Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mönnich's Pelgrimage

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mönnich's Pelgrimage

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het voorjaar 1953 heeft prof. dr C. M. Mönnich, hoogleraar aan de gemeentelijke universiteit te Amsterdam, een studiereis door Frankrijk gemaakt langs vele oude kerken, basilieken en kathedralen. De indrukken van deze reis heeft prof. Mönnich op speelstheologische, wijze in zijn boek „Pelgrimage, ontmoetingen met de cultuur" weergegeven. 1)

Het is van belang bij dit boek stil te staan, niet alleen vanwege zijn artistieke en litteraire kwaliteiten, maar ook vanwege sommige theologische tendenzen met een bepaald extreem-Lutherse structuur, die wij ook hier en daar ontdekken in de theologische bezinning van onze eigen Hervormde Kerk. In 't bijzonder willen wij hierop onze aandacht vestigen.

Op deze pelgrimstocht naar de voornaamste bronnen van onze westerse beschaving is de schrijver geconfronteerd geworden met de verhouding Christendom en cultuur. De schrijver neemt ten opzichte van deze problematiek een duidelijk omschreven standpunt in : , , Christelijke cultuur is geen Christendom, cultureel Christendom is geen cultuur" (blz. 7).

Christendom en cultuur zijn, volgens hem, zelfstandige naamwoorden, die dus tegenover elkaar dienen te staan. Wordt Christendom een adjectief bij cultuur, dan leidt dit op Satanswegen. Wordt cultuur als adjectief geplaatst bij Christendom, dan wordt deze een instrument van de antichrist. Bij Mönnich hebben derhalve Christendom en cultuur niets met elkaar uit te staan, het zijn twee zelfstandige grootheden.

Dit thema speelt door het gehele boek heen en vanuit dit beginsel — want het is een beginsel ! — mijmert de schrijver over de schoonheid van basilieken en kathedralen en houdt hij zijn — m.i. vermoeiende —gesprekken met de duivel. De wonderbaarlijke basiliek van Vèzelay wordt b.v. beschreven (blz. 9), maar de schrijver laat tevens de goddeloosheid van deze Christelijke cultuur aan de dag treden door de aandacht te vestigen op de abt, die eeuwen geleden , , glimmend van genoegen" de rijke inkomsten van de pelgrimgangers op het oog had (blz. 19) enz.

Bij dit boven omschreven uitgangspunt van Mönnich stellen wij al dadelijk de critische vraag : Is de cultuur goddeloos ? In de Calvinistische traditie spreken wij over een door-de-zondeverbroken cultuur. De Calvinist erkent de opdracht tot cultuurarbeid, heeft oog voor de rijkdom der cultuur als een gave Gods, maar negeert daarbij de werkelijkheid niet, dat de cultuur door zondige mensen wordt bedreven. Ongetwijfeld ziet ook het Calvinisme de spanning tussen Christendom en cultuur, maar - het wil deze spanning niet opheffen door beide polen als onafhankelijke grootheden ios naast elkaar te plaatsen.

Vanuit de critiek op Mönnichs uitgangspunt zullen wij daarom ook ernstige bedenkingen moeten aanvoeren ten aanzien van de consequenties, die uit dit standpunt voortvloeien. Deze consequenties hebben betrekking a op de cultuur, b op het Christendom.

Ten aanzien van de cultuur wordt de volkomen saecularisering gepredikt. Wij zijn goddeloos, onze cultuur is goddeloos. Als cultuurdragers zijn Christenen en niet-Christenen gelijk. , , De Christen heeft niet een fatsoenlijke Christelijke levensbeschouwing, maar hij kijkt tegen de wereld en tegen het leven niet anders aan dan zijn niet- Christelijke tijdgenoten" (blz. 43). Ik geloof daar niets van. De Christen ziet vanuit het profetische Woord zichzelf, mensheid en wereld anders dan zijn niet-Christelijke tijdgenoten. Het Woord Gods geeft hem een andere visie en daardoor een andere levenshouding. Is het Evangelie niet meer een licht op ons pad, levenwekkend en leven-richtend ? En leert de geschiedenis ons niet, hoe het Evangelie in het leven der volkeren cultuur-stimulerend en cultuurvormend heeft gewerkt ? De rekenende abt van de kathedraal te Vézelay doet niets af van de waarheid, dat het toch de geest van het Christendom is geweest, die dergelijke machtige bouwwerken in de Middeleeuwen deden ontstaan.

