Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het moet komen tot daden!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het moet komen tot daden!

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

.Ds. J. J. Timmer

Van tijd tot tijd ontvang ik van de zijde van de ambtsdragers in de Gereformeerde kerken een schrijven, waarin de mannen van de Gereformeerde Bond worden aangezet om nu eens te komen tot daden.

Men schijnt wel te willen waarderen dat we als leden van de Gereformeerde Bond in onze diep gezonken kerk opkomen voor Schrift en Belijdenis, maar in de grond der zaak vindt men ons toch maar slappelingen.

We begrijpen héél goed, wat men daarmee bedoelt. Laat ik maar eens een paar voorbeelden noemen, waarop vaak door hen gewezen wordt. Er komt in een orthodoxe gemeente zich iemand vestigen, die vrijzinnig is.

„Zulk een vrijzinnig mens moet nu eindelijk maar eens niet meer in de registers der lidmaten worden ingeschreven". Attesten moeten aan hen, die van de belijdenis afwijken, niet meer worden afgegeven om elders belijdenis te kunnen doen, of de Heilige Doop voor hun kroost te verkrijgen in een naburige gemeente, die b.v. vrijzinnig is.

Of laat ik maar eens het ernstigste noemen : in een Bondsgemeente treedt een vrijzinnig predikant op. Mag dat langer door die Hervormd Gereformeerde kerkeraad worden geduld ? , , Neen", zegt men in het kamp der gescheidenen. , , Zo iets mag niet langer worden getolereerd". En wat gebeurt er dan, als het zogenaamd tot daden komt? Wel, dan begint er een kerkelijke procedure. En we weten bij voorbaat wat het einde van zulk een procedure zal zijn. Die Herv. Geref. kerkeraad of predikant wordt natuurlijk afgezet. Men kan dan aansluiting zoeken, nadat men is afgezet, bij de Gereformeerden, Chr. Geref. Gemeente, Oud Gereformeerde groepen, Geref. kerken van art. 31, enz. enz., teveel om te noemen. Of men kan ook tot andere daden komen, door zelf weer een nieuwe kerk te formeren. Of het lichaam van Christus nog verder wordt verscheurd, daarover praat men dan niet meer. Wat de gevolgen verder zijn, laat men eenvoudig maar rusten. Als het maar tot daden gekomen is !

Wij kunnen dat van de kant der gescheidenen ó zo goed begrijpen. Psychologisch staat 't voor de gescheidenen vast, dat men geen ogenblik langer in die Hervormde Kerk mag blijven. En nu te zien, dat daar toch een zeer grote groep van gereformeerde mensen, verzameld in de Gereform. Bond, de strijd voortzet in die diep gezonken kerk voor Schrift en Belijdenis, dat kan men toch eigenlijk onmogelijk hebben. Zij gingen er uit en nu kan het niet anders of ze zijn van mening, dat wij óok moeten volgen op het pad van de afscheiding. Dit niet te doen, is volgens hun opvatting een zware zonde.

't Is wonderbaarlijk, dat de mannen van de afscheiding zó verbazend veel propaganda willen maken onder de Hervormden, die noodzakelijk moet leiden tot afscheiding, terwijl ze op ander terrein liever aan daden niet worden herinnerd.

Kort geleden sprak ik met iemand van de gescheidene kerken en vroeg hem, wat hij dacht over de oproep van Christus, dat de Zijnen één zouden zijn. 't Moet wezen één kudde en één herder. Het moet inzake de eenheid maar eens komen tot daden.

Van het zoeken van eenheid met de daad is er onder de gescheidenen maar héél weinig of niets te bespeuren. In één dorp zien we vaak allerlei groepen elkaar op de bitterste manier bestrijden. Men vecht tegen elkaar. Men negeert elkaar. Het is al een hele toer om deputaten van verschillende kerken tot een vriendschappelijke samenspreking samen te brengen.

En als we deze dingen vaak naar voren brengen en er op aandringen dat het nu ook eens tot daden moet komen en dat er een eind moet komen aan de verscheuring van het lichaam van Christus, dan bestaat het komen tot daden in de meeste gevallen alleen in het eenzijdig advies, wat mij een Oud- Gereformeerde ouderling gaf : Ze moeten allemaal maar Oud-Gereformeerd worden. (Sic !!)

Laten we maar beginnen met samen te belijden voor welke grote moeilijkheden we komen te staan en dat het o zo gemakkelijk is om elkaar in gebreke te stellen en te zeggen tegen elkaar, dat het nu maar eens uit moet wezen met dat gepraat, dat het nu eindelijk maar eens tot daden komen moet. De oplossing van het kerkelijk vraagstuk is niet zo gemakkelijk als het wel eens toeschijnt. Men ziet het vaak veel te eng en te smal.

Wij Hervormden vragen veelal, hoe we die Hervormde Kerk weer - in orde zullen krijgen. De gereformeerden zoeken hun eigen kerkformatie ook weer zo goed mogelijk te krijgen. Ga zo maar voort met al de kerken van de gereformeerde gezindte.

Maar, lezers, wees toch niet zo naïef alsof dat de oplossing van het kerkelijk vraagstuk zou wezen. Is hierop niet vaak van toepassing wat eens de apostel Paulus zeide : Zij zoeken allen het hunne ?

Neen, de oplossing van HET kerkelijk vraagstuk is de vraag, hoe de ware kerk weer één zal worden onder ons volk en tot rijke ontplooiing zal komen te midden van een krom en verdraaid geslacht.

Die oplossing is lang niet gemakkelijk. Maar één ding staat voor ons vast, dat die oplossing niet kan gezocht worden en mag gezocht worden in eindeloze afscheidingen en versplinteringen van de kerk van Christus, hoe men in het kamp der gescheidenen op daden moge aandringen.

