Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Sabbat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Sabbat

G. C. Severijn

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

DE TIJD VAN DE SABBAT.

Genoemde verandering trekt onze aandacht, omdat het vierde gebod, krachtens hetwelk wij de sabbat vieren, uitdrukkelijk spreekt van de zevende dag en men tevergeefs in de H. Schrift zocht naar een gebod, om voortaan de eerste dag der week in de plaats van de zevende te houden. Doch hiermede is geenszins uitgemaakt dat de Christenen dus op Zaterdag moeten rusten, of dat zij rustende op de Dag des Heeren het gebod niet zouden houden. De Joden telden de zevende dag vanaf de schepping, doch zij hadden volstrekt geen zekerheid, dat hun rekening in orde was. Brakel wijst er op, dat in Jozua's tijd de zon bleef stilstaan (Jozua 10 : 12, 13) omtrent een volkomen dag, en dat daardoor alle volgende sabbatten verzet zijn. Voorts brengt hij in herinnering dat de tijd in Oost en West twaalf uren verschilt, en dat de Joodse kerk, in de verstrooiing zijnde, dus ongelijk sabbat heeft gehouden, daar het ene deel in het Oosten en het andere in het Westen vertoefde. (In de tijd vóór Mozes was er geen vaste tijdrekening en is de sabbat niet geregeld gehouden en was men dus de tel kwijt).

Indien dit dan ook het wezenlijke van het gebod was geweest, dat de sabbat steeds moest vallen precies een week na de eerste zevende dag volgende op de schepping, dan zou Israël ondanks zijn rusten op de zevende dag, toch het gebod niet hebben gehouden. Maar het wezenlijke in het gebod is dan ook niet het houden van de zevende dag sedert de schepping, doch het heiligen van elke zevende dag na zes werkdagen.

Welnu, dit wezen is bewaard in de Christelijke sabbat, die immers ook de op zes werkdagen volgende zevende dag is?

De verandering van de dag tast het wezen van het gebod dus niet aan. Slechts een omstandigheid is veranderd. De dag, die volgens Joodse tijdrekening de eerste der week was, werd de sabbat der Christenen, waarop zij rusten naar het gebod: , , Gedenkt de sabbatdag, dat gij die heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat des Heeren uws 'Gods. Dan zult gij geen werk doen". Van de opstanding des Heeren af, die op die eerste dag der week plaats had, is die dag gehouden. Deze verandering berust niet op menselijk goeddunken. Immers Christus stond op uit het graf, en verscheen aan Zijn discipelen op de eerste dag der week. Hij herhaalde Zijn verschijning aan hen na acht dagen, dus wederom op de eerste dag der week. Hij sprak met hen veertig dagen lang over de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan. Door deze gebeurtenissen en dit onderwijs geleid, hielden de apostelen zich terstond aan de eerste dag, die zij ook aan de gemeenten overgaven, gelijk uit de practijk der kerk van hun dagen blijkt. Dat de gemeente de eerste dag der week aan de godsdienst wijdde, blijkt heel duidelijk uit Hand. "20 : 7. Deze plaats luidt aldus : , , En op de eerste dag der week, als de discipelen bijeengekomen waren om brood te breken, handelde Paulus met hen, zullende des anderen daags verreizen ; en hij strekte zijn rede uit tot de middernacht". Vooreerst merke men op, dat hier genoemd wordt niet de zevende, maar de eerste dag der week. Voorts blijkt uit deze tekst, dat er op die dag een vergadering der Kerk plaats had; dat het H. Avondmaal gehouden werd ; dat Paulus predikte, en ten slotte, dat hij de volgende dag zou verreizen. Hier zijn dus alle blijken aanwezig, dat de sabbat op de eerste dag der week geliouden werd. Men kan hierbij voegen de plaats 1 Cor. 16 : 1, 2, waar staat: „Aangaande nu de verzameling (d.i. de collecte) die voor de heiligen geschiedt, gelijk als ik aan de gemeenten in Galatië verordineerd heb, doet ook gij alzo : op elke eerste dag der week legge een iegelijk van u iets bij zichzelven weg, vergaderende een schat, naardat hij welvaren verkregen heeft; opdat de verzamelingen alsdan niet eerst geschieden wanneer ik gekomen zal zijn". "Het geven van aalmoezen en het verzamelen daarvan is sabbatswerk, en dit moest geschieden op de eerste dag der week.