De tweede consequentie van Mönnichs grondthema heeft betrekking op de beschouwing van het Christendom. Christendom en , , Christelijkheid" worden van deze wereld losgemaakt en het enige contact tussen God en ons wordt gezocht in een overspannen Lutherse rechtvaadigheidsleer ; Justus ac peccator, gerechtvaardigde en zondaar. Achter Mönnichs speelse theologie doemt Barths uitverkiezingsleer op. De mens is goddeloos, maar God heeft nu juist die goddeloze mens lief (blz. 24, 25). Deze overspannen rechtvaardigingsleer maakt de bekering overbodig. Bekering is niet zo belangrijk, volgens Mönnich. „Het Woord van God is barmhartiger dan zijn profeten. Ninevé bleef overeind staan. Jawel, ik weet dat de mannen van Ninevé rouw bedreven, zij kondigden een vasten af en trokken rouwklederen aan, toen zij de boodschap van Jona's God hadden gehoord ; en de Parijzenaars deden dat die avond bepaald niet op de Champs Elysées. Maar is dat nu zo belangrijk ? Er is een Christendom, waarin de gezindheid alles is, en waarin de cultus van de bpete en het berouw geacht wordt verzoenende werking te hebben. Dat is een merkwaardig bijgeloof, geboren uit de onderschatting van wat schuld en zonde in de grond van de zaak zijn : de niet te ontlopen situatie van het menselijk bestaan" (blz. 49).

Prof. Mönnich vindt bekering dus niet zo belangrijk. God vindt bekering echter wel belangrijk, in hetzelfde boek Jona lezen wij (3 : 10) : , , Toen God zag, wat zij deden, hoe zij zich bekeerden van hun boze weg, berouwde het God over het kwaad, dat Hij gedreigd had hun te zullen doen en Hij deed het niet". Uit de vele Schriftplaatsen, die de , , belangrijkheid" van de bekering aantonen, noem ik alleen die uit Jeremia : , , Alleen ken uw ongerechtigheid, dat gij tegen de Heere uwe God gezondigd hebt...." De schuldbelijdenis zien wij als een schriftuurlijke voorwaarde om de schuldvergiffenis in de rijkdom van Christus' verzoening te leren zien. Terwijl dit alles helemaal nog niet betekent, dat , , de cultus van de boete en het berouw geacht wordt verzoenende werking te hebben". De Gereformeerde Heidelberger Catechismus leert in vraag 61 en 63 wel wat anders.

Maar dit alles noemt prof. Mönnich , , merkwaardig bijgeloof". Wij echter komen voor dit , , merkwaardig bijgeloof" op en wij hebben er geen behoefte aan de genade te laten opgaan in een objectief universalisme. Wij erkennen de arbeid van de Heilige Geest, die een mens overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel en hem het heil openbaart in Christus.

Ook ds. Buskes is ten strijde getrokken tegen de opvatting van , , de onbelangrijkheid den bekering" bij prof. Mönnich 2) en ik vraag mij af of het verzet van sommigen tegen het , , fundamentalisme" van Graham niet zozeer met diens fundamentalisme doch veeleer met zijn bekeringsappèl iets te maken heeft.