Daden zeggen ons meer dan woorden, zegt men wel eens. Maar toch kunnen de voorbeelden van de daden in het kamp der gescheidenen ons tot geen voorbeelden strekken. Hun daden beangstigen ons. Hun daden zeggen ons hoe langer hoe meer, dat, we die kant niét op moeten.

Dit staat voor ons vast, dat de Heiland drie jaren getrouw is opgegaan naar de tempel, hoewel Hij van die tempel moest getuigen dat Farizeërs en Schriftgeleerden die tempel tot een moordenaarskuil hadden gemaakt. In die moordenaarskuil gingen Simeon en Hanna getrouw op om de Heere aan te roepen. Zelfs na de Pinksterdag gingen Petrus en Johannes samen naar de tempel om te bidden.

Wat hebben de profeten van Israël stand gehouden ten tijde van het diep verval van de tempeldienst, En het waren toch geen slappelingen. Aan afscheiding hebben ze echter nooit gedacht.

We gaan nu echter een stap verder.

Al menen we dat de tijd voor daden op het ogenblik niet rijp is, en al staat het voor ons vast, dat eigenwillig ingrijpen met de daad verkeerd kan zijn (denk maar aan Mozes), dan geven we echter gaarne toe, dat ons blijven in die dodelijk kranke kerk niet mag ontaarden in een soort defaitisme.

Loze woorden baten hier óok niet. Van negativisme kan de kerk van Christus ook niet voortbestaan.

En daarom is het zo nodig dat wij, die tot de Gereformeerde Bond willen behoren, onszelf de vraag stellen of de zonde van onze kerk ons al tot schuld is geworden. Dat vinden we bij mannen als Ezra en Daniël, die het herhaaldelijk hebben uitgesproken : Wij hebben gezondigd, wij en onze vaderen, en wij hebben gedaan wat kwaad is in Uw ogen.

Of is de belijdenis van schuld en zonde slechts lippenwerk?

Stijgt waarlijk uit het hart van die kranke kerk wel het gebed op om haar genezing? Smeken wij de Heere wel hartgrondig, dat Hij nog balsem neme voor haar pijn?

Als er een volk mag wezen dat zich voor de Heere in schuldgevoel verootmoedigt en de troon der genade bestormt, dan zal de Heere Zijn Heilige Geest schenken tot reformatie.

En dan komt het ook tot machtige daden. Dat hebben we duidelijk kunnen zien in de dagen der Hervorming.

We zijn het eens met de gescheiden 'broeders, dat het moet komen tot daden. Maar dan ook eerst tot de krachtige daden, die het gevolg zijn van de werking van de Heilige Geest.

Er worden heel wat daden verricht op kerkelijk terrein waarin de drijfveer van de Heilige Geest geheel wordt gemist. Men maakt ruzie en sticht een nieuwe kerkformatie en in zeJfverdwazing meent men bovendien nog, een daad voor de Heere te hebben verricht. En daarom roepen we de gescheiden broeders ernstig toe, voorzichtig te zijn met hun daden. Als we de voortgaande versplintering onder de gescheidenen gadeslaan, dan zouden we hun wel een ernstig „halt" willen toeroepen.

Men kan menen een werk Gods te hebben verricht, en het was misschien een daad van onszelf, waarin de satan zijn hand had. De voortgaande verscheuring van het lichaam van Christus kan zeker niet het werk Gods zijn.

In de samenkomsten van vele Oud- Gereformeerde groepen hoort men de oefenaars wel eens zeggen: We moeten weer terug naar die „grote" kerk, waar we 't samen verzondigd hebben.

Hoewel het meestal bij die woorden blijft en men niet tot de daad komt, ligt er in dat gezegde stellig iets goeds. Het gereformeerde volk van Nederland zal samen zijn kerkelijke schuld voor God moeten leren belijden. Als 't daartoe komen mocht, dan was er hoop. De Heilige Schrift vertelt het ons op zo menige bladzijde, dat er genade is voor een volk, dat berouwvol tot Hem wederkeert.

Dat men met die daad samen eens mocht beginnen en de Heere mocht aanroepen, dat Hij met Zijn Geest weer zal blazen in 't kerkelijke dorre doodsgebeente der gereformeerde gezindte.

Waar het niet komt tot de daad van waarachtig schuld belijden en het inroepen van de genade Gods over de diep gezonken kerkelijke toestand in Nederland, daar vleie men zich niet met de ijdele hoop, dat de zaak van het Koninkrijk Gods gered zou wezen met de daad van het stellen van een attestatiekwestie.

We denken er geen ogenblik aan om een dergelijke zaak te bagatelliseren, maar we zijn van mening dat we ook in onze Gereformeerde Bond, noch in de kerken der afscheiding reeds kwamen op de rechte plaats.

In het laatste jaar van de grote wereldoorlog waren er een poos verblijdende verschijnselen te zien. Verschillende kerken begonnen samen het aangezicht van God te zoeken. Door de nood werden ze naar elkaar toegedreven. Zie, dat was iets van die krachtige daden, die er toe kunnen leiden dat we weer één zouden worden. Eén in schuldgevoel, één in bidden en smeken, één in droefheid over de verbreking van de kudde van Christus, één aan de voet van het Kruis der genade. En dan konden we over die attestatiekwesties later nog wel eens spreken. Wanneer waarlijk de Geest van reformatie door de gereformeerde gezindte mocht blazen, dan zou 't nog wel eens kunnen blijken dat die kwesties, waarvoor nu bij ons geen oplossing mogelijk schijnt, heel gemakkelijk zouden kunnen worden opgelost.

Timmer.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Het moet komen tot daden!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's