Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN STAAT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN STAAT

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe is de verhouding tussen Kerk en Staat.

Wij hebben in één der eerste artikelen opgemerkt, dat het Herderlijk Schrijven zich gemakkelijk van deze zaak afmaakt. Prof. van Ruler vindt dit de eigenlijke fout van het Herderlijk Schrijven : , , de uitdrukkelijke verloochening van het theocratisch visioen aangaande de verhouding van Kerk en Staat", zoals hij het uitdrukt. (Blz. 34).

Van prof. van Ruler kunnen wij begrijpen, dat hij dit zeer ernstig neemt, vanwege het visioen, waaraan hij verknocht is, doch ook zonder zijn visioen, eenvoudig orthodox gedacht, moet het als een groot misverstand worden aangerekend, dat de Synode aan deze kwestie voorbij gaat.

Aan de staat en de staatkundige vorm kennen wij niet de betekenis toe, welke prof. van Ruler daaraan toeschrijft, doch een Synode moet ernst maken met het feit, dat de Heilige Schrift de Overheid Gods dienaresse noemt. En dat komt in het Herderlijk Schrijven niet tot zijn recht.

Omdat het er staat, geloven wij, dat de Overheden altijd en onder alle om­ standigheden aan God dienstbaar zijn en dat God — wij konden hier ook schrijven Christus — mede door de hand van de overheden, Gods Raad vervult. Wij konden ook zeggen Christus, omdat Hem alle macht is gegeven in de hemel en op de aarde.

Dat is echter een dienen in onwetendheid, mogelijk zelfs in goddeloosheid, in plaats van uit een welbewust roepingsbesef en uit vreze Gods.

Op zich zelf ligt hierin reeds een aanwijzing voor de profetische roeping van de gemeente des Heeren om de Overheid op haar van God bevolen taak en roeping te wijzen. Daarmede staan wij derhalve reeds midden in de zaak van de verhouding van Kerk en Overheid.

Wij spreken met de Schrift liever van Overheid dan van Staat. Dat is trouwens ook juister. De Staat is geen persoon en kan ook niet ter verantwoording worden geroepen. Persoon en verantwoordelijkheid horen bij elkander. Overheden zijn altijd personen. Daarom verdient het aanbeveling om van Overheid te spreken.

Er is een verhouding tussen Kerk en Overheid reeds krachtens beider roeping, omdat zij met dezelfde God van doen hebben.

Men kan wel zeggen, dat zij beide die God dienen en behoren te dienen elk in haar eigen roeping en dat zij derhalve in die dienst verbonden zijn. Dat is ook zo, maar dat is toch wat erg vlak, omdat er zo groot onderscheid is tussen de dienst van de Kerk en die van de Overheid, althans wat de aard \an de dienst aangaat.

Denk b.v. aan de Overheden in het heidenland. Van haar geldt zonder enige twijfel ook, dat zij dienaressen Gods zijn, ondanks haar heidendom. Rom. 13 spreekt immers van de Overheid in het algemeen, van de „machten", over ons gesteld, terwijl van zo iets als een Christelijke Overheid in de historie nog geen sprake was. Het woord van Rom. 13 geldt ook de Romeinse Overheid.

De kerstening van volk en Overheid tengevolge van de zegetocht des Evangelies in een wereld van heidenen maakt de Overheid niet tot dienaresse Gods, of meer tot dienaresse Gods, want zij was het reeds, ondanks haar heidense onwetendheid.

Neen, de kerstening maakt de Overheid tot bewuste dienaresse Gods. Kerstening betekent, dat het licht der bijzondere openbaring over het leven is opgegaan, zodat het Evangelie der genade Gods ingang verkreeg in de harten en roept tot bekering van het heidendom. Kerstening is doorwerking van het Woord Gods tot vernieuwing des levens door de uitnemende kennis van Christus.