Achter al deze opvattingen staat de uitverkiezingsgedachte van Karl Barth. , , Auch die Verworfenen stehen in diesem Lichte der Erwahlung". Het heeft ook in deze discussie goede zin weer eens aan de uitspraak van Emil Brunner te herinneren, dat Barth met deze beschouwing verder gaat dan alle leraren van het wederherstel aller dingen =*).3

Er is ook nog te wijzen op het godsbeeld van prof. Mönnich. De majesteitelijke God met Zijn wil en wet verdwijnt geheel en al en hij houdt niets anders over dan een God, , , die niet mensloos kan wezen" (blz. 24 , , God is de zwakste — dat is de redding van de mens". , , Wij' zijn het gevoel voor de zwakheid van God teveel kwijt geraakt. Als Paulus van die zwakheid spreekt, dan vinden wij dat toch eigenlijk een aardige, of misschien zelfs 'n gedurfde metafoor — want God kan toch alles. Neen, Hij kan niet alles, en de woorden uit de eerste brief aan de Corinthiërs zijn letterlijk waarheid. , , Het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen"". Een wonderlijke interpretatie, van 1 Cor. 1 vers. 25 ! In het verband beschouwd slaat , , het zwakke van God" helemaal niet op Gods wezenshoedanigheid, maar op de door de wereld als dwaasheid en zwakheid aangemerkte wijsheid. Wij prediken de kracht Gods en de wijsheid Godo, zegt Paulus in vers 24. Mönnich zet de bewogenheid Gods om in de zwakte van God.

Verder verwonderen wij ons niet meer over Mönnichs bestrijding van systemen (blz. 43) en beginselen (blz. 114, 115), het wordt alleen wat vervelend, wij hebben het al zo vaak gehoord. Maar wij zijn nog steeds niet overtuigd, omdat wij niet geloven, dat er één mens zonder systeem en zonder beginsel kan leven. Want bij alle bestrijding van beginselen is het toch wel zeer vermakelijk op te merken, dat het gehele boek van prof. Mönnich door één stérk beginsel bepaald wordt n.l. door dat van de goddeloosheid van de cultuur. De strijd tegen beginselen als zodanig is een strijd van Don Quichot de la Mancha tegen windmolens. Elke strijd tegen de beginselen als zodanig wordt ingegeven door het beginsel der beginselloosheid. Wij kunnen nooit tegen beginselen in het algemeen strijden, die strijd openbaart zich steeds als een strijd tegen een bepaald beginsel en het opkomen voor een ander beginsel. Ook in , , Pelgrimage" wordt gestreden tegen het beginsel van de , , Christelijke structuur" en opgekomen voor het beginsel van de , , godloze cultuur". Elke fulminatie tegen het beginsel als zodanig is in wezen zinloos.

Prof. Mönnich spreekt ook over de orthodoxie. , , Er is een rechtzinnigheid, die men niet recht in het gelaat moet zien. Want haar oogopslag is als van Medusa : dodelijk" (blz. 60). Dit is niet aardig van prof. Mönnich, vooral niet, als hij ons met zo'n liefdevolle blik aanziet, wanneer hij schrijft over Theodore de Bèze als , , de Malenkow van Stalin- Calvijn" (blz. 13), over de rechtzinnigheid als , , eigenwijsheid" en over orthodoxie , , die aan asthma lijdt (blz. 56). Liefdevol ziet de hooggeleerde schrijver ook op ons neer, wanneer hij de evangelisatie aanduidt als , , één van de bizondere vormen, waarin de , , erfzonde" in Nederland zich pleegt te openbaren" (blz. 114). Het apostolaat in onze kerk houde het zich voor gezegd !

Het boek is tenslotte een uiting van het moderne existentialistische levensgevoel van deze tijd. Ik denk aan Kierkegaard. Ook hij kon de Christelijke religie en de cultuur niet in een eenheid samenbrengen. Dat heeft, volgens Jaspers, het Christendom wel gedaan 4). Maar Kierkegaard kon dat niet en beschouwde dientengevolge het Christen-zijn dan ook als martelaar-zijn. Dat heeft Kierkegaard veel pijn bezorgd. Van die pijn heb ik in Pelgrimage niets gemerkt.


1) Ui tg. Moussault, Amsterdam, 1953, 175 blz. ƒ8.90.

2) In „Wending", Sept. 1954, , .Vragen rondom Bonhoeffer".

3)' Emil Brimner, , , Die Christliche Lehre von Gott" I, Zurich, 1946, § 376.

4)' Karl Jaspers, „Von der Wahrheit", München, 1947, § 854 f.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Mönnich's Pelgrimage

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's