Bedenken we, dat de apostelen geboren Joden waren, in wier schatting de dag des sabbats groot was, en dat zij zo afkerig waren van menselijke inzettingen, dan ligt de conclusie voor de hand, dat zij zo handelden als zij deden, alleen, omdat zij van Christus waren geleerd en door de Heilige Geest werden geleid. Ten slotte mag hier ook gewezen worden op Openbaringen 1 : 10, waar Johannes zegt: , , En ik was in de geest op de Dag des Heeren, en ik hoorde achter mij een grote stem als van een bazuin". Deze uitdrukking, Dag des Heeren, herinnert aan andere, als , , nacht des Heeren", in de tekst: , , Deze nacht zal men de Heere op 't vlijtigste hou­den, omdat Hij hen uit Egypteland geleid heeft; deze is de nacht des Heeren, die op 't vlijtigst moet gehouden worden van al de kinderen Israels, onder hun geslachten" (Exodus 12 . 42). Evenzo Sabbat des Heeren en Tafel des Heeren (Exodus 20. 10 en 1 Cor. 10 : 21).

In deze uitdrukkingen wordt gezegd, dat deze zaken door de Heere zijn ingesteld. De verandering van de zevende dag der week in de eerste, wordt dus gedekt door de autoriteit van Christus en de apostelen.

De practijk der kerk gaat op hen terug en heeft de eeuwen door stand gehouden. De verandering in de omstandigheid van de dag door de opstanding van Christus, staat niet op zichzelf, want de dienst Gods is onder het Nieuwe Testament in zo menig opzicht veranderd. Daarin hebben wel grotere veranderingen plaats gehad dan de verschuiving van Gods dag van Zaterdag naar Zondag. (De naam Zondag is aan het heidendom ontleend. De H. Schrift spreekt van dag des Heeren of Eerste dag der week).

In deze trant redeneert Brakel (t.a.p. II, 6) en met gelijke of dezelfde argumenten tonen ook anderen als a Marck (t.a.p. XII, 16) en Van Mastricht (t.a.p. VIII, 2, 50) aan, dat de dag is veranderd, maar het gebod niet. Calvijn en Ursinus nemen een ander standpunt in, daar zij leren, dat de vaste en gezette dag voor de openbare en private godsdienst niet juist de zevende of een van zeven dagen behoeft te zijn (Calvijn t.a.p. II, 8, 34), of wel een van de zeven dagen der week, doch onverschillig welke. (Ursinus t.a.p. H. C. Zond. 38). Toch is Calvijn van mening, dat de Ouden deze dag, die wij des Heeren noemen, dus de Zondag, niet gesteld hebben in des sabbats plaats zonder rijp oordeel en bescheid. En dan wijst hij op de dag der opstanding, die aan de schaduwen een einde gemaakt heeft, (t.a.p. II, 8, 34).

Voor de dag der Joden is hij echter beducht, want deze voedt het bijgeloof en verduistert het licht des Evangelies.

Het motief der verandering ligt in de opstanding van Christus. Die het Evangelie vervulde en aan alle schaduwen een einde maakte. Ook de ceremoniële sabbat is in Christus vervuld. Christus heeft het verlossingswerk volbracht en rustte daarna in het graf. , , De aandacht moet er aan gewijd, dat Christus na aan het kruis te hebben uitgeroepen : het is volbracht, sterft bij het naderen van de Sabbat en des avonds nog begraven wordt en juist op de sabbat gelegen heeft in het graf, in de ruste des doods. Chr. Enc. art. Sabbat. Door dat verlossingswerk is de genade verworven voor de Kerk. Zij heeft vrede door het bloed des kruises. De rust wordt haar geschonken. Al haar werken zijn daarbij uitgesloten. Het is een vrije genadegift Gods, onverdiend en onverdienbaar, waarom Israël op sabbat al zijn werk moest verlaten op straffe des doods, {t. z. p.).

