Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Dordtse leerregels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordtse leerregels

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk I. Artikel. 6. Dat God sommigen in de tijd met het geloof begiftigt, sommigen niet begiftigt, komt voort uit zijn eeuwig besluit. „Want God zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend". (Hand. 15 vs. 18), en „Hij werkt alle dingen naar de raad zijns willens". (Efeze 1 VS. 11). Naar welk besluit Hij de harten der uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk vermurwt en buigt om te geloven; maar degenen die niet zijn verkoren, naar zijn rechtvaardig oordeel, in hun boosheid en hardigheid laat. En hier is het, dat zich voornamelijk voor óns ontsluit die diepe, barmhartige en evenzeer rechtvaardige onderscheiding der mensen, zijnde in evengelijke staat des verderfs te weten het besluit van Verkiezing en Verwerping, in het Woord Gods geopenbaard. Hetwelk, evenals het de verkeerde, onreine en onvaste mensen verdraaien tot hun verderf, alzo den heiligen en Godvrezenden zielen een onuitsprekelijke troost geeft.

Eerst in dit artikel komt de belijdenis van de Dordtse Synode aan de predestinatie toe. Daarom lijkt het mij wel goed een overzicht van de gehele inhoud van dit artikel te geven, voordat ik de problemen er uit afzonderlijk behandel. Welke zijn de veronderstellingen van dit artikel ?

Eerst dit, dat het geloof niet aller is. Zo spreekt de Schrift. De ervaring bevestigt dit. Millioenen leven buiten de beademing van het evangelie. Maar ook in de landen, waar het evangelie van plaats tot plaats wordt gepredikt, zijn er velen die het verwerpen. Ook in de kerk sterven er velen in hun zonde. Dus dit mogen we als een vaststaand gegeven beschouwen, dat niet alle mensen tot het geloof komen. Deze eerste onderstelling kan geen gegronde tegenspraak ontmoeten. De tweede veronderstelling is, dat het geloof een gave Gods is. Dat sommigen geloven is niet een vrucht van hun eigen akker. Hier ligt wel de kern van de strijd met alle oude en nieuwe Arminianen. De laatsten prediken de mens. Uit de mens komt het geloof op. De mens is de beslissende factor. Hij gelooft of hij gelooft niet. Een Arminiaan hoeft daarbij Gods werk niet uit te schakelen. Integendeel, hij kan dat werk des Almachtig en zeer prijzen. Maar als het op de beslissing aankomt, geeft de mens de doorslag. ledere Arminiaan leert de genade. Doch hij leert niet de onwederstandelijke genade. Het opvallende hierbij is, dat de Arminiaan zijn gevoelen zoveel mogelijk verbergt. De tegenstanders van de bijbelse en gereformeerde leer gebruiken heel vaak gereformeerde woorden om ongereformeerde gedachten ingang te doen vinden. Ik neem als voorbeeld de stellingen der Remonstranten, die zij in 1610 bij de Staten van Holland indienden. Hun eerste stelling luidt: , , Dat God door een eeuwig en onveranderlijk besluit in Jezus Christus zijn Zoon, eer de grond der wereld gelegd was, besloten heeft, uit het gevallen zondige menselijk geslacht, diegenen in Christus om Christus' wil, en door Christus zalig te maken, die door de genade des Heiligen Geestes, in dezelven zijn Zoon Jezus Christus geloven en in hetzelfde geloof en de gehoorzaamheid des geloofs door dezelfde genade ten einde toe volharden zouden ; en daarentegen de onbekeerlijken en de ongelovigen in de zonde en onder de toorn te laten en te verdoemen als vreemd van Christus".

U ziet, voor de goedgelovige lezer klinkt het aardig. Het geloof is door de genade des Heiligen Geestes. Doch wat bedoelen zij met genade ? De medewerkende genade. God doet iets en nu doet de mens ook iets. Of: God doet veel, maar de mens doet toch ook nog iets. Voorts is het u duidelijk, dat volgens de Arminianen de gelovigen uitverkoren zijn. Daar zijn geen ongelovigen — gelijk elk van nature is — tot het geloof uitverkoren, maar zij zijn uitverkoren, die door de medewerkende genade Gods zouden geloven en volharden. In hun eigen artikel 4 belijden zij dan ook : , , maar wat de manier van de werking der genade zelf aangaat, deze is niet onwederstandelijk".

Kort gezegd: volgens de Arminiaan begiftigt de mens zichzelf met het geloof met Gods hulp.

Volgens de bijbels gereformeerde leer begiftigt God de mens met het geloof. Hij schenkt dat geloof echter niet aan allen. De Heere Jezus heeft dit laatste op meer dan één plaats duidelijk uitgesproken. Ik noem nu alleen maar Matth. 11 VS. 25, 26 en 13 vs. 11, Dat zijn van die uitspraken der Schrift, waar de taaiste Arminiaan zijn tanden op moet breken. Men kan van onder zulke duidelijke uitspraken van de Christus zelf alleen uit, als men zegt dat de Heere Jezus voor deze tijd niet in alles meer de Autoriteit der kerk is. Men heeft de Schrift voor de vraag van de , , Vrouw in het ambt" als autoriteit voor deze tijd reeds nietig verklaard en misschien zal men dit ook voor de Uitverkiezing doen. Daar mogen wij echter wel bedroefd om zijn, maar wij behoeven ons er niet zenuwachtig over te maken want de Heere zorgt zelf - wel voor de eer van Zijn Woord. De partij, die Gods Woord loslaat, zal het ondervinden : wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen.

Waarom schenkt God het geloof niet aan allen? Dat weten wij niet. De Almachtige heeft daar zijn eigen wijze en goede en rechtvaardige redenen voor, doch die zijn ons niet bekend gemaakt.

