijmde psalmen moeten zijn, is een andere vraag. Er komen in de Heilige Schrift ook andere poëtische gedeelten voor. Ook in het Nieuwe Testament. In de berijmde lofzangen achter de psalmen hebben we trouwens al enige buiten da psalmen berijmde Schriftgedeelten.

O.i. is er veel te zeggen voor stelling 27, die dr. H. Schroten toevoegde aan zijn proefschrift en waarin hij het wenselijk oordeelt, dat er een bundel liederen is, 'bestaande uit berijmde gedeelten der H. Schrift naast de berijmde psalmen.

Maar dat is nu niet aan de orde. We hebben slechts te kiezen tussen het vrije lied en alleen-de-psalmen met de enige gezangen. Dan kan en mag o.i. om de principiële redenen, die boven genoemd zijn, slechts voor het laatste worden gekozen.

En niemand denke, dat we ons daarbij eigenlijk een beetje schamen of verlegen staan te kijken. Wij houden het er integendeel voor, dat degenen, die zo staan op het Nieuw-Testamentisch lied, waaronder zij dan verstaan het vrije lied, meestal juist hun armoede daarin aan de dag leggen. Zij verstaan blijkbaar de geestelijke diepten en rijkdommen der psalmen niet, welke toch het leven der Kerk zo heerlijk vertolken en vol zijn van Christus. Geen traditionalisme of conservatisme binden ons aan de psalmen, doch het besef van de onmetelijke rijkdommen, die we in het Woord zelf hebben. Het is voor ons juist bewijs van armoede, als men beslist niet zonder het vrije lied meent te kunnen.

Tot slot nog een opmerking ten opzichte van de schuldbelijdenis en de genadeverkondiging. Moet aan deze ibeide in de liturgie een zelfstandige, plaats worden toegewezen ?

Velen menen deze vraag 'bevestigend te moeten beantwoorden.

Het is een feit, dat in de tijd van de reformatie aan de schuldbelijdenis een •zelfstandige plaats werd toegekend. Meest in het begin van de dienst na de lezing van de wet. Ten opzichte van de genadeverkondiging en de terugwijzing (absolutie en retentie) staat het anders. Zij komen in de tijd van de reformatie voor, maar óok niet. Calvijn had ze beide b.v. wel opgenomen in zijn liturgie in zijn Straatsburgse periode, maar handhaafde ze niet, toen hij later in Geneve was. V/e zullen dat wel zó moeten verklaren, dat hij in Straatsburg zich eenvoudig! gevoegd heeft in de daar geldende gang van zaken, terwijl hij in Geneve de liturgie meer gevormd heeft naar zijn eigen inzicht. Hij heeft er dus van afgezien om aan de genadeverkondiging en de terugwijzing een zelfstandige plaats toe te kennen.

Met dit oordeel van Calvijn stemt overeen de uitspraak van de Synode te Middelburg in 1581. De vraag werd gesteld : of het niet goed ware des Sondagsi na de Predicatie opentlijk in 't gemein den boetvaerdigen vergevinge, en den on'boetvaerdigen bindinge der sonden te verkondigen ? Hierop antwoordde de Synode : Overmits de bindinge en ontibindinge der sonden genoegsaem in de predicatie des Woords geschied, dat het daerom onnodig is een eigen forme daer toe in te voeren.

Dit antwoord is o.i. afdoende en ook geldend voor onze tijd. De dienaar des Woords bedient het Woord met am'btsibevoegdheid van Christus wege en hanteert alzo de sleutels des hemelrijks, wat zo zuiver omschreven wordt in antw. 83 en 84 van onze Catechismus; Zo komen de absolutie en retentie _ althans bij de rechte bediening des Woords, ongetwijfeld beter tot hun recht dan in een gestaag terugkerende vaste vorm.

Maar moet niet hetzelfde gelden van de schuldbelijdenis ? Deze kan haar plaats ontvangen in het voorgebed, dat de dienaar als mond der gemeente opzendt tot God. Op de schuldbelijdenis in dit gebed kan dan vanzelf volgen de bede om vergeving en genade tot een wandel in de geboden des Heeren.

Te overwegen is om het voorgebed te stellen tussen de lezing der wet en de Schriftlezing, zoals dat ook in het ontwerp dienstboek wordt voorgesteld.