Want immers een zondaar, die verlost wordt, heeft in het werk des heils niets te verrichten. Hij geniet de zoete vrucht van de werken van Christus, de rust, geestelijk en eeuwig. Zoals God Israël verloste uit het diensthuis en het bracht in Kanaan, waarop Jesaja ziet, als hij zegt: Gelijk een beest, dat afgaat in de valleien, heeft de Geest des Heeren hun rust gegeven.

Alzo hebt Gij Uw volk geleid, opdat Gij U een heerlijke Naam zoudt maken (Jes. 63 : 14). Zo brengt Christus de Zijnen in de eeuwige rust, die Hij voor hen verworven heeft, waarom Hij op de dag der Opstanding aanstonds tot Zijn discipelen kwam en tot hen sprak: Vrede zij ulieden. Door de ceremoniën afgebeeld, werd deze genade thans toegebracht. Zo week de schaduw voor de werkelijkheid. De zevende dag maakte plaats voor de eerste dag der week, de Dag des Heeren. Het ceremoniële verging, maar het morele bleef: , , Gedenkt de Sabatdag, dat gij die heiligt".

Voor het licht van Christus dat de schaduwen verdrijft, is het oog gesloten van allen, die vroeger of later met verwerping van de eerste dag ijverden voor de zevende dag der week als sabbat der Christenen. Hoeveel verschilt dit standpunt van dat der Ouden, die zoveel licht hadden, dat zij de Dag des Heeren liever geen sabbat (De rustdag der Christenen wordt in het N. Testament nimmer sabbat geheten), wilden noemen uit vrees van voet te geven aan de gedachte, dat men nog in de tijd der schaduwen leefde van het Jodendom. En hoeveel klaarheid had niet de kerk der eerste tijden, die de eerste dag als Dag des Heeren vierde en het niet nodig keurde daarvan rekenschap te geven, omdat het vanzelf sprak. Wanneer wij in het N. Testament hiervan lezen, krijgen wij immers de indruk, dat het een vanzelfheid was. En dit was zo, omdat zij door de Heilige Geest de taal van het kruis en het geopende graf verstond. Maar voor hen, die nog aan de schaduw van de oude sabbat blijven hangen geldt het tegendeel. De in de Nieuwe Testamentische Schriften ons meegedeelde waarheid, dat het volbrachte werk van Christus, aan de Opstandingsmorgen door God de Vader voor aller oog als voldoende bezegeld, ons eerst geeft de waarachtige rust, weshalve het ten zeerste in overeenstemming met de geest der Schrift is ons de Opstandingsdag tot Dag des Heeren te verheffen, is ieder voorstander van sabatvieren op Zaterdag blijkbaar nog een verborgen zaak. (Chr. Enc. artikel Sabbatisten).

Zo viert dan de gemeente van Christus de Sabbat des Heeren, in de schepping gegrond, in de zedenwet voorgeschreven, doch zij doet dit niet als stond zij in het werkverbond of in het schemerlicht der schaduwen. Zij staat in het licht der verlossing en vervulling en zoekt bij God de rust te genieten, die daar is door Jezus Christus. Zij verlustigt zich in de Heere en zingt op Zijn dag:

Laat ons de rustdag wijden Met psalmen tot Gods eer, 't Is goed, o Opperheer, Dat w' ons in U verblijden. 't Zij d'ochtendstond vol zoetheid. Ons stelt Uw gunst in 't licht, 't Zij ons de nacht bericht Van Uwe trouiv en goedheid.

Psalm 92 vs. 1.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De Sabbat

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's