Aan wie schenkt de Heere dit geloof wel? Dat is nu de vraag. Begiftigt Hij de harde werkers of de onberispelijken of de bidders met dit geloof ? Wordt er op iets in de mens gelet ? Neen, zeggen de Leerregels, en zij verwijzen naar 2 Tim. 1 VS. 9: , , God heeft ons geroepen met een heilige roeping ; niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus vóór de tijden der eeuwen". Wat is dan het richtsnoer Gods, als het niet een werk, een houding, een gebed, een zoeken of wat ook van de mens is ? Dat richtsnoer volgens welke God met het geloof begiftigt is Zijn besluit. De Heere neemt redenen uit Zichzelf. Er is in de mens als zodanig alleen maar stof tot toorn. Maar nu heeft het God behaagd sommige mensen te verkiezen tot het geloof, met voorbijgang van anderen. Dat besluit is eeuwig.

We zullen bij dit punt nog afzonderlijk moeten handelen over het besluit en de eeuwigheid er van. Ook over de stelling van dr. Woelderink e.a., dat de verkiezing niet een besluit is, maar een daad in de tijd. Nu vestigen we er alleen de aandacht op, dat de Leerregels vijf plaatsen uit de H. Schrift aanhalen die getuigen dat God werkt volgens een eeuwig voornemen.

Daar ligt dus een besluit Gods. Ik zou zeggen, dat dit vanzelf spreekt. De Heere doet niets willekeurig. Hij werpt het lot niet, maar Hij houdt een raadslag in zichzelf. En volgens deze raadslag werkt Hij. Die raadslag is genomen vóór de grondlegging der wereld. Dan liggen daar in de tijd voor Hem de harde en boze harten der mensen, of de mensen met hun boze en harde harten. Daar is geen onderscheid. Niemand zou uit zichzelf tot het geloof komen. Ieder is afkering van Christus Jezus. Zij wijzen Hem allen verre van zich af. Maar de Drie-enige God laat zich daardoor niet afschrikken. De H. Geest gaat de harde harten der uitverkorenen breken. De Vader gaat naar Christus trekken. Zo gaat het met alle uitverkorenen. Doch de anderen gaat Hij voorbij. Die blijven in hun afkerigheid en verzet doorgaan. Die worden niet tegengehouden; zij worden niet onwederstandelijk tegenge­houden en omgebogen, hoeveel genade zij overigens ook mogen ontvangen. Wij moeten dus spreken van een , , onderscheiding der mensen". God maakt onderscheid, waar in de mensen geen onderscheid is. Wij zijn allen in „evengelijken staat des verderfs". Deze onderscheiding noemt artikel 6 een diepe onderscheiding. Dat zal niemand tegenspreken. Het is diep, omdat dit onderscheid voor eeuwig geldt en, omdat het de hele mens raakt. Door deze onderscheiding komt de een in de hemel der heerlijkheid en de ander blijft op de weg naar de hel der ellende, die hij of zij zelf gekozen heeft. Want wij mensen dienen wel niet de hel, doch wel de weg naar de hel. Daarom is het ook een rechtvaardige onderscheiding. De mens wordt niet boos of hard gemaakt Hij is boos en hard. Hij is van God afgevallen en de duivel toegevallen en begeert daar te blijven. Het is rechtvaardig, als God de mens zijn eigen zin geeft. De Heere geeft menigeen geweldige waarschuwingen, dringende vermaningen, bewerkingen door de H. Geest, want verworpenen krijgen deze ook, maar tenslotte krijgen zij hun zin en zij willen ook niet anders. Wie wil de rechtvaardigheid hiervan betwisten ? Des te groter is de barmhartigheid, die aan de uitverkorenen bewezen wordt. De Almachtige wordt hen de baas. Hij overreedt hen. Hij buigt hen over. Hij verbreekt hun tegenstand en brengt hen zo in de heerlijkheid. Dat is God aan niemand verplicht. Daarom heet het vrije genade. Deze onderscheiding nu komt niet uit willekeur of uit een haastige daad Gods, als ik daarvan spreken mag. Zij rust op een grondig overleg in God. Daar is toe besloten, in de Raad Gods. Het is Zijn welbehagen.

Waarom vinden de onvaste zielen hier hun verderf in ? Omdat zij dat besluit Gods verdraaien en het zó voorstellen, dat zij zelf nog iets tot hun zaligheid kunnen doen.

Wanneer zij als machtelozen en volkomen goddelozen, als onwilligen, die gans van de genade afhangen, tot God wilden komen, zouden zij nog gered kunnen worden. Maar de Godvrezenden vinden er een troost in. Zij weten dat het besluit Gods voor eeuwig vast ligt. Als het van hun eigen besluit afhing, kon het vandaag nog veranderen. Maar nu hun zaligheid afhangt van Gods eeuwig besluit, staat het ook onveranderlijk vast, dat zij zalig zullen worden. Zij kunnen er zich niet uitzondigen, want de Heere houdt hen vast.

Dat is de korte inhoud van artikel 6. De volgende keer wil ik graag op de afzonderlijke punten ingaan. Maar ieder moge het duidelijk zijn, dat er geen andere weg tot de zaligheid is naar de Schriften, dan de weg van Romeinen 8 : Die God tevoren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen ; en die Hij geroepen heeft deze heeft Hij ook gerechtvaardigd ; en die Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft Hij ook verheerlijkt.

De Dordtse Leerregels doen niet anders dan het Woord Gods weergeven. Wie zou ze durven verwerpen ? Alleen hij, die meent dat de mens het zelf kan, die verwerpt onder gereformeerde woorden vaak, de vrije genade.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De Dordtse leerregels

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's