Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Iets over Bijbelcritiek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over Bijbelcritiek

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op een in Januari j.l. gehouden vergadering van predikanten van de Geref. Bond, werd door prof. Severijn de opmerking gemaakt, dat de lezers van De Waarheidsvriend wel eens behoorden te worden voorgelicht over de Bijbelcritiek en wat deze beoogt. Men hoort hierover soms wel spreken, maar weet dan toch niet precies, wat met dit woord wordt bedoeld. Dit artikeltje wil nu proberen een heel eenvoudige uiteenzetting te geven van deze zaak. U moet hier dus geen wetenschappelijke verhandeling verwachten, maar slechts enkele grote lijnen, die voor ieder begrijpelijk zijn, zonder dat op allerlei kleine onderdelen wordt ingegaan, of ook zelfs maar wordt gewezen. Bovendien zal ik mij beperken tot het Oude Testament en dan nog wel voornamelijk tot de vijf boeken van Mozes.

De critiek op de Bijbel is begonnen in de 18de eeuw. In de daarvoor  liggende tijden waren er wel enkelen, die critische opmerkingen maakten over de Bijbelboeken, maar toch duurde het tot halverwege de 18de eeuw, voordat de studie van de Bijbel werkelijk Bijbelcritiek wordt. Het was dus in de tijd, dat men aan het menselijk verstand een plaats toekende boven alles, wat wij met de zintuigen waarnemen. Wij noemen dat met een Duits woord de tijd van de Aufklarung. Het uitgangspunt was, dat een geleerde er de aandacht op vestigde, dat er in Genesis een merkwaardigheid was op te merken met betrekking tot de wijze, waarop God wordt aangeduid. In bepaalde stukken wordt het woord Heere gebruikt, in andere stukken de naam God, zonder meer. Toen men dit verschijnsel ging bestuderen, veronderstelde men, dat het boek Genesis een samensmelting was van 2 boeken, die oorspronkelijk zelfstandig hadden bestaan. De schrijver van het ene boek zou bij voorkeur het woord God gebruiken, de schrijver van het andere boek de naam Heere. Deze zelfde onderscheiding ging men nu op alle vijf boeken van Mozes toepassen. Deze vijf boeken van Mozes noemt men met een vreemd woord de Pentateuch (spreek de eu uit als ui). Pentateuch betekent: 5 boeken. Op de beschreven manier zette dan de Pentateuchcritiek in. Tot die tijd had men in de christelijke kerk algemeen vastgehouden aan de Joodse overlevering, als zou Mozes zelf deze boeken hebben geschreven.

Wel had men er van ouds op gelet, dat Mozes waarschijnlijk niet alles in de Pentateuch had geschreven, b.v. een gedeelte van Deuteronomium 34, waarin zijn dood wordt verteld. Jozua zou dat  aangevuld hebben.

Maar door de nieuwere critiek werd het auteurschap van Mozes radicaal losgelaten. Wij gaan nu niet het hele verloop schetsen van de ontwikkeling der critische wetenschap, maar willen slechts laten zien, tot welke resultaten men in de loop der jaren gekomen is. Het bleef niet bij twee schrijvers voor de Pentateuch. Men had die twee genoemd de Jahwist (omdat die naam, Heere Jehova, of Jahwe, zoals men misschien moet uitspreken, gebruikte) en de Elohist (omdat die naam God, in het Hebreeuws Elohim, gebruikte). Daarnaast verscheen nu ook nog een priesterlijke schrijver, P genoemd, die eigenlijk het raam had geschreven, waarin de verhalen van J (de Jahwist) en E (de Elohist) waren ingevoegd.

