Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De begenzing van het spel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De begenzing van het spel

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Spelen betekent voor kinderen niet zozeer ontspanning, doch veeleer vrijwillige arbeid tot zelf ontwikkeling. Ge moet ze van vermoeidheid maar eens zien inslapen boven hun speelgoed. Bij het opgroeien echter neemt het ernstige werk toe tot aan de volwassen leeftijd en dan gaat het spel hoe langer hoe meer de vorm aannemen van ontspanning. Tegelijkertijd wordt het dan nog beoefende spel meer ingewikkeld, terwijl ook de vragen naar het al of niet geoorloofde opkomen. Over de grens van het al dan niet geoorloofde willen wij thans enkele opmerkingen maken. We bewegen ons dan op zeer moeilijk terrein, waar de meningen uiteenlopen, en gevoeligheden vaak meer een rol spelen dan verstandelijk inzicht.

Wij willen eerst het boekwerk uit de l7de eeuw opslaan, dat lange tijd toonaangevend is geweest in de Gereformeerde kringen van ons vaderland, ik bedoel , , De Consciëntiegevallen" van Amesius. Deze schrijver is streng Calvinist, beïnvloed door het Engelse Puritanisme. Wij verwachten dus, dat we van hem een scherp geluid zullen horen — maar de uitslag beantwoordt niet aan onze verwachting.

Het blijkt, dat Amesius alleen het spelen om geld kent, althans geen andere vorm van spel in zijn betoog betrekt. Wij zouden zeggen (naar de huidige opvattingen in de Gereformeerde gezindheid) : Dan is het probleem eenvoudiger geworden. Hij zal dus het spel, voorzover hij het behandelt, eenvoudig verwerpen. Dit is echter niet het geval. Hij acht spelen om geld op zich zelf geoorloofd. Op de achtergronden van deze gedachtengang gaan we thans niet in. Ik wil allereerst de redenering van Amesius weergeven om daarna zelfstandig enkele verbeteringen voor te -stellen. Het spel om geld wordt ondeugend (in de zin van niet-deugdelijk), wanneer er om grote winst wordt gespeeld. Niet de winst op zich zelf, maar de grootte van de winst bepaalt dus voor hem het al dan niet toelaatbare van het spelen. Tegen spelen om grote winst noemt hij de volgende bezwaren:

l .Een grote winst maken is in strijd met het karakter van bet spel. Het spel vindt het doel in zichzelf. Gaat het om grote winst, dan houdt men dit karakter niet zuiver.

2. Het is verkwisting om zonder noodzaak veel geld uit te zetten, dat men verliezen kan.

3. Dit motief wordt nog nader aangedrongen, wanneer men bedenkt, dat de mens geen eigen heer is over zijn bezit, maar dat het van God gekregen is, en dat wij verantwoording aan God schuldig zijn voor het gebruiken en besteden van ons bezit.

4. Men mag geen gewin zoeken uit de schade van een ander.

Men vraagt zich af, wanneer men deze argumenten leest, of deze genoemde gronden niet ook kunnen worden aangevoerd, als er om weinig geld gespeeld wordt. Laten we evenwel eerst nog nader luisteren naar Amesius. Men mag niet meer op het spel zetten (in de letterlijke zin van het woord) dan een mens kan uitgeven tot zijn , , verquicklnge".

Spelen, die op het lot berusten zondert hij uit. Hiervoor geeft hij de volgende redenen:

a. In zulk een spel is geen oefening tot enige deugd.

b. Het lot hangt samen met de voorzienigheid en men mag niet met de heilige dingen spelen.

c. Zulke spelen leiden tot velerlei zonden, allereerst vloeken van wat men de , , fortuin" noemt en ook volhouden uit hoop op beter geluk, waardoor men geruïneerd kan worden.

Tenslotte spreekt Amesius nog over dobbelen. Hij verwerpt dat, omdat het in de Bijbel verworpen wordt en door bijna alle wetten verboden is. Hij heeft hier natuurlijk weer het oog op dobbelen om geld, zoals dat in die tijden gebruikelijk was. Trouwens zijn gehele verhandeling over bet spel blijft staan bij de practijk van zijn dagen en komt slechts weinig tot een principiële uiteenzetting.

Misschien zult u zich afvragen, waarom Amesius zo uitvoerig wordt aangehaald. Zijn werk is toonaangevend geweest in onze Vaderlandse Kerk, gedurende lange jaren. En het kan goed zijn kennis te nemen van de ervaring van vorige geslachten. Dat kan ons bewaren voor een hooghartig beslissen, zonder de moeilijkheden te zien, welke aan een beslissing verbonden zijn.

Toch meen ik, dat de weinige principiële punten, die door Amesius naar voren gebracht zijn en die nog heden ten dage worden overgenomen, van belang kunnen zijn als uitgangspunt voor onze beschouwingen van de begrenzing van het spel.

Het spel heeft het doel in zich zelf, is opgemerkt. Men beoefent een spel om het genoegen, dat het geeft. Zodra hierbij een andere beweegreden komt om te spelen, is het karakter van de gezochte ontspanning geschonden. Wanneer men iemand vraagt een spel om geld te spelen, betekent dat eigenlijk, dat hij het zuivere genoegen van het spel niet kan waarderen en dat er voor hem een prikkel moet worden toegevoegd, die aan het spel vreemd is. Dan speelt het geen rol meer, of de winst groter of kleiner is. Geld als motief voor een spel is bederf van het spel en wijst op bederf van de goede smaak van de speler : hij acht het spel alleen niet voldoende ontspanning.

