Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Dordtse Leerregels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordtse Leerregels

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk I, artikel 4. Die dit evangelie niet geloven op die blijft de toorn Gods. Maai die het aannemen, en de Zaligmaker Jezus met een waarachtig en levend geloof omhelzen, die worden door Hem van de toorn Gods en van het verderf verlost, en met het eeuwige leven begiftigd. (Joh. 3:36; Marcus 16:16).

Reeds eenmaal stonden wij stil bij bovengenoemd artikel. Wij wilden deze keer onze aandacht geven aan de waarde van het geloof. De verlossing wordt hier zo getekend, dat zij niet van eeuwigheid is, maar een gevolg van het geloof In de tijd. Daar is heel wat geschreven over de rechtvaardigmaking van eeuwigheid. Comrie en Brakel hadden hier een verschil over. Dr. A. Kuyper heeft zeer geijverd voor de rechtvaardigmaking van eeuwigheid. Volgens hem was de uitverkorene van eeuwigheid gerechtvaardigd. Geloven betekent dan : deze eeuwige rechtvaardigmaking geloven en aannemen. De mens is dus reeds gerechtvaardigd, terwijl hij mogelijk nog in de grofste zonden leeft. Bavinck was echter van een ander gevoelen, hoewel hij met alle nadruk wilde erkend hebben, dat alle weldaden van het Genadeverbond vast liggen in de eeuwigheid. Wij hebben allemaal de uitspraak wel eens gehoord, dat er met de mens niets meer behoeft te gebeuren, dat alles reeds gebeurd is. Zoals het hier geschreven staat is dat de merkwaardige ketterij der anti-nomianen. Vooral de z.g.n. Hebreeën hebben op dit punt van zich doen spreken met de navolgers van Kontraan van Hattem. Zij noemen zich pleitbezorgers voor de volstrektheid van de verzoening en genoegdoening door Jezus Christus. Op zichzelf genomen is dit een prachtig iets. Maar hoe bedoelden zij dit? Zij bedoelden dat berouw, bekering, boete, gebed om vergeving, het doen van goede werken onnodig zijn. Wie deze dingen noodzakelijk acht wil door de wet zalig worden en doet tekort aan de volmaaktheid der offerande van Christus. Wat moet de mens dan doen ? Hij moet geloven d.i. tot het inzicht komen dat hij gerechtvaardigd, wedergeboren, geheiligd en alzo volmaakt is in Christus Jezus. En dan de zonden, die de mens nog doet. Dat zijn geen zonden. Zodra de mens ze doet, nog voor dat zij schuld kunnen worden, zijn ze weggenomen door de vergeving van eeuwigheid. Hier hebt ge een leer, die men in een ietwat verzachte vorm dan misschien, bij bestrijders van het bevindelijk leven in overvloedige mate kan tegenkomen. Van een toepassing der verzoening willen zij niet weten, zij stellen zich tevreden met de verwerving. Het is uit artikel 4 duidelijk dat de Dordtse Leerregels zich van deze gedachten verre houden. Eerst ligt de toorn Gods op de mensen en zijn zij vaten, die voor het verderf bereid zijn. Wat is dat verderf? Dat betekent niet een ophouden van het leven. Menigeen zou zulks wensen. Maar het verderf betekent een pijnlijke nimmer eindigende toestand des doods. Als het een eenvoudig niet-meer-zijn betekende behoefde er niet van hades en gehenna en buitenste duisternis en vuur dat niet uitgeblust wordt en eeuwige pijn gesproken te worden. Dit aardse lichaam kan sterven, zodat het er niet meer is en tot stof vergaat, maar de ziel kan niet gedood worden, zegt de Schrift. God verderft deze in de hel. Het verderf is een hopeloze toestand. Dat verderf ligt op de zondaar te wachten. Maar nu komt de prediking van het evangelie. Zodra de mens dit evangelie aangenomen heeft en Jezus met een waar geloof omhelst, wordt hij verlost.