Naarmate de wederbarende kracht van het Woord een krachtig kerkelijk leven wekt in een volk, zal zij ook naar buiten haar invloed doen gevoelen. Zij zal ook de kennis vermeerderen van Gods wil aangaande de verschillende levensverhoudingen en er toe uitdrijven dienovereenkomstig vorm en gestalte te geven aan het volksleven.

Het openbaar aangezicht der natie zal de trekken der Christelijke religie gaan vertenen, om met Calvijn te spreken, terwijl de trekken van de heidense afgoderij allengs worden uitgewist.

Het is n.l. zó, dat ook de heidense sociale en politieke saamleving een religieus karakter draagt.

Het verband tussen religie en Overheid wordt in het heidenland zelfs zeer sterk gevoeld. Zó sterk, dat de Staatsgodsdienst kenmerkend is voor de heidense Staat en wie niet offert op het altaar van Staat, die weigert ere te biengen aan wie de Staat tot goden verhief, stelt zich aan vervolging bloot.

Geen deel aan de godsdienst van Slaat, geen recht op zijn gemeenschap en bescherming. Het burgerrecht is tot op zekere hoogte in de religieuse gemeensenap gegrond en draagt in de heidense Staat nog altoos enige herinnering aan het religieus karakter van de primitieve saarnleving. De religie drukt maar niet een stempel op het leven van de stam, maar de stam is een religieuse gemeenschap, en de heidense Staat blijft altijd nog iets van dien aard behouden.

Het gezag der vaderen, op wie in de oorspronkelijke patriarchale orde de overheidsroeping rustte, vindt zijn kracht en uitwerking ongetwijfeld in de religie. Een revolutionair vuistrecht mag het gezag .van bruten van het slag van Lamech (Genesis 4 : 23 v.) aanvankelijk hebben gesteund, de geschiedenis kan aantonen dat 't duurzaam gezag van de overheden, die de patriarchale orde verbroken hebben, evenzeer zijn fundament heeft in het religieuse leven en de Schrift leert, dat God zelf de Overheid het zwaard in de hand geeft om het gezag te handhaven.

Wij behoeven er dus niet aan te twijfelen dat religie en overheidsgezag met elkander in nauwe betrekking staan, en dat ook daarom Staatkunde en religie niet van elkander kunnen worden losgemaakt dan ten koste van het welzijn der natie.

Men schermt zo gaarne met de woorden, wat God heeft saamgevoegd, scheide de mens niet, maar in dit verband mag men dit woord zeker waarschuwend toepassen. De z.g. neutrale Staat is een onding, een goddeloos wanbegrip. Deze laat zich even weinig verwezenlijken als een neutrale ziel.

Hersenschimmen als deze kunnen opkomen in een verwaten revolutionair brein van wijsgeren en moralisten, die blind zijn voor de ware grond van de welstand van het gemenebest, waarin zij leven en gelegenheid vinden dergelijke dwalingen te propageren. Zodra deze aanhang verkrijgen, is een begin gemaakt aan de ondermijning van die welstand.

Hoe nu, als het Evangelie in de heidense saamleving binnentreedt en de Kerk daarin begint tot openbaring te komen ?

Het antwoord kan niet twijfelachtig zijn. Immers de Christelijke religie kan niet, wat het heidendom wèl kan. Als de ene heidense Staat de andere overwint en verovert, de ene religieuse gemeenschap de andere onder de voet loopt, worden de goden van de overwinnaar als de sterkere overgenomen, soms ook verbindt de overwinnaar de verering van de overwonnen goden aan die van de zijnen en ontstaat er een vermenging en saamgroeiing van éfediensten.

De godsdienst van de Christus der Schriften laat zich echter niet vermengen met de verering der afgoden. De Heere is een enig Heere. Hij is de Schepper van hemel en aarde, de almachtige en alleen waarachtige God.

De Overheid is dienaresse van deze God, zoals Hij uit Zijn Woord gekend wordt. Dus de Overheid zal haar taak hebben te vervullen naar Zijn wil en niet naar de aanwijzingen der heidense afgodenpriesters.

