Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het minderheidsvoorstel en de Gereformeerde Bond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het minderheidsvoorstel en de Gereformeerde Bond

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Dr J. Severijn

Het Algemeen Handelsblad onderstelt, zoals werd opgemerkt, dat het meningsverschil inzake de Overgangsbepaling tussen Synode en Gereformeerde Bond ernstiger is dan de van de zijde der Vrijzinnigen ingebrachte bezwaren.

Zonder twijfel is er aanleiding voor deze veronderstelling. Immers behalve het in het vorig nummer naar voren gebrachte, vergete men niet, dat deze Overgangsbepaling tegemoet wil komen aan midden-orthodoxe Evangelisaties in gemeenten met een Hervormdgereformeerde kerkeraad.

Niemand ga van de onderstelling uit, dat deze Overgangsbepaling gericht is tegen kerkeraden, die de aan hun toebetrouwde gemeenten naar de beginselen der vrijzinnigheid regeren.

Het spreekt vanzelf, dat Evangelisaties in Vrijzinnige gemeenten, als zij althans in de termen vallen een beroep zullen doen op deze Overgangsbepaling en mogelijk niet tevergeefs, maar daarvoor is deze Overgangsbepaling niet in het leven geroepen.

Nog verder ligt de onderstelling af, dat men iets heeft willen doen om onze gereformeerde Evangelisaties in de gelegenheid te stellen een enigszins meer kerkelijke geestelijke verzorging te genieten.

De midden-orthodoxie, die beweert, dat de gereformeerden hebben gefaald in hun kerkregering, dat de heerschappij der vrijzinnigen daarna ook op een mislukking is uitgelopen, acht zich thans geroepen om de kerk te saneren.

In Arminius de echte Hollandse reformator aanwijzende, ligt 't voor de hand dat zij meer innerlijke, verwantschap met de Remonstranten dan met de contra-Remonstranten gevoelt en met name gekant is tegen de preedestinatieleer van Calvijn en — van onze vaderlandse geloofsbelijdenis. (!)

Als de midden-orthodoxie de leuze verheft, dat de kerk weer kerk moet zijn, dan kan dit voor haar slechts betekenen, dat de kerk vóór alles niet gereformeerd moet zijn in de zin van Calvijn en van haar eigen belijdenis, maar, dat zij kerk moet zijn in midden-orthodoxe zin. Vandaar, dat zij met de soepele vrijzinnigheid der moderne reactie arm in arm loopt en zichzelf en anderen wil diets maken, dat de gereformeerdheid van onze belijdenis voorbij en overleefd is.

En zozeer is de midden-orthodoxie ook zelf doortrokken van de Remonstrantse geest, dat zij tot een zuiver oordeel van het reformatorisch geloof, dat in onze belijdenis aan het woord is, niet blijkt te kunnen komen.

Als zij konden, zouden de aanhangers van deze richting de beslissing van de Synode te Dordrecht willen achterhalen en voorkomen, terwijl zij in al hun strijd tegen de Dordtse Canones, niet alleen hun afkeer van de Schriftuurlijke leer der verkiezing ten toon spreiden, maar ook verraden hoe ver zij van het geloof der Dordtse vaderen vervreemd zijn.

De geboortegeschiedenis van deze Overgangsbepaling geeft op zich zelf reeds het klaarste bewijs, dat de bepaling vóór de midden-orthodoxe nevenkerkeraad en tegen de gereformeerde kerkeraad is gericht. Dit valt ten enenmale niet te ontkennen. Deze bepaling past reeds daarom niet in de kerkorde, omdat de eenheid van belijden door haar centraal gesteld, zoals van Synodale zijde wordt gezegd, zulks niet zou toestaan. Zij past echter uitermate wél in de lijn van de midden-orthodoxe kerkpolitiek.

Dat is uit de aard der zaak ons hoofdbezwaar. Deze kerkpolitiek is niet gericht op de sanering van het kerkelijk leven in overeenstemming met de daaraan door de Heilige Schrift gestelde eisen, zoals de kerk deze in het geloof verstaat.

Veeleer heeft zij ten doel ook de beseffen daarvan uit te roeien en een kerk te formeren naar eigen smaak, waarin de Lutheraanse tegenzin tegen het gereformeerd protestantisme overheerst en de hoofdmomenten van de Duitse Aufklarungstheologie en Zwitserse nieuwigheden zijn , , verdisconteerd", om een geliefkoosde uitdrukking der modernisten te gebruiken.