In de dagen van koning Josia, die de tempel herstelde en de dienst van Israels God weer met kracht doorvoerde, werd er in de tempel een wetboek gevonden, zo vertelt ons Koningen. Dat wetboek zou dan volgens de geleerden liet boek Deuteronomium zijn geweest, dat niet in Mozes' tijd zou zijn ontstaan, maar in de tijd van Josia, of enige tientallen jaren daarvoor. Dat wordt dan de vierde bron voor de Pentateuch. We krijgen dus : J, E, P en D. Dat zijn de belangrijkste schrijvers, die aan de vijf boeken van Mozes hebben gewerkt, aldus wordt het voorgesteld. Er zijn ook nog anderen, maar deze zijn minder belangrijk. Sommigen komen wel aan 17 schrijvers, wier stukken dan later zijn samengevoegd tot de Pentateuch, zoals wij die kennen. Deze samenvoeging zou dan plaats gehad hebben door een persoon, die men , , redactor" noemt. Hij zou eerst de geschriften van J en E hebben verenigd. Een latere redactor zou dit gecombineerde geschrift met stukjes en beetjes hebben ingepast in het raam, dat P had geschreven. Zoals u ziet, wordt die redactor dan een man, die de verhalen met een schaar aan brokjes knipt en dan de losse stukjes als een mozaiek in elkaar knutselt. Zo zou dan het eerste stuk van onze Bijbel zijn ontstaan, die de gemeente Gods als goddelijke openbaring beschouwt en waaruit ze door het geloof leeft.

Wij moeten intussen opmerken, dat het op zichzelf niet zo belangrijk is, wie de schrijver van een bepaald bijbelboek is geweest. De Bijbel is niet daarom een bijzonder boek, omdat bijzondere mensen die hebben geschreven, maar omdat die mensen door Gods Geest werden geleid en bestuurd. Van het boek Ruth b.v. weten we ook niet, wie de auteur is geweest. Toch geloven wij dat ook dit boek ons van God is gegeven. Niettemin zullen we tegen het lijm- en knipwerk, dat men in de critische school aan de redactoren van de bijbelboeken toeschrijft, ernstige bezwaren moeten maken.

Het blijft inmiddels niet bij een opdeling van de verzen uit de Bijbel tussen verschillende schrijvers, maar deze (verzonnen) schrijvers gaat men nu ook op een bepaalde manier tekenen. De Jahwist was een man met opvattingen, zoals die bij de rondtrekkende herderstammen worden gevonden, het z.g. nomadenideaal. De Elohist staat wat hoger en heeft meer het ideaal der profeten. De Jahwist vertelt b.v. de leugen van Abraham over Sara. „Zeg, dat ge mijn zuster zijt". Maar van de Elohist is de opmerking, dat Sara ook inderdaad een halfzuster van Abraham was. Zo krijgt iedere auteur een plaats toegewezen en worden hem bepaalde opvattingen toegeschreven.

De laatste tijd doen zich twee verschijnselen voor in deze critiek. Enerzijds gaat men steeds verder met het splitsen van de tekst in verschillende bronnen, b.v. men onderscheidt Ji, J2, Js enz., E 1, E2 enz. Dit komt in de grond der zaak hieruit voort, dat de z.g. bronnensplitsing niet uitvoerbaar is. Onder de geleerden is over zeer vele plaatsen verschil van mening, of een tekst of een serie teksten aan de ene of aan de andere , , bron" moet worden toegeschreven. Anderzijds komen sommige geleerden terug van de ingeslagen weg. Zij twijfelen aan het bestaan van sommige , , bronnen" en willen een vereenvoudiging toepassen. Ook gaan er stemmen op, die zeggen dat door de gehele bronnentheorie de Oudtestamentische wetenschap in een impasse is geraakt.

Voordat ik tot een beoordeling kom, wil ik nog wijzen op een begeleidend verschijnsel van deze critiek op de tekst. Men beschouwt de ene bron als geloofwaardiger dan de andere. De priesterlijke bron komt er niet al te best af, maar ook in de andere bronnen is sprake van legenden, sagen, sprookjes e.d. De verhalen b.v. over de zonen van Jacob zijn niet verhalen van personen, maar van stammen, die de namen Juda, Ruben, Simeon, Levi enz., droegen.