Hierbij kunnen de andere beweegredenen worden gesteld, welke Amesius opgeeft: de schade van de ander, waardoor ik mij' spelend wil verrijken, de verkwisting van het door God gegeven goed.

Daarom is het nuttig, dat de opvoeders de waarde van het spel kennen, om de kinderen reeds vroeg te leren, dat het spel zuiver gehouden moet worden. Het spel mag geen hartstocht worden, wanneer oudere kinderen en volwassenen spelen. Niet om geld, èn niet om de eer mag de hartstocht het spel beheersen. Beginselen hiervan kan men al aan jonge kinderen bemerken, als ze met schitterende ogen en rode wangen aan een of ander kansspel deelnemen, al bestaat de winst slechts in waardeloze voorwerpjes. De hartstocht heeft het spelletje te pakken en de juiste tijd wetende, zal hierop moeten worden gewezen door de ouders.

Het zij mij nu vergund een ogenblik het kinderleven te verlaten en een opmerking te maken over het spel der volwassenen. Men is gezellig bij elkaar en doet een gezelschapsspelletje, meest om geld, soms zonder op winst te letten. Het kaartspel wordt op deze manier in brede kringen beoefend. Hoe hebben wij hierover te oordelen ? Reeds Schopenhauer heeft in dit verband een woord gezegd, dat de overweging ook thans nog waard is. Een gezelligheidsspel in een samenzijn van volwassenen acht hij een testimonium paupertatis (een getuigenis van eigen geestelijke armoede) voor de conversatie. Bij gebrek aan een onderhoudend gesprek in gezellige sfeer neemt men zijn toevlucht tot het spel. Het komt mij voor, dat dit woord overweging verdient ook in onze tijd, die zich kenmerkt door het smakeloze en stijlloze van de omgangsvormen en het ledige van de gesprekken. Het eenvoudige (niet hoogdravende) gesprek als gezellige omgangsvorm kwijnt hoe langer hoe meer, ook in die kringen, waar het tevoren nog werd aangetroffen. Het gesprek deelt namelijk in de stijlloosheid, die het gehele 'huidige leven bedreigt en deels heeft verzwolgen.

Deze stijlloosheid blijkt ook in ons spraakgebruik. Ik wijs thans slechts op één vorm. Men spreekt heden veelmeer over sportiviteit, wanneer men bedoelt edelmoedigheid. Het schone woord, dat ons aan de adel van het gemoed doet denken wijkt terug in de wereld van sportbeoefening en sportverdwazing. Hiermede wil ik niet zeggen, dat we door dik en dun tegen een heersend geworden spraakgebruik moeten strijden, maar ik wil er slechts op wijzen, dat achter dit spraakgebruik (zoals steeds) een levenshouding verborgen gaat. Zonder de , , sport" zelf te gaan behandelen, zij er de aandacht op gevestigd, dat het spel de edelmoedigheid behoort aan te kweken als een zedelijke eigenschap, hetgeen meer is dan een sportieve houding.

Het is te begrijpen, dat ook (en juist) een onderwerp als het spel ons brengt bij de structuur van onze samenleving, zoals die heden ten dage is. De verwildering der zeden zal zich het meest doen gevoelen op een terrein, waar de mens het meest zich zelf is, dus o.a. in het spel. Het is goed, dat ook opvoeders daarop letten bij hun leiding geven aan het spelende kind. Hiermede hangt het gehele vraagstuk van de vrijetijdsbesteding samen. Wij gaan daarop heden niet in, maar wijzen er slechts op, dat ook voor de vrije tijd en de wijze, waarop die gevuld wordt, de eis Gods gezaghebbend is — ook in het spel.

Als het kind geleerd heeft het spel zuiver te beoefenen, kan dat bewaren voor een vrijetijds vulling, die verderfelijk werkt. Opvoeden is ook: leren de vrije tijd te besteden, dus opvoeden is ook: leren spelen.

Vaak wordt in dit verband de vraag gesteld, of het geoorloofd is, de kinderen eenvoudige kansspelen te laten beoefenen, of dat ieder spel, waar de kans een rol speelt, moet worden verboden. Is een eenvoudig kinderspel verboden, omdat er dobbelstenen bij te pas komen? Voor een verbod, dat in onze kringen bijna niet voorkomt, maar toch wel verdedigers vindt, richt men dan de aandacht op het vroegere dobbelspel. Maar zo maakt men het spel der kinderen toch wel te gewichtig. Het is van het hoogste belang de kinderen in huis bezig te houden en een gezellig thuis te verschaffen. Daartoe heiligt het doel de middelen niet, maar de bezwaren tegen het kinderlijk kansspel zijn niet steekhoudend. Het behoeft bij deze spelen nimmer om winst te gaan en evenmin om eer, doch slechts om het vermaak, dat ze bieden. Terwijl de voordelen, die dergelijke spelen bieden niet uit het oog verloren mogen worden, n.l. het moedig dragen van het verlies. Arm zijn de kinderen, die dit niet hebben geleerd. En het eenvoudige kinderspel is een zeer geschikt middel om hun dit te leren. Ook hierbij is het meedoen en voorbeeld geven der ouders van grote opvoedkundige waarde. Deze opoffering voor de ontwikkeling van het karakter der kinderen, zullen de opvoeders zich zeker moeten getroosten.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 augustus 1955

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

De begenzing van het spel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 augustus 1955

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's