Dat zij daarmede zelf nog binnen de grenzen van Art. X zou blijven, is een quasi naieve ondersteling van degenen, die dat beweren. Immers de officiële stem der Synode bewijst, dat het zo geheel anders is. Wij denken aan , , Fundamenten en Perspectieven" en aan de , , Leer aangaande de Heilige Schrift", die zulk een geheel andere geest ademen als de belijdenis der vaderen.

De voormannen zelf in de Synode blijken van dat „binnen de grenzen van artikel X" een opvatting te hebben, die ruim genoeg is om afwijking en ontkenning in fundamentele stukken des geloofs — tegen de tekst van de kerkorde in — onverhinderd toe te laten. Men krijgt trouwens niet de indruk, dat zij, die op de verantwoordelijke posten staan, ernst maken met de handhaving der belijdenis en met het weren van wat daarmede in strijd is.

Dit alles raakt derhalve de principiële tegenstelling, welke er is zowel ten aanzien van de belijdenis als van de kerkregering, tussen de opvattingen van de Synode en de Hervormd-gereformeerde overtuiging. Een tegenstelling, welke door de Hervormd-gereformeerden zo ernstig wordt gevoeld, omdat zij het niet anders kunnen zien, dan dat de midden-orthodoxe kerkelijke politiek geen recht laat wedervaren aan het wezen der kerk en aan de eis harer openbaring. ,

Het gaat in deze dingen niet om een beetje meer of minder orthodox, een beetje meer of minder ouderwets, niet om modaliteiten, gelijk sommigen schijnen te geloven, het gaat om de gereformeerde kerk, welke uit de reformatie opkwam, om het geloof, waaruit zij leefde en, voor zover zij openbaar wordt, nog leeft.

Het reformatorisch karakter van de Nederlandse Hervormde Kerk staat op het spel.

De vraag aangaande de wenselijkheid om deze materie bij Overgangsbepaling of door wijziging van de kerkorde te regelen, moet ook in dit licht beschouwd worden. Als Overgangsbepaling moet zij dienen om van de huidige toestand te komen in de gewenste, waarin eenheid van belijden niet alleen centraal is gesteld in de kerkorde, maar waarin de werkelijkheid overeenkomt met zulk een stelling.

Het zal wel niet zover van de waarheid verwijderd zijn, als wij aannemen dat de eenheid van belijden anders bedoeld wordt dan wat de Drie Formulieren van Enigheid daaronder verstaan willen hebben. Niet eenheid van belijdenis, maar eenheid van belijden.

De geest, die zich in deze Overgangsbepaling openbaart, laat duidelijk zien, dat eenheid van belijden niet wordt gezocht in de richting van het geloof der belijdenis, maar veeleer in de eerder genoemde Arminiaanse richting.

Met zulk een geest komt het ook overeen om de handhaving der belijdenis slechts pro forma te nemen en rustig te doen, alsof heel het kerkelijk leven zich beweegt binnen de grenzen van artikel X.

Iemand zal wellicht opmerken, dat de Hervormd Gereformeerden dan maar moeten opkomen met bezwaren tegen degenen, die van de belijdenis afwijken. Dit schijnt een deugdelijk argument, maar is inderdaad een dooddoener, en zeker in de mond der kerkelijke macht­ hebbers, die de belijdenis behoren te handhaven in hun ressort en op de plaats, die zij bekleden.

Met de handhaving der belijdenis kan deze Overgangsbepaling moeilijk worden overeengebracht, want zij beslist vóór een midden-orthodoxe groep tegen een kerkeraad, die er naar streeft de belijdenis althans in de geestelijke verzorging getrouw te blijven.

Deze principiële verschillen houden aan de andere kant niet in, dat een gereformeerde minderheid in enige gemeente niet zou trachten van deze bepaling gebruik te maken en een nevenkerkeraad te verkrijgen naast de plaatselijke kerkeraad, welke dan middenorthodox of vrijzinnig moge zijn.

Maar zulk een groep heeft de geest van de Overgangsbepaling tegen. En, hoewel er ook mannen op het kussen zitten, die een modaliteiten-kerk ernstig genoeg nemen om ook de gereformeerde minderheden een plaats te gunnen, is het toch niet zeker, dat dezulken genoegzaam overwicht zullen hebben over degenen, die minder welwillend tegenover de gereformeerden staan.

De idee van een modaliteiten-kerk zou in dit verband aanleiding kunnen geven om de aandacht te schenken aan de modus-vivendi gedachte, die in de afgelopen weken enkele malen en met verschillende waardering werd genoemd.

Daarover een volgende keer.

S.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 augustus 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Het minderheidsvoorstel en de Gereformeerde Bond

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 augustus 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's