Wat is nu dat geloof ? De vorige keer heb ik reeds geschreven dat het niet iets uit de natuur van de mens is. Daarom kan een godsdienstige aanleg zo'n groot gevaar zijn. Dan vertrouwt men licht op die godsdienstigheid of op zijn gerechtigheid, terwijl geloof is : vertrouwen op Christus. Wat is dit vertrouwen ? Neem eens iemand, die in zee ligt. Er komt een inktvis op hem af. Hij schreeuwt met grote vreze. Tegenover deze inktvis oefent hij geen geloof. Doch nu zwemt er een matroos van zijn schip op hem af. Hij wil deze mens wel omhelzen. Hij vertrouwt zich geheel toe aan de persoon.

Zó vertrouwt de zondaar zich toe aan Christus, die God hem doet kennen door de verlichting van het verstand en tot wie Hij de zondaar trekt door de overbuiging van zijn wil. Deze mens, die Christus aanneemt, is altijd iemand, die zich midden in het verderf ziet. Geloof is echter nooit iets, dat de mens doet uit zijn natuurlijke krachten. Er is geen mogelijkheid in de mens om in Christus te geloven. Daarom noemt de H. Schrift het geloof een gave Gods. Wat is dan de waarde van het geloof? Het geloof is in zichzelf niets. In zichzelf is het een ledig vat. Het geloof brengt in zichzelf niets tot de zaligheid bij. Er is in het geloof niets, waarin de mens zou kunnen roemen. Calvijn schrijft in zijn verklaring van Romeinen 3 vs. 27 : , , De heilige Paulus laat geen druppel (roem) aan de mens over. Bovendien, als het geloof alle roem van de werken wegneemt, in die mate, dat het geloof niet zuiver kan worden gepredikt, tenzij al maar door de prediking de mens berooft van alle lof en alles toekent aan de barmhartigheid Gods, dan volgt er dat er geen enkel werk bestaat, dat ons helpt de gerechtigheid te verkrijgen". Ook uit het geloof op zichzelf komt geen verdienste of gerechtigheid. De vaderen noemden het daarom een instrument. (Art. 22 N.G.B.).

En toch kan in de H. Schrift alles aan het geloof worden toegeschreven, gelijk ook de vaderen wel spraken van het rechtvaardigend geloof, alsof het geloof het doet. Duidelijk is dan, dat het de inhoud is of het voorwerp van het geloof, dat de waarde van het geloof uitmaakt. Omdat het geloof Christus omhelst, heeft het zoveel waarde. Men heeft dit wel eens vergeleken met een ring, die zijn hoge waarde ontleent aan de edelsteen, die er in gevat is. In zijn Inst. m, 11, 7, schrijft Calvijn: „Het geloof vergelijken wij bij een vat, omdat wij Christus niet kunnen vatten, tenzij wij ledig en hongerig met een open mond der ziel tot Christus komen om Zijn genade te begeren".

Maar geloof en Christus is niet hetzelfde, evenmin als een aarden pot vol goud, dat goud zélf is. Calvijn schrijft ook: , , 't geloof, dat door zichzelf geen waardigheid heeft, brengt ons Christus toe en rechtvaardigt ons alzo, gelijk een pot die vol geld is, een mens rijk maakt".

Om zalig te worden moeten er twee zijn en die twee moeten met elkander in verbinding komen. De Christus moet er zijn, die een volkomen gerechtigheid, genoegdoening en heiligheid heeft verworven en een mens, die deze Christus door een waarachtig en levend geloof aanneemt* Dat geloof is alleen op Gods genade gericht. De waarde van het geloof ligt in Christus.

Kan ieder dit geloof zo maar oefenen ? Neen, daar moet men geschikt voor zijn. Let op dit paradoxale woord. Velen maken de vergissing, dat ieder mens zo maar Christus kan omhelzen. Dat is niet juist. Doch waarin bestaat deze geschiktheid? Calvijn schrijft Inst. III, 12, 8 : , , Indien wij dan de roeping van Christus plaats willen geven, zo moeten wij verre van ons wegdrijven alle hovaardij en zorgeloosheid. De hovaardij bestaat uit een zotte inbeelding van eigen rechtvaardigheid, wanneer de mens meent, dat hij iets heeft, door welkers verdienste hij bij God aangenaam zou zijn. De zorgeloosheid kan ook zijn bij dien, die door geen waan van eigengerechtigheid is ingenomen. Want veel zondaars, omdat zij door de zoetigheid der zonden dronken zijn, gedenken niet aan Gods oordeel en liggen als door een slaapziekte ongevoelig neer, zodat zij niet streven naar de barmhartigheid, die hen is aangeboden". Die ongevoeligheid moet uitgeschud en het vertrouwen op eigen doen weggeworpen om tot Christus te lopen. , , Want wij zullen op Hem nimmermeer genoeg betrouwen, tenzij dat wij onszelf geheel mistrouwen. Wij zullen nimmermeer onze harten genoeg in Hem opheffen, tenzij wij eerst in onszelf ter neder liggen. Wij zullen ons nimmermeer in Hem vertroosten, tenzij dat wij in onszelf mistroostig zijn. Zo zijn wij dan geschikt om de genade Gods aan te grijpen en te verkrijgen, wanneer wij het vertrouwen op onszelf geheel wegwerpen