Heeft de heidense godsdienst het leven in verschillende gebieden en afdelingen verdeeld, welke als departementen aan de zorg van de bijzondere goden worden toevertrouwd, de God der Schriften eist het ganse leven vóór Zich op. Hij kondigt zich aan als de Schepper van hemel en aarde. De Heere regeert. Zijn heerschappij gaat over alles. En Hij wil gediend worden, niet op de wijze als de mens zou uitmaken, maar zoals Hij gediend wil zijn en vordert gehoorzaamheid in de verschillende levensverhoudingen naar Zijn gebod.

Dat gaat niet alles ineens, maar het betekent allengs een algehele ommekeer in het leven van een volk, wanneer het Evangelie doorwerkt en een krachtig kerkelijk leven doet ontstaan als een centrum van geestelijke kracht, puttende uit de overvloedige bron der goddelijke genade in Christus.

De kerk gaat zich in het midden van het volksleven openbaren in haar geheel enig, van alle instituut en vereniging op aarde onderscheiden geestelijk karakter, krachtens hetwelk zij ook een geheel enige en zelfstandige plaats in het volksleven opeist en bij voortgaande groei in de genade en kennis ook innemen zal.

Juist daarom zal zij in de aanvang harer openbaring in het heidenland, als zij nog slechts enkelingen telt, in deze eerste getuigen allerwegen in botsing komen met de heidense godsdienst niet alleen, maar óok en vooral met de heidense instellingen en de eredienst van Staat.

Eerst, wanneer zij haar aanhangers en getuigen gaat winnen onder de voornamen en regenten, zal het eerste gevolg een mildere bejegening zijn, en straks wordt de Overheid genoopt om niet alleen ernstig rekening met haar te houden, maar zich ook te bezinnen op haar geheel enig karakter als getuige van de enige en waarachtige' God en op haar getuigenis.

Overigens kan men zich indenken dat het heidenland, dat de doorwerking van het Evangelie ervaart, deze neemt als een overwinning van de God der Christenen over de goden van de Staat. Men kan zich voorstellen, dat een keizer besluit de Christelijke religie tot godsdienst van de Staat te verheffen, zoals dit het geval was bij Constantijn de Grote. De oude goden werden officieel ingeruild tegen de nieuwe godsdienst, om niet te zeggen tegen de God der Christenen.

Het zou echter wel blijken, dat de kerk met deze schikking toch geen genoegen kan nemen. De Christelijke religie laat zich zo maar niet in de plaats van de politieke verering van een heidens godendom plaatsen. Er volgt een periode van nieuwe strijd : de strijd tussen Kerk en Staat, of liever tussen Kerk en Overheid, over beider gezag, beider roeping, beider taak.

Alleen, men twijfelde niet aan het feit, dat beide, Kerk en Overheid, een roeping van Godswege hebben, zodat zij ook met elkander te rekenen hebben.

Een van de meest revolutionaire karaktertrekken van de moderne geest wordt daarin openbaar, dat niet alleen twijfel aan, maar brutale ontkenning van deze dingen openlijk worden geleerd en gepropageerd, waarmede men zich zelf achterstelt bij het heidendom.

Het is daarom te betreuren, dat het Herderlijk Schrijven van de verhouding van Kerk en Overheid, op een enkele simpele opmerking na, zwijgt, en geen stelling neemt tegen modern ongeloof en indifferentisme, door een krachtig getuigenis tot de Overheid om haar te herinneren aan haar roeping als Gods dienaresse — en tot het volk om gedachtig aan de roeping der Overheid door persoonlijk en gemeenschappelijk streven er toe mede te werken en te bevorderen, dat ons volksleven de trekken van de Christelijke religie vertone.

In stede van zulk een vermaning worden zij, die de nood gevoelen, nog zachtkens afgemaand van de weg, waarin de Christelijke organisaties althans een poging aanwenden om dit te betrachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

KERK EN STAAT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's