Het critisch onderzoek moet nu van geval tot geval uitmaken of een verteld verhaal historisch is, of slechts legende of sage, al dan niet met historische trekken.

Wanneer men al deze dingen weet, zal men begrijpen dat er nog al belangstelling was voor het geschrift, dat de Synode enige tijd geleden heeft uitgegeven , , Over het gezag der Heilige Schrift". Daarin spreekt de Synode over een , , schools-wetenschappelijke" beschouwing van de Schrift. Een duidelijke afwijzing van die methode wordt echter niet gegeven. Wij hadden graag in ronde worden van de Synode willen horen, dat zij al deze vormen van Bijbelcritiek verwerpt en onaanvaardbaar acht in de gemeente des Heeren. Zo wordt het volk van zijn Bijbel beroofd. Zo verlaten ook sommige studenten de universiteit, beroofd van hun geloof in de Bijbel als Woord Gods, welk geloof zij aan het begin van hun studie van huis uit bezaten. Het spreekt vanzelf, dat op deze wijze het gezag van de Schrift verdwenen is. Al staat een woord in de Bijbel, dan is dat nog niet voldoende om ervoor te buigen. Uit welke bron komt dat woord en is het betrouwbaar ?

Nu moeten wij ervoor waken om de simpele mening te zijn toegedaan, dat er over het ontstaan van de Bijbel geen vragen meer onbeantwoord zouden blijven, als wij de ganse Heilige Schrift als Gods Woord beschouwen. Er zijn verschillende teksten, die onderling of op zichzelf beschouwd, moeilijkheden voor de verklaring leveren. Maar omdat dit zo is, kunnen we nog niet de critische methode aanvaarden. Immers deze wetenschappelijke school, is meer aangewezen op de fantasie en het vernuft der geleerden, dan op een vaststaande basis. Wie maakt uit, welk woord der Schrift al dan niet historisch betrouwbaar is ? Deze en die, geleerde. Met deze methode is niet te werken. Deze methode is in strijd met het geloof der kerk.

Overigens moet men er ook oog voor hebben, dat de Bijbelcritiek vragen en problemen aan de orde heeft gesteld, die tevoren niet zo werden gezien. De gereformeerde theoloog wordt gedwongen zich rekenschap te geven van allerlei moeilijkheden in de uitlegging der Heilige Schrift, waarover men vroeger wel eens wat te gemakkelijk heenliep. Tevens worden we door al die critiek terug geworpen op het geloof, , , dat al deze boeken heilig en. kanoniek zijn". Wij worden gesteld tegenover het geloof onzer vaderen, die , , zonder enige twijfel geloofden, alles wat in die boeken vervat was'. En de vraag komt tot ons, of wij datzelfde geloof hebben. Die vaderen geloofden de Schriften, , , niet zozeer omdat de kerk ze aanvaardt en voor goddelijk houdt, maar omdat de Heilige Geest getuigde in hun harten, dat ze van God zijn". (Aanhalingen uit Ned. Geloofsbelijdenis art. 5). Hebben wij ook dat getuigenis des Geestes in ons hart? Geloven wij de Schriften, alleen, omdat we toch bij de gereformeerde groepering in de Hervormde kerk willen horen en omdat die groepering deze boeken voor goddelijk houdt, of rust ons geloof op het getuigenis des Geestes in ons hart: hier spreekt God — en wel: tot mij. Tot mij niet minder dan tot de vaderen en tot Zijn gehele kerk! Al weten we dan nog niet direct een oplossing voor alle vragen, dan zullen we niet op de weg der critiek, maar op de weg des geloofs worstelen naar een antwoord. Ook hier geldt: wij kennen ten dele! Gelukkig als van de onderzoeker gezegd kan worden: Straks, als we Thuis zijn, zullen we kennen, gelijk ook wij gekend zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Iets over Bijbelcritiek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's