Ik zeg dan, dat die mens geschikt en bekwaam is om de vruchten van Gods barmhartigheid te genieten, dewelke zich zelf — ik zeg niet van gerechtigheid, die er niet is —, maar van de ijdele en opgeblazen schijn der gerechtigheid gans en geheel ontlast en ontledigd heeft".

De volgorde in de bijbel is meermalen : bekering en geloof. Dit is niet een bekering, waardoor de mens iets wordt, doch waardoor de mens alles verliest, wat hij zich inbeeldde te hebben. Jezus roept de zondaars, .de armen van geest, de vermoeiden en belasten. Hij zoekt het verlorene en God geeft den nederige genade. Luther schreef: , , Alleen de nederigheid redt". De eerste bekering, de kennis van zonde, de gebrokenheid van hart, is echter geen voorwaarde voor de vergeving, doch is de weg. De gelovige ontvangt de vergeving in de weg der iboetvaardigheid. In het wezen van de zaak is het niet de mens, die tot Christus komt, doch altijd een mens, die totaal vastgelopen is en tot niets geworden, tot wie Christus komt.

Hoewel nu het geloof geen waarde heeft in zichzelf, toch is het onmisbaar. De Heere Jezus kon in Nazareth geen kracht doen, vanwege hun ongeloof. Het geloof van de Kananese vrouw en van de Hoofdman wordt zeer geprezen. Is het nu zó, dat het geloof toch waardigheid en kracht heeft ? Neen, het geloof is de weg, waarin Gods kracht voor ons of in ons werkt. Waar geen geloof was, kon de Heere Jezus geen kracht doen. Nu nog één ding. Geloven is in artikel 4 van onze Leerregels: de Zaligmaker Jezus met een waarachtig en levend geloof omhelzen. Het is dus heel wat anders dan geloven, dat ik uitverkoren ben of vergeving van zonden heb, of iets dergelijks. Daar is een onmeetbaar verschil tussen het geloven van waarheden en het omhelzen van Christus. Volgens Barth zou ieder mens uitverkoren zijn in Christus en ieder de zonden vergeven zijn. De mens hoeft dit alleen nog maar te geloven. Volgens anderen is die hele bekering en dat sterven aan zichzelf en die wedergeboorte, onzin. Ja, zulke woorden worden uit de mond van predikanten opgevangen. Een mens hoeft alleen maar te geloven, dat alles goed is, zoals hij toch immers ook gelooft, dat 't aan de Noordpool koud is. Om goed het verschil te doen uitkomen tussen dit onecht geloof en het waarachtig en levend geloof, zou men kunnen zeggen, dat het natuurlijk geloof beoefend wordt door mensen met wie niets gebeurd is. Maar het waarachtig en levend geloof, dat Christus omhelst, wordt geoefend door zulken, wier hart verbroken is, die zondaar voor God zijn gemaakt, die hun verlorenheid hebben ingeleefd en gestorven zijn. De apostel Paulus verhaalt het zeer nauwkeurig, hoe een zondaar pas dan aan Christus verbonden kan worden, als hij gestorven is. Sterven is toch wel het ergste wat met een mens gebeuren kan. Welnu, de apostel schrijft: Toen de wet ingekomen is, ben ik gestorven. Die gestorvenen krijgen het geloof geschonken door de H. Geest. Door dat geloof leeft Christus in de mens. Wie dit geloof niet heeft, heeft Christus niet en wie Christus niet heeft, is voor eeuwig verloren. Door het geloof alleen betekent: door genade alleen, door Christus alleen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De Dordtse Leerregels

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's