We zullen geen heil vinden in vermeerdering van vaste vormen, maar alleen in een worstelen om in geest en waarheid naar God te horen. Hem te aanbidden en te dienen. Hierbij rust op de schouders van de dienaar zeer grote verantwoordelijkheid. Veel meer, dan wanneer hij als liturg een vaste orde afwerkt. Maar juist dat zal, mits er waarachtige geestelijke voorbereiding is, ook gezegende vrucht afwerpen voor gemeente en dienaar. De dominé is niet klaar, als hij zijn schets op papier heeft. Dan begint het.pas in zekere zin. Hij heeft met zorg de passende psalmen te zoeken en zich geestelijk voor te bereiden op de ontmoeting van God met de gemeente, waarbij hij Gods tolk zal zijn, maar ook de mond der gemeente. Hij heeft alzo wel te weten, wat hij van Gods wege in laatste ernst de gemeente heeft te verkondigen. Doch ook heeft hij te weten wat hij van de gemeente heeft voor te dragen aan Gods genadetroon. Daarom is ook nodig geestelijke voorbereiding en instelling op het gebed.

Als deze geestelijke voorbereiding ons niet onbekend is, zal ook de zegen niet uitblijven. Dan kan van de kansel getoond worden een Sinaï in heiligheid, omringd van bliksemstralen, doch óok het bloed van Christus druipen op de gemeente. Zo immers kan de dienaar voor Gods aangezicht belijden de zonden der gemeente en pleiten op genade, die in Christus is aangebracht.

. Neen, God is voor het wegschenken van Zijn zegen niet gebonden aan de gesteldheid van de dienaar, maar de dienaar is wèl gebonden aan Gods orde. Daarom wee hem, die niet alzo doende is in Zijn dienst.

Alzo bezig zijnde zullen we ongetwijfeld reformatorisch leven zien ópenhaar worden in de gemeente tot een getuigenis in de wereld, die het spoor bijster is.

Hier moge nog volgen de orde van dienst, welke wij thans volgen ;

1. Votum.

Onze hulp is in de Naam des Heeren, Die hemel en aarde geschapen heeft, Die trouwe houdt tot in eeuwigheid en nooit laat varen de werken Zijner handen.

2. Zegengroet.

Genade, vrede en 'barmhartigheid zij u van God de Vader, door Jezus Christus Zijn Zoon, in de gemeenschap van de Heilige Geest.

3. Psalmlied.

Wordt door een ouderling opgegeven.

4. Wet of Schuldbelijdenis.

Dienaar : Hoort, gemeente, de wet des Heeren : of hij leest of de Wet of Geloofsbelijdenis.

Ouderling leest de wet.

Geloofsbelijdenis.

Dienaar : De gemeente doe belijdenis van haar algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof, instemmende in haar hart mét de woorden van de Apostolische Geloofsbelijdenis :

Ouderling leest de belijdenis.

5. Schriftlezing.

Dienaar : Wij lezen in het Oude Testament, het boek enz.

Ouderling leest.

Dienaar: Hier eindigt de eerste Schriftlezing. Wij lezen in het Nieuwe Testament, het evangelie, de brief, enz.

Ouderling leest. Dienaar: Hier eindigt de tweede Schriftlezing.

Is er maar één Schriftlezing, dan wordt de Schriftlezing vanzelf gesloten met de woorden: Hier eindigt de Schriftlezing.

6. Gebed.

Als de wet gelezen is : Verootmoedigen wij ons voor de Heere onze God en smeken wij om Zijn zegen :

Als de geloofsbelijdenis gelezen is : Laat ons bidden :

7. Inzameling der gaven.

Uw gaven zullen worden ingezameld voor :

1. de dienst der barmhartigheid, en 2. de instandhouding van de kerkedienst. Gedenkt het woord der Schrift: wisseltekst. De gemeente zingt : Gemeentezang en orgelspel tijdens de gehele duur van de inzameling der gaven.

8. Tekst. Onze tekst is :

9. Eerste gedeelte der predikatie.

10. Psalmlied.

11. Tweede gedeelte der predikatie.

12. Gebed. Laat ons bidden :

13. Psalmlied. De gemeente zingt :

14. Zegen.

Gaat heen in vrede en ontvangt de zegen des Heeren : De genade van de Heere Jezus Christus en de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen. Amen.

Of: De Heere zegene u en behoede u! De Heere doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig ! De Heere verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede ! Amen.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 november 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE LITURGIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 november 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's